Pierre Piccinin, de Belgische leraar die vijf maanden werd gevangengehouden in Syrië, landt in de vroege ochtend op Melsbroek.

Pierre Piccinin: Het gaat nu goed met me. Ik was bang dat het aartsmoeilijk zou zijn om na die ontvoering mijn gewone leven weer op te nemen, maar dat verloopt beter dan verwacht. Ik had eerder iets vergelijkbaars meegemaakt: in mei 2012 werd ik door de Syrische geheime dienst gearresteerd en vloog ik voor zes dagen in de gevangenis. Ik was toen getuige van vreselijke dingen en werd ook een nacht lang gefolterd. Die ervaring heeft me psychisch sterker gemaakt, waardoor ik de maandenlange kidnapping vrij goed heb kunnen doorstaan. Ik heb samen met mijn kompaan, oorlogsjournalist Domenico Quirico van de Italiaanse krant La Stampa, over onze ontvoering een boek geschreven, Il paese del male, en dat heeft toch therapeutisch gewerkt. Door alles zo snel na de gebeurtenissen gedetailleerd op te tekenen, hebben we voor onszelf afstand gecreëerd, waardoor het makkelijker wordt om er nu met anderen over te praten.

Voor uw ontvoering reisde u meermaals naar Syrië. Waar komt uw fascinatie voor dat land vandaan?

Piccinin: Het is vooral de revolutie in de Arabische wereld die me fascineert. Ik kwam voor het eerst in contact met die revolte in Tunesië. Ik ken de huidige Tunesische president Moncef Marzouki vrij goed; van bij de start van de Arabische Lente volg ik hem. Intussen heb ik hem vijf keer geïnterviewd, en ik heb zelfs twee keer telkens een week bij hem doorgebracht. Tijdens mijn reizen door Tunesië kreeg ik steeds meer het gevoel dat de Europese media de realiteit achternahollen in hun berichtgeving over de Arabische revoluties. Dus besloot ik om de gebeurtenissen zelf te verslaan, en om zowel met politici als met de man in de straat te praten.

U bracht meermaals verslag over Syrië uit in onder andere Le Soir, maar bent u eigenlijk wel een journalist?

Piccinin: Nee, ik beschouw mezelf helemaal niet als journalist. Ik ben historicus en politicoloog en schrijf in die hoedanigheid boeken over de Arabische wereld. Ik heb wel een paar vrienden bij redacties van kranten en tijdschriften die me soms vragen om ook reportages voor hen te maken tijdens mijn reizen door het Midden-Oosten en Afrika.

Door wie werd u in april in Syrië ontvoerd?

Piccinin: Ik was voor de achtste keer in het land. Ik had een vrij stevige vertrouwensband uitgebouwd met het Vrij Syrisch Leger en met een paar jihadistische groeperingen. Het Vrij Syrisch Leger wou mij en Domenico naar een buitenwijk van hoofdstad Damascus brengen. Maar de weg daarnaartoe was gebombardeerd en daardoor een paar dagen ontoegankelijk. Omdat we niet met onze vingers wilden zitten draaien, besloten we naar de stad Al-Qusayr te reizen, niet ver van Homs. De stad was in handen van de rebellen, maar de troepen van Bashar al-Assad waren met hulp van het Libanese Hezbollah gestart met een heroveringsoffensief. We mochten mee met een brigade van het Vrij Syrisch Leger en de bevelhebber verzekerde ons dat we ons geen zorgen over onze veiligheid hoefden te maken.

We waren nog niet lang op pad, of de man verkocht ons aan de Abu Ammarbrigade, een groep islamistische bandieten. De leider van de bende had zichzelf tot emir gekroond en had rond zich een troep arme drommels verzameld die in naam van de revolutie op strooptocht was. De Abu Ammarbrigade werkte als onderaannemer voor de jihadisten van Al-Farouq. De leiders van die groepering waren het echte brein achter onze ontvoering; zij hebben ook met de Italiaanse overheid over onze vrijlating onderhandeld.

De eerste weken hielden ze ons vast op een kleine boerderij niet ver van Al-Qusayr. Stap voor stap werd de stad door de regeringstroepen heroverd, waardoor onze ontvoerders ons regelmatig naar een nieuwe plek moesten verhuizen. De laatste week van de tweede maand van onze ontvoering sloten ze ons op in een put tussen de kakkerlakken.

Jullie werden slecht behandeld?

Piccinin: Dat was afhankelijk van wie ons bewaakte. Ze zagen ons allemaal als westerlingen, als christenen. Ze sloegen ons regelmatig, telkens hard genoeg om ons te laten voelen dat zij de baas waren. Soms hadden we een bewaker die wat vriendelijker was en met wie we een gesprek konden voeren. We kregen de restjes van het rantsoen van de strijders te eten. Als er niets overbleef, knaagde de honger.

