David Van Reybrouck schreef met zijn Boekenweekessay Zink een verhaal over hoe de grote geschiedenis het leven van de kleine man overhoop kan gooien. ‘Wat er in het interbellum met de Duitstalige Belgen is gebeurd, is een ongelooflijke les voor vandaag.’

Europa wordt overspoeld door vluchtelingen, in Amerika doet een man die is opgebouwd uit gelijke delen demagogie en zakelijk opportunisme een gooi naar het presidentschap, en David Van Reybrouck neemt de lezers van zijn Boekenweekessay mee naar Neutraal Moresnet, het haast vergeten landje dat tussen 1816 en 1919 tussen België, Duitsland en Nederland lag geprangd. Maar het is geen vlucht in de geschiedenis. Het verhaal van dit historische curiosum bevat tal van waarschuwingen voor onze tijd.

Neutraal Moresnet ontstond 200 jaar geleden. Op 26 juni 1816 zetten de onderhandelaars van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden en Pruisen hun handtekeningen onder het Traktaat van Aken, waarin de precieze loop van de grens tussen de twee landen was vastgelegd – van Mook, bij Nijmegen, tot Schengen, het dorpje in het uiterste zuiden van Luxemburg waar ruim een eeuw later de Europese binnengrenzen zouden worden opengezet. Maar ze waren het niet over de hele lengte van de grens eens geraakt. Tussen het huidige drielandenpunt bij Vaals en de steenweg van Aken naar Luik, die de gemeente Moresnet doorkruist, lag een strook land waar beide koninkrijken aanspraak op bleven maken. Het gebied was niet groot, zo’n drie vierkante kilometer, en er woonden amper 256 mensen. Twistpunt was de zinkmijn die er lag, de grootste van heel Europa.

Als er in het Traktaat van Aken al iets is beslist over dit gebied, dan wel dat er niets is beslist. Er waren ‘nadere maatregelen’ nodig. In afwachting daarvan werd er een driehoek om de mijn getekend, die aan ‘gemeenschappelijk beheer’ onderworpen zou zijn en die ‘door geen der beide mogendheden met krijgsvolk bezet zal mogen worden’. Neutraal Moresnet is geboren en een wonderlijke geschiedenis vol diplomatiek gesteggel, vluchtelingen, gelukszoekers, paternalistisch corporatisme en democratische tekorten gaat van start. Een onwerkelijk verhaal is het, en ook weer helemaal niet.

De Boekenweek richt zich dit jaar op Duitsland. Hoe bent u bij Neutraal Moresnet terechtgekomen als onderwerp van uw essay?

DAVID VAN REYBROUCK: Ik heb eerst getwijfeld of ik de opdracht wel zou aannemen: ik kon niet meteen een onderwerp bedenken dat gelinkt was aan Duitsland. Maar ik bedacht dat ik eigenlijk al heel lang iets wilde schrijven over Neutraal Moresnet, dat we meer dan een eeuw met Duitsland hebben gedeeld. Vlak nadat ik had toegezegd, sprak ik toevallig met de Duitstalige Belgische actrice Katja Rixen. Zij vertelde me dat haar grootvader, Emil Rixen, uit Neutraal Moresnet kwam. Die man bleek zo’n ongelooflijk levensverhaal te hebben dat ik gelijk een personage had om mijn verhaal aan op te hangen. Een beetje zoals ik dat ook in Congo heb gedaan.

Wat maakte die Emil Rixen zo geschikt?

VAN REYBROUCK: Eigenlijk werd hij vrij laat in het verhaal geboren, in 1903 pas, maar juist daardoor heeft hij alle verwikkelingen meegemaakt rond dat gebied, en van Duitstalig België in het algemeen. Hij kwam ter wereld in Kelmis, de ‘hoofdstad’ van Neutraal Moresnet, als onecht kind van een Duitse industrieel en een dienstmeisje; tijdens de Eerste Wereldoorlog werd het gebied bezet door Duitsland; en na de oorlog werd het bij België gevoegd en herdoopt tot Kelmis: Emil was toen dus al aan zijn derde nationaliteit toe. Hij had ondertussen ook de leeftijd bereikt waarop hij zijn legerdienst moest vervullen. Hij kreeg een Belgisch uniform en werd ingedeeld bij de strijdkrachten die het Rijnland bezet hielden, omdat de Duitse herstelbetalingen uitbleven. En nu hij toch in de buurt was, ging hij zijn biologische vader opzoeken. In zijn Belgische uniform! Laten we zeggen dat dat niet goed afgelopen is (lacht).

