Over zogenaamde buitensportbedrijven en evenementenbureaus: een sector die niet altijd even koosjer is.

De klant wil avontuur en vermaak, een schare bedrijfjes levert dat graag en lokt hen met diavoorstellingen en kleurrijke brochures. Die zijn doorgaans degelijk samengesteld en voorzien van prachtige foto’s en spannende verhalen. Ook de media en reclamewereld spelen op de trend in en maken mensen warm om zich aan ‘gevaarlijke sporten’ over te geven. Sinds een tiental jaar groeit de sector gestaag en nu omvat die een waaier aan bedrijfjes. Tussen de ongeveer 240 bedrijven zijn alle kwaliteitsgradaties te vinden: van professionele sportliefhebbers tot zwartwerkers die een graantje van de hype willen meepikken.

Omdat de sector jong is, voortdurend evolueert en veel activiteiten omvat, opereert ze nog in een juridisch grijze zone en zijn er allerhande sluipwegen om de reglementeringen te omzeilen. De bevoegdheden zijn verdeeld over de diverse regeringen die ons land rijk is, wat voor een kluwen zorgt waarin niet alleen de leek verloren loopt. Een groot deel van de buitensportbedrijfjes weet niet – of wil het niet weten – dat ze eigenlijk moeten voldoen aan een hele reeks voorwaarden, die evenwel niet specifiek voor de sector opgesteld zijn. De reglementen liggen vervat in arbeidswetgeving, sportreglementering, reiswetgeving, ruimtelijke ordening, milieubehoud, verkeerswetgeving, toeristische richtlijnen, economische wetgeving… De reglementering kan – en moet – dus beter.

‘Sport is koopwaar geworden en dat impliceert dat sport als een economisch gegeven benaderd zou moeten worden’, zegt Herman Smulders, voorzitter van de Beroepsfederatie Natuursport Ondernemers (BFNO). Hij gaat al jarenlang het gevecht aan met onfrisse buitensportbedrijven. ‘Al die bedrijven organiseren sportactiviteiten, allemaal verkopen ze sport aan consumenten, maar de ene doet het als vennootschap, een tweede als VZW en een derde consequent in het zwart. De ene is onderworpen aan een relatief strenge BTW- en fiscale controle, de andere helemaal niet; de ene betaalt belastingen en sociale lasten, de andere niet. Het is een oneerlijke strijd waarbij de goedmenende handelaar (in sport) niet op kan tegen obscure VZW’s die de prijzen van hun diensten op allerlei manieren kunnen drukken. Gewoon al door niet te investeren in omkadering, milieubehoud, opleidingen en materiaal kunnen ze veel lagere prijzen vragen dan de organisaties die dat wel doen.’

AVONTUUR VERZEKERD

Eender wie kan zo’n sportbedrijf oprichten. Tot op heden zijn er geen diplomavereisten, vestigings- of andere erkenningsvoorwaarden. Zelfs geen verzekeringsverplichtingen. Alles wordt aan het gezonde oordeel van de initiatiefnemers overgelaten. Zodra bij de activiteit sprake is van verplaatsing en overnachting vallen de bedrijven onder de reiswetgeving. ‘Maar 90 procent van de buitensportbedrijven zijn zelfs daar niet mee in orde’, aldus Smulders. ‘De klant is niet kritisch genoeg’, zegt hij. ‘Ik werk al meer dan vijftien jaar in de sector en enkele maanden geleden heeft iemand voor het eerst naar mijn verzekering geïnformeerd. De klanten worden gelokt door verblindende reclame en vragen zich absoluut niets af.’

Het aspect verzekeringen is een verhaal apart. Smulders: ‘Er bestaan geen gespecialiseerde verzekeringsfirma’s, dus moeten de betrokkenen bij de verschillende maatschappijen op onderzoek uitgaan. Bij sommige maatschappijen kun je je voor een prikje laten verzekeren. Maar als er iets gebeurt, blijkt dat je voor die bepaalde activiteit niet verzekerd was in die bepaalde omstandigheden… Als ze dan al betalen, blijk je niet voldoende verzekerd te zijn, maar helaas trekken ze zich maar al te vaak terug. Gelukkig begint de verzekeringswereld er nu ook over na te denken. Ik heb voor de leden van het BFNO drie jaar moeten onderhandelen vooraleer ik een min of meer geschikte verzekering kon krijgen. Daarin staat bijvoorbeeld dat de begeleiders een erkend sporttechnisch diploma moeten hebben. Voor Vlaanderen zijn dat de Bloso-diploma’s, de enige die op Europees niveau juridisch gedekt zijn. Maar voor canyoning bijvoorbeeld bestaat zo’n diploma niet, dus daarvoor is er geen verzekering. De enige oplossing is de activiteit uitbesteden aan een Spaans of Frans bedrijf met gediplomeerde begeleiders, want in die landen bestaan wél erkende canyoningopleidingen. Als de organisator ook nog eens zelf de kwaliteiten van die medewerkers gecontroleerd heeft, dan pas is hij ingedekt.’

