De veertig wereldleiders die zich deze week in Londen over de toestand in Afghanistan buigen, zullen ook bijzondere aandacht besteden aan Jemen. De veiligheid in de regio staat centraal, naast de vraag hoe een poging tot aanslag zoals die op Kerstmis kan worden voorkomen. Is de terrorismedreiging dan echt zo groot? Een gesprek met twee experts van Jane’s Information Group in Londen.

Op 26 december, nu een maand geleden, trachtte de Nigeriaan Umar Farouk Abdulmutallab, vlucht NW253 van Delta Airlines tot ontploffing te brengen. Maar het ontstekingsmechanisme werkte niet, en Abdulmutallab slaagde er zelfs niet in om zichzelf op te blazen. ‘Toeval en een samenloop van omstandigheden hebben die poging tot aanslag mogelijk gemaakt’, zegt terrorisme-expert Jeremy Binnie van Jane’s Information Group in Londen. ‘Het was een samenspel van gunstige factoren.’

De VS en zijn trouwe bondgenoot, het Verenigd Koninkrijk, dachten daar duidelijk anders over. Abdulmutallab is een gevaarlijke terrorist die door Al-Qaeda is opgeleid in Jemen, klonk het. Dus moest de veiligheid worden verscherpt en de controles op luchthavens uitgebreid. Het blinde antiterreurbeleid werd een versnelling hoger geschakeld. Sommigen hadden het meteen over een derde front in de oorlog tegen het terrorisme: Jemen, na Pakistan en Afgha-nistan. De Britse premier Gordon Brown besliste zelfs om, naast de Londense conferentie over Afghanistan van 28 januari, een dag voordien een afzonderlijke top over Jemen bijeen te roepen. De paniek was compleet.

‘Toch valt te betwijfelen of een dergelijke aanslag op korte termijn kan worden herhaald’, zegt strategisch analist Will Hartley. ‘Abdulmutallab was geen doorsneeterrorist. Hij was een bevoorrechte Nigeriaan uit een welvarende familie. Hoewel hij bij de CIA bekendstond als een gevaarlijk individu, kreeg hij een geldig visum voor de Verenigde Staten. Door een samenloop van omstandigheden kwam hij in Jemen terecht, op een moment dat Al-Qaeda beschikte over een springstof die niet door de veiligheidsdiensten gescreend kon worden. Dat hij ook bereid was om de aanslag uit te voeren, was voor Al-Qaeda een unieke kans. Veel meer dan het resultaat van een uitgekiend complot.’

Ook Newsweek-columnist Fareed Za-karia tracht de gemoederen te bedaren. ‘Geen paniek’, schreef hij. ‘Dat de bomaanslag is mislukt, wijst erop dat Al-Qaeda is verzwakt.’ Maar hij voegde eraan toe dat ze hoe dan ook hun doel hadden bereikt: angst zaaien.

De mislukte aanslag van Kerstmis zorgde alvast voor een nieuwe aardverschuiving in de veiligheidsmaatregelen. De Verenigde Staten zetten hun strijd tegen Al-Qaeda duidelijk onverminderd voort en lijken er niet van uit te gaan dat de beweging uit elkaar zou vallen.

JEREMY BINNIE: Enerzijds moest Obama natuurlijk wel reageren. Tegelijk blijft Al-Qaeda, ondanks diverse mislukte aanslagen, globaal genomen goed georganiseerd. Zijn centrale leiders bevinden zich in Pakistan. Topjongens als Osama Bin Laden en de Egyptenaar Ayman Al-Zawahiri treden wel minder voor het voetlicht dan voorheen, om veiligheidsredenen. Ook het dagelijkse bestuur hebben ze aan anderen doorgegeven. Maar dat betekent niet dat Al-Qaeda op apegapen zou liggen.

De aanslag van december was evenwel niet vanuit Pakistan gestuurd.

WILL HARTLEY: Nee, en dat maakte dit incident zo bijzonder. Abdulmutallab was niet in Pakistan of Afghanistan opgeleid. Hij had een training achter de rug in Jemen, en dat was zeer uitzonderlijk. De Jemenitische afdeling van Al-Qaeda, die begin vorig jaar fuseerde met de Saudische, behoort tot AQAP: Al-Qaeda in the Arabian Peninsula of in het Nederlands Al-Qaeda op het Arabische Schiereiland.