Vervolgens ontmoette Emil op de kermis van Kelmis een Nederlandse vrouw met wie hij trouwde en uiteindelijk elf kinderen zou krijgen. Hun zevende, een zoon, werd geboren tijdens de Tweede Wereldoorlog. Duitsland had het voormalige Moresnet toen opnieuw ingelijfd, en volgens de gebruiken van de nieuwe machthebbers had die jongen eigenlijk Hermann Göring als peetvader moeten krijgen. Zijn ouders hebben hem toch maar Leopold genoemd, naar Belgische traditie. Roepnaam: Leo, om niet te veel argwaan te wekken.

Helemaal aan het eind van de oorlog, Emil was toen al boven de veertig, werd hij alsnog opgevorderd voor het Duitse leger en moest hij in naziuniform in België gaan vechten. Hij deserteerde, maar werd toch gearresteerd door het verzet en linea recta naar het gevangenenkamp in Cherbourg gestuurd, in Normandië. Dat is een geschiedenis die wij heel slecht kennen. In Cherbourg werden in totaal 1 miljoen mensen ondergebracht, vooral Duitse soldaten. En die zaten niet in barakken. Ze moesten zelf hun kampementen bouwen. Dat was de jungle van Calais, maar dan gesticht door de geallieerden. Kacheltjes improviseerden ze met kisten waar ze een gat in sloegen en een buis in stopten. Werden ze niet ziek door het gure weer, dan wel van het inhaleren van de rook. Emils longen zijn daar kapotgegaan. Na zijn thuiskomst – Kelmis lag ondertussen weer in België – heeft hij nog een paar jaar kunnen werken en daarna twee decennia hoestend aan het raam gezeten.

Dat kamp van Cherbourg is voor veel van zijn bewoners een groot trauma geworden. En Emil zat daar dus als belgicist tussen de nazi’s. Hij was niet eens Duitser. Of ja, dat was net het probleem, want wat wás hij nu? Hij is vijf keer van nationaliteit veranderd zonder één keer te verhuizen. Zijn levensverhaal is in een notendop het drama dat zich in Duitstalig België heeft afgespeeld.

Een grens is dus niet iets om lichtzinnig mee om te springen, zoals we misschien ook nu weer beginnen te beseffen?

VAN REYBROUCK: Inderdaad. Onze generatie is gevormd door verdwijnende grenzen: de val van de Muur, het Verdrag van Schengen. Nu worden we opnieuw – en zeer brutaal – geconfronteerd met die vraag naar grenzen. Eigenlijk weten we niet wat we daar in de eenentwintigste eeuw mee aan moeten. Het publieke debat is verdeeld in twee kampen: zij die alle grenzen willen uitvlakken en zij die muren van zes meter hoog willen optrekken. Volgens mij zijn beide opties heilloos.

Neutraal Moresnet levert ook niet echt inspiratie voor een alternatief.

VAN REYBROUCK: Nee. Moresnet was omzoomd door paaltjes en er was maar één veldwachter, dus kon iedereen ongestoord het land in en uit. Ongewenst zwangere vrouwen, zoals Emils moeder, maar ook dienstweigeraars, smokkelaars, misdadigers, noem maar op. Moresnet werd overwegend bevolkt door brave arbeiders, maar er was dus ook die schaduwkant, doordat het Traktaat van Aken eigenlijk niets had geregeld. De napoleontische wetten bleven er gelden, er was geen dienstplicht, er waren weinig regels en er heerste een aantrekkelijk belastingklimaat. Het was een soort eldorado, dat natuurlijk heel wat avonturiers aantrok. Maar als je het vergelijkt met vandaag…