Canyoning is nu bijzonder populair, maar er komt veel bij kijken. Niet alleen sporttechnisch, je moet ook de route goed voorbereiden, het juiste en voldoende materiaal meehebben, inschatten of je ook voedsel nodig hebt, de plaatselijke taal spreken om de weerberichten te volgen… En eerstehulpverlening kunnen toedienen, want het is niet altijd evident om uit een canyon te raken als je in de problemen komt.

GEEN KOOKBOEKMENTALITEIT

Veiligheid is van levensbelang in een sector waar iemands leven letterlijk aan een draadje kan hangen. Minister van Consumentenzaken en Volksgezondheid Magda Aelvoet (Agalev) heeft de problematiek ter harte genomen. In een ontwerp van Koninklijk Besluit worden de basisrichtlijnen vastgelegd voor ‘extreme ontspanningsevenementen’. Daaronder valt bijvoorbeeld bungeejumping. Het KB is opgesteld naar analogie met het recente besluit over pretparken, en waarschijnlijk zullen de buitensporten in een latere fase ook aan een dergelijk KB onderworpen worden. Alles vloeit voort uit de wet van 9 februari 1994 over consumentenveiligheid die stelt dat producten en diensten ‘veilig moeten zijn’. Het ontwerp gaat in tegen de zogenaamde kookboekmentaliteit. Het is aan de organisator van een activiteit om ervoor te zorgen dat zijn dienst veilig is, maar hoe dat gebeurt, is zijn probleem. Zo staat er dat de organisator erop moet toezien dat zijn medewerkers een gedegen opleiding gekregen hebben. Welke opleiding dat is, waaruit die moet bestaan of wie die kan organiseren, is niet bepaald. ‘Dat is geen federale materie dus daarover kunnen we helaas niets vastleggen’, zegt Pieter De Munck, raadgever voor consumentenzaken op het kabinet van minister Aelvoet. Het is dus volledig aan de uitbater om te oordelen of een medewerker voldoende opgeleid is.

‘Het ontwerp is een stap in de goede richting, maar er zou nog veel meer gedaan moeten worden’, zegt Hendrik Vandermarliere, bestuurder van The Outsider. ‘Een interkabinettenwerkgroep zou de problematiek moeten bespreken. Sport, toerisme, economische zaken, ruimtelijke ordening… we hebben er allemaal mee te maken.’

The Outsider is een bedrijf dat buitensportactiviteiten organiseert. Vandermarliere komt dan ook dagelijks met de problematiek in contact. Naast de problemen op het vlak van reglementering en het ontbreken van een wettelijk kader heeft hij in de praktijk nog andere katjes te geselen. Het wordt steeds moeilijker buitensporten te organiseren omdat de natuur steeds vaker letterlijk afgesloten wordt. Vandermarliere: ‘Vroeger kon en mocht alles, maar nu gaat het de andere kant op. Vooral in Wallonië drijven ze het heel ver. Weet je dat ze bepaalde grotten gewoon dichtgemetseld hebben, met alleen een soort brievenbus voor vleermuizen? Alternatieven krijgen we niet. En dan heb ik het nog niet over het verbieden van kajakken op rivieren, of het bosdecreet, waardoor je de wandelpaden niet meer mag verlaten. Er moet een evenwicht gevonden worden, de mens heeft ook een plaats in de natuur. We zijn vragende partij voor een regelgeving. De natuur is ons werkterrein, het is logisch dat we die niet willen vernielen.’

Wie zich aan een ‘extreem ontspanningsevenement’ waagt, komt in België doorgaans bij Benji-Fun terecht. Dat bedrijf viert dit jaar zijn tiende verjaardag. Oorspronkelijk draaide het louter om bungeejumping, maar nu kun je er onder meer ook terecht voor katapultconstructies, bungeejumping in een auto en muurklimmen. Het is net die diversifiëring die het bedrijf groot maakte. Bestuurder Stefan Kerckhofs laakt de houding van de overheid: ‘In 1989 stuurde Louis Tobback (SP) een rondzendbrief naar de gemeenten waarin staat dat bungeejumping verboden is zolang er geen reglementen over bestaan. Twaalf jaar later zijn die er nog steeds niet. We hebben daarom maar zelf regels opgesteld. Omdat er in België geen enkele norm bestaat, laten we ons materiaal keuren in Nederland door het erkende Liftinstituut bij de afdeling Spel en attracties. Op die manier hebben we toch iets op papier staan. Veiligheid is onze voornaamste bezorgdheid, maar de deelnemer moet beseffen dat er altijd iets fout kan gaan, de risico’s blijven. Jaarlijks nemen tussen de tienduizend en vijftienduizend mensen deel aan onze activiteiten en tot nu toe zijn er nog geen zware incidenten gebeurd. Het nieuwe KB is zeker een stap in de goede richting. Vooral het aspect van de verplichte risicoanalyse juichen we toe. Maar we blijven vragende partij voor een volledig wettelijke omkadering.’

Lieve Reynebeau

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content