AQAP opereert sinds de fusie vanuit Jemen, dat veel toegankelijk is voor terroristen dan Saudi-Arabië. Met rebellen in het noorden en een afscheidingsbeweging in het zuiden, én de afwezigheid van een staatsapparaat, heerst er grote chaos. Jemen is nog niet vergelijkbaar met Pakistan, Irak of Afghanistan maar de basis voor het terrorisme is er wel gelegd.

Wat betekent het dat de aanslag door AQAP was beraamd en niet door de centrale leiders?

HARTLEY: Dat heeft me sterk verbaasd. Ik betwijfel immers of Al-Qaeda op het Arabische Schiereiland aanslagen op westerse doelwitten wel zo opportuun vindt. De aanslag op de vlucht tussen Schiphol en Detroit was de eerste die de organisatie ooit liet uitvoeren buiten haar grenzen. Daarin verschilt AQAP sterk van de centrale afdeling in Pakistan, die van aanslagen tegen het westen en zijn bondgenoten haar keurmerk heeft gemaakt. Voor Al-Qaeda op het Arabische Schiereiland lijkt dit een fundamentele ommezwaai, maar mogelijk was het ook een toevalstreffer. Onze informanten verwachten in elk geval niet dat de organisatie deze strategie zal aanhouden. Maar dat kan uiteraard veranderen.

In principe werken beide afdelingen volledig los van elkaar?

HARTLEY: De leider van AQAP, Al-Wahishi, werkte vóór 11 september als secretaris van Bin Laden. Potentieel bestaat er dus een sterke band. Maar direct contact is er vermoedelijk niet. Bovendien hebben ze die tegenover-gestelde visies. Voor de Saudische afdeling komt het er alleen op aan niet-getrouwen te verdrijven uit het land van de heilige plaatsen, Mekka en Medina. Het is een beweging met een nationalistisch doel, terwijl de centrale leiders over de grenzen heen werken.

Abdulmutallab werd opgeleid in een trainingskamp in Jemen. Zien de kampen eruit zoals we die kennen uit de videobeelden?

BINNIE: Het populaire beeld van trainingskampen is dat van een terrein in de woestijn waar honderden rekruten gedrild worden. Dat is het zeker niet in Jemen. De zogenaamde trainingskampen zijn er niet meer dan faciliteiten, woningen van individuen die hun ‘kennis’ willen overdragen. De Jemenitische autoriteiten staan machteloos. Ook al gaat het om relatief kleine eenheden, als ze die al zouden kunnen opsporen, beschikken ze niet over de middelen om ze in de kiem te smoren.

Ook de centrale groep van Al-Qaeda slaagde er na 2005 niet meer in succesvolle aanslagen te plegen. Zijn charismatische leider Osama Bin Laden bleef lange tijd onzichtbaar, al heeft hij nu via een radioboodschap de mislukte aanslag op de vlucht naar Detroit opgeëist. Wat is er aan de hand met Al-Qaeda?

HARTLEY: Al-Qaeda is nog altijd efficiënt en blijft een bedreiging vormen. Maar de beweging verschilt zeer sterk van toen ze opdook. Ze beschikt niet meer over dezelfde capaciteiten als voordien. Haar grootste probleem is het gebrek aan een uitgewerkte langetermijnstrategie. De beweging heeft geen toekomstvisie en dat zal haar op termijn parten spelen. Zelfs als Al-Qaeda de meest catastrofale aanslagen pleegt, zal dat de organisatie geen stap vooruit brengen. Haar aanslagen zijn een aaneenschakeling van losse flodders, die alleen maar destabiliseren.

Als Al-Qaeda niet snel een politieke agenda uitwerkt of op zoek gaat naar een politieke spreekbuis, zoals alle andere opstandige bewegingen dat ooit hebben moeten doen om te overleven, voorspelt de geschiedenis dat de beweging zal struikelen.

Toch heeft Al-Qaeda wereldwijd nog steeds een grote aanhang.

HARTLEY: Op korte termijn is het wellicht een voordeel als je geen concrete doelstellingen moet opleggen. Dat laat Al-Qaeda toe een bredere groep van aanhangers te werven. Maar tegelijk betekent het dat de groep een gewone terroristische organisatie blijft. Terwijl de oorspronkelijke statements lieten vermoeden dat het een wereldwijde opstandelingenbeweging wilde worden.

Hoe gaat Al-Qaeda om met president Barack Obama? Het lijkt veel moeilijker om zich tegen hem af te zetten dan destijds tegen George W. Bush.