Kijk, de oorlogsvluchtelingen uit Syrië moeten worden geholpen. Dat is een humanitair recht. Je kunt daar niet van afwijken, en dat moeten we ook niet willen doen. Natuurlijk zie je dat in hun kielzog hele golven meekomen, vanuit Tunesië, de Balkan, Marokko enzovoort. En ik weet niet goed hoe je daarmee moet omgaan. De Nederlandse socioloog Willem Schinkel zegt: grenzen zijn per definitie een vorm van discriminatie. Theoretisch is dat juist. Als je gelooft dat elke burger die op deze wereld geboren wordt gelijke kansen moet krijgen, zijn grenzen obstakels tot die gelijkheid. En toch… Er was op een gegeven moment een draagvlak om Syrische vluchtelingen in België toe te laten. Zelfs de werkgeversorganisaties zeiden: wij zullen ervoor zorgen dat die mensen snel tot de arbeidsmarkt kunnen toetreden. Dat is goed nieuws. Maar ik zie niet goed in hoe je een nieuwe golf migranten kunt opvangen terwijl er hier nog twee, drie vorige golven zitten die totaal aan hun lot zijn overgelaten. En die nu in Molenbeek naar de wapens hebben gegrepen.

De verhouding tussen immigratie en integratie is cruciaal. Na een tijd zul je moeten zeggen: we hebben nu zo veel nieuwe migranten toegelaten en we zullen er nu op inzetten om hun integratie optimaal te laten verlopen. Maar dat gebeurt niet. Integendeel: alle inspanningen die nu gedaan worden in Molenbeek zijn een vorm van repressie die extreem problematisch is.

Wordt daar een historische fout gemaakt?

VAN REYBROUCK: Ik zie in ieder geval een parallel met de geschiedenis van de Oostkantons. Wat er in het interbellum met de Duitstalige Belgen is gebeurd, is een ongelooflijke les voor vandaag. Die mensen groeiden op in een land waar ze zelf niet voor hadden gekozen, waar ze niet écht deel van uitmaakten. Eind jaren twintig, begin jaren dertig zie je dat de Duitstalige Belgen steeds pro-Duitser worden. Er ontstaat een politieke partij. Het Belgische parlement raakt in paniek en keurt een wet goed die toestaat om de nationaliteit af te nemen van Belgen die niet loyaal zijn. Zoals ze dat nu in Frankrijk hebben beslist, en waarop ook in België en Nederland wordt aangestuurd. Die wet wordt vier keer toegepast, en wel op de kopstukken van die pro-Duitse partij. Die partij is daardoor verdwenen, maar het gevolg was wel dat er een nieuwe partij opstond die schaamteloos fascistisch was. Dat is wat er gebeurt als je mensen hun nationaliteit afneemt. Er wordt ten onrechte gedacht dat je zo een kwaad kunt bestrijden – alsof het iets uitmaakt of iemand Le Bataclan overhoopschiet met een Belgische identiteitskaart in zijn achterzak of niet.

Vandaag zijn de Duitstaligen juist de loyaalsten aller Belgen. En hoe is dat gelukt? In eerste instantie door (in 1977, nvdr.) de Belgischer Rundfunk (BRF) op te richten, zodat de bevolking niet meer naar de Duitse radio hoefde te luisteren. En vervolgens door hun politieke rechten te geven. Véél rechten. Ik denk dat er weinig bevolkingsgroepen van 70.000 mensen zijn die een eigen parlement en een minister-president hebben.

Hoe was dat voor de mensen in Neutraal Moresnet, die haast zonder identiteit en zonder rechten leefden?

VAN REYBROUCK: Er waren twee regeringscommissarissen: één voor Nederland en vanaf 1830 voor België; en één voor Pruisen, vanaf 1870 opgevolgd door Duitsland. De feitelijke macht lag bij de burgemeester en bij Vieille-Montagne, de maatschappij die de zinkmijn exploiteerde. Vieille-Montagne bedreef een paternalistisch soort kapitalisme door zijn arbeiders tamelijk goed te verwennen. Onderwijs, ziektezorg en huisvesting waren geregeld. Daardoor is de arbeidersbevolking nooit tot zware vormen van rebellie overgegaan.

Was dat niet vooral te danken aan de napoleontische wetten, die staken strafbaar stelden? Vieille-Montagne had er alle belang bij om zijn arbeiders tevreden te houden: terwijl er in de omringende landen sociale wetgevingen werden doorgevoerd, gebeurde er in Neutraal Moresnet niks. Geen kortere werkdagen en -weken, geen verbeterde arbeidsomstandigheden, geen pensioenen. Was dat eigenlijk geen vorm van corporate governance waar bedrijfsleiders nu alleen van kunnen dromen?

