Een Egyptische mummie van duizenden jaren oud komt in een kwajongensavontuur weer tot leven. De comeback van de omzwachtelde huivermythe: “The Mummy”.

De nieuwe versie van “The Mummy” volgt in grote lijnen de gotische klassieker uit 1932, maar voegt aan de vertrouwde formule (een combinatie van huiver, exotische sensatie en archeologische clichés) twee eigentijdse ingrediënten toe: een “Raiders of the Lost Ark”-achtig jongensavontuur en de meest geavanceerde special effects.

De proloog van de film voert ons mee naar het oude Egypte van 1290 vóór Christus, en toont de noodlottige afloop van de verboden liefde tussen de hogepriester Imhotep en zijn minnares Anck-su-Namun. Na de moord op farao Seti slaat de ontrouwe prinses de hand aan zichzelf, hopend dat Imhotep haar dankzij zijn toverkunstjes uit de dood zal doen ontwaken. Maar Imhotep wordt levend begraven in de Dodenstad Hamunaptra.

Regisseur Stephen Sommers filmt deze mooi gestileerde minifilm in een sprookjesachtige hiëratische stijl: plechtig voorbijschuivende hogepriesters, farao’s, soldaten en prinsessen in strak en symmetrisch gekadreerde monumentale decors, de eeuwige bouwwerken net als de duizenden figuranten mooi ingevuld door de computer, en net voldoende irreëel en magisch om een lang vervlogen exotische wereld op te roepen.

Dan kan het eigenlijke verhaal beginnen, dat speelt in de jaren twintig, de periode van de grote archeologische expedities. Een Amerikaanse avonturier, Rick O’Donnell ( Brendan Fraser), een Engelse nietsnut ( John Hannah) en zijn zuster Evelyn, een gebrilde bibliothecaresse ( Rachel Weisz), gaan op zoek naar de bedolven schat van Hamunaptra. Ze krijgen daarbij af te rekenen met een rivaliserende expeditie en Arabische krijgers, geleid door Ardeth Bay, die erover moet waken dat Imhotep rustig in zijn graf blijft. Het duurt natuurlijk niet lang, of een stommiteit van een van de avonturiers laat Imhoteps eeuwenoude vloek in vervulling gaan. Dit opent voor de filmmakers een doos van Pandora aan speciale effecten. De tot leven gewekte, verraderlijke hogepriester is een door kevers opgepeuzelde, volledig uitgeholde mummie, een klein wonder van gecompliceerde computer-animated shots. Imhotep blijft echter niet lang een geraamte, beetje bij beetje krijgt hij vel en vlees over de beenderen. Hij achtervolgt de grafschenders tot in Caïro en telkens als hij er eentje doodt, ontleent hij ook een bij hem ontbrekend lichaamsdeel. Een beetje zoals de film zelf, die zonder enige valse schaamte uit alle vorige mummiefilms de beste vondsten bij elkaar scharrelt.

Natuurlijk zet de liederlijke priester zijn zinnen op Evelyn, die hij zal offeren om zijn eeuwenoude geliefde te doen verrijzen.

Meer dan tien jaar probeerde Universal een nieuwe Mummiefilm uit de startblokken te krijgen. De scenaristen en regisseurs volgden elkaar op – onder wie George Romero, Joe Dante, Clive Barker en John Sayles. Naar verluidt was het een kwestie van het vinden van de juiste toon: geen pure horror, maar ook geen regelrechte camp. Uiteindelijk werd gekozen voor het concept van schrijver-regisseur Stephen Sommers, dat meer voor het romantisch avontuur koos dan voor de griezelformule. Zodra Rick en Evelyn geïntroduceerd worden en elkaar niet kunnen luchten, weet de toeschouwer meteen dat ze voor elkaar geboren zijn.

EEN LEGERTJE ZOMBIESKELETTEN

Het is nu alleen nog een kwestie van ze door een met vele obstakels versierd parcours te loodsen, vooraleer ze ook in elkaars armen mogen vallen. De spreekwoordelijke onversaagde held en het meisje in nood worden niet alleen achternagezeten door de omzwachtelde griezel, maar krijgen ook alle plagen van Egypte over zich uitgestort. De bedreigingen, booby-traps en cliffhanger-ontsnappingen volgen elkaar in ijltempo op: van akelige insecten tot een legertje zombieskeletten, van levende zandstormen tot rivieren van bloed, van gehersenspoelde horden tot plunderaarsbenden, van angst om levend begraven te worden in tempels vol valstrikken tot de vrees om een vitaal orgaan kwijt te spelen.

“The Mummy” bevat geen jota originaliteit, maar stapelt de clichés van het genre zo vrolijk op elkaar dat het aanstekelijk werkt.

De speciale effecten mogen dan nog ultragesofistikeerd zijn, diep in zijn hart is “The Mummy” een ouderwets kwajongensavontuur. Wat niet zo verwonderlijk is als we Sommers’ filmografie bekijken, met naast twee verfilmde jeugdboeken (Mark Twains “Huckleberry Finn” en een live-action-versie van Kiplings “The Jungle Book”) ook de kordate B-film “Deep Rising”. Brendan Fraser vindt het juiste evenwicht tussen zelfspot en robuuste heldhaftigheid en is bijgevolg perfect als een junior Indiana Jones; Rachel Weisz is leuk in haar variatie van de leergierige oude vrijster die naar romantische vervoering hunkert.

In politiek correct Amerika namen sommigen aanstoot aan de zogezegd beledigende Arabische stereotypes – alle Egyptenaren zijn vies, onwelriekend, laf en moordlustig. Aangezien alle Britten pompeuze knoeiers zijn en alle Amerikanen brutale fortuinjagers, zijn deze verwijten bezwaarlijk ernstig op te nemen. De kniesoor die hierover valt, heeft zich duidelijk van film vergist.

Patrick Duynslaegher

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content