BINNIE: Al-Qaeda heeft het jongste jaar, sinds Obama aan de macht is, al verschillende propagandareleases uitgebracht, precies omdat het de nieuwe president ziet als een potentieel grotere bedreiging. Hij houdt genuanceerde toespraken, wat hem in principe meer geliefd maakt bij moslims. Maar nuances betekenen ook dat het moeilijker wordt om hem aan te vallen. Toch blijft Al-Qaeda een ongewijzigde propaganda voeren tegen Amerika, en citeert Obama precies zoals de organisatie dat deed met president Bush: op basis van oneliners. En zonder context. Opiniemakers in de moslimwereld nemen dat niet. Met Obama dreigt Al-Qaeda de steun van een zekere middenklasse kwijt te spelen.

Obama voert een fundamenteel verschillend buitenlands beleid dan zijn voorganger. Volgens sommigen komt dat echter op hetzelfde neer: Amerika als wereldmacht op de kaart plaatsen.

HARTLEY: Dat klopt niet, er zijn wel degelijk zeer grote verschillen. De vraag is alleen of Obama zijn visie zal kunnen blijven doorduwen. Na amper één jaar aan de macht is hij al geconfronteerd met een poging tot aanslag tegen Amerika, en dat plaatst hem onder zware druk. Wat Al-Qaeda zou kunnen aanmoedigen om door te zetten.

Ondertussen blijft Obama proberen om zijn correcte agenda en zijn slimme strategie aan te houden. Maar als democratisch leider in een Amerikaans systeem, met de bekende balance of power, zal hij mogelijk snel de autoriteit verliezen om dat te blijven doen.

Obama reageerde in elk geval bijzonder snel na de aanslag, met een rist nieuwe veiligheidsmaatregelen.

BINNIE: Al bij al was het een relatief beheerste reactie. Het ergst denkbare scenario was dat hij troepen naar Jemen had gestuurd om er de regering te ondersteunen. Dat was alleen koren op de molen van Al-Qaeda geweest. De bevolking zou zich van zijn regering hebben afgekeerd en zich mogelijk bij de terreurgroepering hebben aangesloten. Obama is niet in die val getrapt. Hij heeft toegegeven dat zijn inlichtingendiensten hadden gefaald, omdat ze de naam van Abdulmutallab niet snel genoeg hadden doorgegeven, en heeft gepaste maatregelen getroffen.

Was het niet opmerkelijk dat de vader van een terrorist zelf het extremisme van zijn zoon ging aanklagen?

HARTLEY: Het was een opsteker voor de Amerikaanse overheid. Het wijst op een groot vertrouwen in het Amerikaanse systeem. Bij de sluiting van Guantanamo kreeg Obama bakken kritiek. Maar als de gevangenis met haar bekende folterpraktijken nog had bestaan, had de vader van Umar Abdelmutallab zijn zoon wellicht nooit aangegeven.

Abdulmutallab is een Nigeriaan. Was hij op de een of andere manier ‘geronseld’ door de islamistische organisaties die in Afrika de kop opsteken?

BINNIE: Alles wijst erop van niet. Abdulmutallab is geen typische maar een zeer geprivilegieerde Nigeriaan. Hij bracht veel meer tijd buiten dan binnen Nigeria door. Hij groeide op in Togo, verbleef vervolgens in Londen en trok naar Jemen om er Arabisch te leren. Vanuit Dubai ten slotte keerde hij naar Jemen terug, waar hij de aanslag voorbereidde. Met de Noord-Nigeriaanse islamisten had hij geen enkele band. Hun denkbeelden van hekserij zijn ook helemaal niet compatibel met de salafistische instelling van Al-Qaeda.

In België staan dit jaar negen leden van de Belgische Al-Qaedacel rond Malika El Aroud terecht. El Aroud en haar Tunesische echtgenoot hadden in België vrijwilligers geronseld voor de opleidingskampen. Hoe courant zijn dit soort schaduwagenten in onze samenleving?

BINNIE: Dat is moeilijk in te schatten. Het fenomeen werd nooit grondig gedocumenteerd en wordt bijgevolg gemakkelijk overdreven. De zaak rond Malika is in dat opzicht wel interessant. Malika El Aroud trok, samen met de andere Belgen die ze had gerekruteerd, naar het stammengebied aan de grens tussen Pakistan en Afghanistan. Als we hun verklaringen aan de Belgische speurders mogen geloven, werd hun tocht één grote ontgoocheling.