VAN REYBROUCK: Zeker. Maar is meer dan staken alleen. Veel mensen verdienden bij in de smokkel – proletariër overdag, minikapitalist ’s nachts. Dat heeft het sociaal protest zeker tegengehouden. En misschien nam het ook wel andere vormen aan. Drankgebruik, bordeelbezoek en gokken, daar stond volgens diezelfde napoleontische wetten geen straf op. In Congo heb ik geleerd dat sociaal protest ook etnische of zelfs religieuze vormen kan aannemen.

Overigens, de vorm van corporate governance waarover u het hebt, is ook in onze koloniën uitgebreid toegepast. Union Minière deed in Katanga bijvoorbeeld helemaal dezelfde als Vieille-Montagne in Moresnet. Je zorgt dat je bedrijf het leven van de arbeiders van de wieg tot het graf in goede banen leidt: je laat hen hard werken, je bouwt huizen, zorgt voor onderwijs, voor religieuze faciliteiten. Veel Japanse bedrijven doen dat nog steeds. Zo kun je een groot deel van de bevolking decennialang tamelijk gelukkig laten zijn. Maar die ballon gaat niet eeuwig op. Voorwaarde voor zo’n systeem is lage scholing en een beperkt inzicht in wat er in de rest van de wereld gebeurt. De bisschop van Katanga en de directeur van Union Minière spraken bijvoorbeeld met elkaar af: houden jullie ze braaf, dan houden wij ze dom. Maar dat gaat niet eeuwig goed. Zodra dat je een generatie hebt die middelbaar onderwijs heeft gevolgd, ontstaat er verontwaardiging. Het interessante aan Moresnet is dat die verontwaardiging er daar pas in de twintigste eeuw is gekomen – en dat dan nog bij ons om de hoek.

Toch vinden sommigen het ook in democratieën aantrekkelijk om een bedrijfsleider als president te kiezen. Dingt Donald Trump immers niet naar de positie van ceo van de Verenigde Staten?

VAN REYBROUCK: Ik zat ooit met Diederik Samsom (partijleider van de PvdA in Nederland, nvdr.) in een debat over democratie. Hij zei toen: ‘Noem me naïef, maar volgens mij zijn de Amerikaanse presidentsverkiezingen het hoogtepunt van de westerse democratie.’ Ik heb hem toen geantwoord: ‘Diederik, je bent naïef.’

Terwijl de kiezer in sommige van die voorverkiezingen toch wordt gevraagd om naar een vergadering te komen en zich intensief met het verkiezingsproces bezig te houden.

VAN REYBROUCK: Sommige van de caucuses vinden plaats in een G1000-achtige setting, dat klopt. Maar in de zeven staten waar de Republikeinen met een caucus werken, wint Trump er twee. In de elf waar ze zonder overleg kiezen, haalt hij er tien binnen. Verkiezingen maken een figuur als Trump mogelijk. Mensen die voor hem stemmen, hoeven zich niet in te werken in de materie, hoeven niet met elkaar te overleggen. En met alle respect voor Diederik Samsom, maar als er nu één democratie is die totaal wordt bepaald door de financiering van het bedrijfsleven, dan wel de Amerikaanse.

Princeton University heeft vorig jaar een rapport uitgebracht waarin staat dat de Verenigde Staten formeel geen democratie meer zijn – we hebben het hier over een grote universiteit, hè, niet over een bolsjewistisch achterafcafeetje. Ze keken naar de verlangens van het bedrijfsleven, de verlangens van de bevolking en de beslissingen van de overheid. Wat blijkt? Dat de beslissingen van de Amerikaanse overheid de belangen van het bedrijfsleven stelselmatig het dichtst benaderen. Het tweede punt is dat de voorverkiezingen zo zijn georganiseerd dat Iowa en New Hampshire, twee relatief onbeduidende staten, als eerste mogen stemmen. Wie daar wint, krijgt zo veel landelijke persaandacht dat de race al voor een groot deel gelopen is. Daar komt nog bij dat de getrapte verkiezingen – waarin er eerst kiesmannen gekozen worden, die vervolgens op een centraal punt een kandidaat moeten nomineren – uiteraard bedacht zijn toen er nog geen televisie bestond, en mensen het land nog met de diligence moesten doorkruisen. Dat systeem is gewoon niet op de eenentwintigste eeuw berekend.

