Alles is cultuur geworden. Ter meerdere eer en glorie van een mondiale middenklasse.

Proficiat! U was weer erg talrijk op Erfgoeddag. Meer dan 200.000 mensen hebben een of andere tentoonstelling bezocht. In eigen dorp of in de grote stad. Vlaanderen houdt van cultuur. Vlaanderen is dol op zijn erfgoed. Leve ons!

Zelfs de grootste cultuurminnaar wordt moe van de hoerasfeer die rond cultuur hangt. Het lijkt wel alsof álles cultuur geworden is. De overheid verkondigt dat cultuur ons dichter bij elkaar zal brengen. Dat de verschillen zullen worden uitgevlakt als we maar lekker ‘aan cultuur doen’.

Als je de Franse auteur Alain Brossat moet geloven, is dat een gevaarlijke evolutie. In zijn boek Le grand dégoût culturel stelt hij onomwonden dat te veel cultuurpolitiek leidt tot antipolitiek. Bert Anciaux zal het niet graag horen, maar hij heeft alvast de verdienste dat hij ermee worstelt.

Cultuur (en zeker kunst) kan mensen samenbrengen, maar even vaak verdeelt zij mensen (vraag maar aan de burgemeester van Temse). Mensen bepalen hun positie in de samenleving via hun cultuur. Hun muziek. Hun krant. Hun weekblad. Hun tv-zender. Het boek waarmee ze op het strand liggen. Pierre Bourdieu (nog zo’n slimme Fransman) noemde dat La Distinction.

Volgens Brossat verheerlijkt de huidige cultuurpolitiek een fictieve mondiale middenklasse. Het is precies die middenklasse die de communis opinio gestalte geeft. ‘Rijke ceo’s die te veel verdienen of mensen zonder papieren worden naar de rand verdreven. Die vinden we een beetje louche’, zegt hij. Erfgoeddagen, popfestivals, megatentoonstellingen en stadsfestivals dienen vooral om de superioriteit van de blanke middenklassecultuur te affirmeren. De sporadische aandacht voor andere culturen is geen bewijs van onze oprechte interesse voor ‘het vreemde’, maar een doorzichtige manier om onze superieure tolerantie te verheerlijken.

We leven in een tijd van grote verdeeldheid. Ons land telt 700.000 échte armen. Die zie je nooit op een erfgoeddag en een ticket voor Rock Werchter kunnen ze niet betalen.

Zelfs al is het voor een kunstenaar zowat een must om ‘subversief’ te zijn, in het échte leven wordt al wie het grote geloof in het huidige systeem ter discussie stelt brutaal gecriminaliseerd. In die zin, zo schrijft Brossat, is de huidige cultuurpolitiek vaak te vergelijken met het brood-en-spelenbeleid van de Romeinse keizers. Kort door de bocht, maar alleszins stof tot nadenken.

Een te groot geloof in cultuur als probleemoplosser in de samenleving, is een verkapte capitulatie van de politieke klasse. Enkel door meer politiek (ook in de kunst!) kunnen de verschillen worden uitgevlakt. Cultuurpolitiek moet vooral mogelijkheden scheppen en kansen bieden. Wanneer ze artistiek verkapte regeringsmededelingen gaat subsidiëren in naam van de harmonieuze samenleving, begeeft ze zich op glad ijs.

Vooral op erfgoeddag is de verleiding groot om die harmonie in het verleden te gaan zoeken. Arbeiderskinderen en fils à papas die samen een tentoonstelling over kinderarbeid bezoeken in het lokale museum en daarna met een gerust hart naar huis gaan. De sociale strijd is toch al lang gestreden, nietwaar. Een vaag-katholieke jonge vrouw en haar vaag-vrijzinnige vriendin die een tentoonstelling bezoeken over moederhuizen in de negentiende eeuw en trots zijn dat zij alvast zonder scrupules de pil slikken. Lachen met die vrouw die twintig kinderen baarde.

Ons kan niks gebeuren. Wij zijn beschaafde mensen.

LE GRAND DéGOûT CULTUREL, DOOR ALAIN BROSSAT, 196 BLZ., UITGEVERIJ SEUIL, 15 EURO

door Karl van den Broeck

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content