Hoezo?

BINNIE: Zes weken lang reisden ze, in de meest barre omstandigheden, via Istanboel door de ijskoude bergstreek tussen Turkije en Iran, over het zuidwesten van Pakistan, om uiteindelijk in Noord-Waziristan aan te komen. Daarbij moest elk van hen 2000 euro betalen aan mensensmokkelaars. De ontzetting was dan ook groot toen bij hun aankomst bleek dat ze er niet gewenst waren. Ze werden voor spionnen gehouden, vertelden ze.

Uiteindelijk konden ze toch een opleiding volgen, maar daarvoor moesten ze nog eens 900 euro ophoesten. Vervolgens konden ze naar hun trainingskamp. Maar ook dat was anders dan verwacht. Ze werden er niet opgeleid met een vijftigtal andere jihadi’s, zoals ze dat op video’s on-line hadden gezien. In plaats daarvan werden ze in een kleine groep naar een afgelegen berggebied in Pakistan gebracht, waar ze zich gedeisd moesten houden, zogenaamd wegens gevaar voor Amerikaanse aanvallen.

Hun dromen lagen aan diggelen. Ze konden niet naar Afghanistan. Bin Laden kregen ze niet te zien, om veiligheidsredenen. En het ergste van al: ze kregen geen enkele opdracht. Nochtans hadden ze het juiste profiel en waren ze in het bezit van Belgische paspoorten.

In welke mate heeft Al-Qaeda vandaag banden met de taliban?

BINNIE: Die relaties blijven vrij onduidelijk. Enerzijds lanceren de taliban steeds weer berichten waarmee ze zich duidelijk van Al-Qaeda willen distantiëren. In oktober vorig jaar bijvoorbeeld brachten ze het bericht uit dat zij ‘geen andere landen wensen te beschadigen’. Met andere woorden: anders dan Al-Qaeda, voor wie Afghanistan een front is in een transnationale oorlog tegen Amerika en zijn bondgenoten, willen de taliban zich enkel inzetten voor hun eigen land en hun islamitisch emiraat herstellen.

Die berichten staan in tegenspraak tot de analyses van de inlichtingendiensten. Volgens hen bestaan er sterke banden tussen beide groepen, meer bepaald tussen Al-Qaeda en de Quetta Shura, een van de grootste fracties van de taliban, dominant in het zuiden van Afghanistan.

Wat kan een dergelijke band de twee partijen opleveren?

BINNIE: Naar eigen zeggen levert Al-Qaeda een essentiële bijdrage aan de campagne van de taliban, zoals dat ook het geval was tegen de Sovjets in de jaren 80. Toch blijkt uit analyses dat het aantal Al-Qaedastrijders in Afghanistan zeer beperkt is: niet meer dan honderd in totaal. Bovendien heeft Al-Qaeda, anders dan voorheen, weinig geld. Daarin verschilt het sterk van de taliban, die beschikken over buitenlandse fondsen, geld uit drugshandel en belastingen op boeren.

De relaties tussen die twee zullen de oorlog in Afghanistan er ongetwijfeld niet op vergemakkelijken?

HARTLEY: Nee, en velen vragen zich af waarom de taliban de banden met Al-Qaeda niet gewoon doorknippen. Dat zou het pad kunnen effenen voor het vredesoverleg waarin de Saudi’s proberen te bemiddelen. Maar de taliban weigeren formeel. Ze willen hun relaties met de Quetta Shura duidelijk niet opgeven. Ze voelen zich ijzersterk. Bovendien kunnen de banden met Al-Qaeda hun onderhandelingspositie nog verstevigen. Waarom zouden ze die dan verbreken? ‘Opstandelingen winnen zolang ze niet verliezen’, zei Henri Kissinger altijd. Zo is het vandaag ook met de taliban. De ‘lange oorlog’ zoals hij wordt genoemd, kan nog heel lang blijven aanslepen. Nog wel minstens tien jaar.

DOOR INGRID VAN DAELE

Will Hartley: ‘Als Al-Qaeda niet snel een politieke agenda uitwerkt, voorspelt de geschiedenis dat de beweging zal struikelen.’

Jeremy Binnie: ‘Met Obama dreigt Al-Qaeda de steun van een zekere middenklasse kwijt te spelen.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content