In de selectie van de adviesraad van Neutraal Moresnet zat een element van loting, iets waarvoor u hebt gepleit in Tegen verkiezingen, uw vorige essay. Maar ik neem aan dat het systeem-Moresnet uw ideaal niet echt benadert?

VAN REYBROUCK: Nee, dat systeem was extreem antidemocratisch. De burgemeester stelde een lijst op van twintig namen, waarvan de regeringscommissarissen er tien selecteerden, en na tien jaar werden er vijf mensen uitgeloot: dat is loting om te bepalen welke aristocraat niet meer mag regeren. Ik pleit voor loting om te beslissen welke burger mee mag komen praten. Een tamelijk groot verschil, maar toen ik het las, moest ik ontzettend lachen: bleek er toch een klein verband te zijn met mijn vorige boek (lacht).

Was het dan al paternalisme, kapitalisme en aristocratie wat de klok sloeg in Neutraal Moresnet?

VAN REYBROUCK: Toch niet. Ik denk aan het moment in 1906 waarop de illustere bedrijfsarts Wilhelm Molly in contact komt met professor Gustave Roy, een groot voorvechter van het Esperanto. Ze vatten het idee op om van Neutraal Moresnet een Esperantostaat te maken met als naam Amikejo. Tegenwoordig heeft het Esperanto een beetje een duf imago, maar je mag de impact ervan in Moresnet vergelijken met die van de Piratenpartij vandaag. Het plan van Molly en Roy was echt vernieuwend, internationalistisch, pacifistisch… Bovendien was het een poging om hun land een eigen taal te geven, een eigen volkslied, en om er dan ook nog eens de hoofdstad van te maken van een belangrijke internationale beweging.

Ik wil daar niet lacherig over doen. Iedereen spreekt nu Engels, dus de droom van het Esperanto is gerealiseerd. Enige nadeel is dat Engels geen kunsttaal is. Je moet maar eens proberen om als jonge academicus in Vlaanderen of Nederland een artikel gepubliceerd te krijgen: je hebt zo’n enorm nadeel tegenover native speakers. Het Esperanto was een interessant project omdat het iedereen gelijke kansen gaf. Als grenzen fundamenteel discriminerend zijn, dan is de dominantie van het Engels in wezen óók een vorm van discriminatie. Alle jonge academici op het vasteland van Europa zijn als de Congolese évolués in de jaren vijftig, die op de toppen van hun tenen moesten staan om zo goed mogelijk Frans te spreken en in de gunst van de machthebbers te komen.

Neutraal Moresnet heeft ons nog een hoop te vertellen over onszelf, zoveel is duidelijk. Waarom denkt u dat die geschiedenis tot nu toe zo weinig aan bod is gekomen?

VAN REYBROUCK: Ik weet het niet precies, maar aan de gretigheid waarmee wij erover spreken, merk ik dat ze iets enorm sensueels heeft. Hayden White (een Amerikaans historicus, nvdr.) heeft ooit gezegd: ‘If God is dead, only history remains.’ Ik denk dat het typisch is voor verregaand geseculariseerde samenlevingen dat we vreugde scheppen uit het mogen leren over geschiedenis. Zeker in dit geval. De geschiedenis van Neutraal Moresnet is vers, vlak bij huis en ongelooflijk.

De Boekenweek loopt van 12 tot 16 maart. Het Boekenweekessay Zink van David Van Reybrouck is in de deelnemende boekhandels verkrijgbaar voor 2,50 euro.

DOOR MATTHIJS DE RIDDER, FOTO’S GUY KOKKEN

‘Je kunt geen kwaad bestrijden door mensen hun nationaliteit af te nemen.’

‘Het Amerikaanse kiessysteem is gewoon niet op de eenentwintigste eeuw berekend.’

‘De dominantie van het Engels is in wezen een vorm van discriminatie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content