Op een bepaald moment waren onze kidnappers zelf ten einde raad en brachten ze ons tijdelijk onder bij een brigade die rechtstreeks onder bevel stond van Al-Qaeda. Die mensen hebben ons wel goed behandeld. Zij waren échte islamisten en geen bandieten. Tijdens mijn vorige bezoeken aan Syrië ben ik nog met andere rebellen van Al-Qaeda in de oorlogszone op pad geweest, en die strijders waren altijd zeer correct. Ik vertelde dat aan de leider van de Al-Qaedagroep die ons bewaakte, en hij verontschuldigde zich spontaan voor zijn makkers van Abu Ammar. ‘Beschouw jezelf en je vriend als onze genodigden’, zei hij. Hij zat erg met onze situatie verveeld, maar had onze ontvoerders beloofd dat hij ons niet zou laten gaan. De belegering van Al-Qusayr was erg zwaar en had de rebellengroepen in elkaars armen gedreven. De strijders van Al-Qaeda deelden hun schamele brood en het weinige drinkbare water dat ze nog hadden met ons.

Toen de Syrische regeringstroepen Al-Qusayr binnenmarcheerden, gooiden onze ontvoerders ons op een pick-up. In colonne forceerden de jihadisten zich een weg door de blokkade van het regeringsleger. Ik zag een paar wagens de lucht in vliegen, maar de meeste pick-ups van onze groep konden ontkomen.

Wist u dat de kidnappers aan het onderhandelen waren met de Italiaanse regering?

Piccinin: Domenico Quirico en ik hadden op geen enkel moment zicht op wat of hoe er onderhandeld werd. Wat ik wel met zekerheid weet, is dat de Belgische regering amper iets voor ons ondernomen heeft. Ik vermoed dat ik tot hier toe de enige Belg ben die ooit door islamisten ontvoerd is. Onze regering heeft ervoor gekozen het Brits-Amerikaanse beleid te volgen: dat wil zeggen dat ze niet onderhandelt met terroristen en nooit losgeld betaalt. Vooral minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders (MR) blokkeerde alles, want premier Elio Di Rupo (PS) heeft wél contact gezocht met mijn ouders.

De Italianen hebben me via Turkije naar Rome gerepatrieerd. Van daar ben ik met een Falcon van het Belgische leger naar Melsbroek gebracht. Didier Reynders weigerde me te verwelkomen; minister van Binnenlandse Zaken Joëlle Milquet (CDH) was er wel. Di Rupo had andere verplichtingen, maar hij stond wel tot de laatste minuut in contact met mijn ouders.

Hoe weet u zo zeker dat Didier Reynders uw zaak blokkeerde?

Piccinin: Mijn ouders kennen een ambtenaar die bij Buitenlandse Zaken werkt. Tijdens mijn ontvoering in Syrië hield hij hen informeel op de hoogte. Hij vertelde hen dat het kabinet van Reynders systematisch alle initiatieven in mijn zaak afblokte. Op 6 juni kon ik tijdens de verwarring in Al-Qusayr heel even een mobiele telefoon in handen krijgen. Ik belde meteen naar mijn ouders. Gedurende een paar minuten vertelde ik hen hoe het met me was. Ze gaven het nummer waarmee ik hen gebeld had door aan Buitenlandse Zaken. ‘We hebben contact gehad met onze zoon. Dit is het nummer.’ Het ministerie weigerde te bellen. ‘We onderhandelen niet met terroristen.’ Ik heb dat verhaal pas gehoord toen ik terug thuis was, maar voor mijn ouders was dat verschrikkelijk. Ze waren de wanhoop nabij.

U hebt geluk gehad dat u samen met een Italiaan ontvoerd bent?

Piccinin: Zonder twijfel. De Italiaanse geheime dienst was het getreuzel van het Belgische ministerie van Buitenlandse Zaken zo beu dat ze op een bepaald moment alles rechtstreeks met mijn ouders begonnen te regelen. Tijdens mijn gevangenschap had ik een vermoeden dat de Belgen huiverig stonden tegenover onderhandelen met jihadisten. Ik was ook erg bang dat op een bepaald moment Domenico de vrijheid zou krijgen en dat ik geëxecuteerd zou worden. Mijn grootvader was Italiaan, maar ik ben volbloed Belg. Toch heeft de Italiaanse overheid ook mij geholpen. De man van de Italiaanse geheime dienst die onze onderhandelingen leidde, bracht ons persoonlijk met het vliegtuig van Turkije naar Rome. Hij zei me: ‘Waarom hadden we je in de steek moeten laten? Jij bent Europeaan en daarenboven heb je Italiaanse roots.’ Ik was daar hevig door geëmotioneerd.

Klopt het dat Italië 4 miljoen dollar losgeld voor u en Domenico Quirico betaalde?

Piccinin: Dat wordt gezegd, maar dat weet ik echt niet. Of ik plannen heb om binnenkort terug naar Syrië te gaan? Voorlopig niet. De toestand is veel te gevaarlijk voor buitenlandse waarnemers. Het Vrij Syrisch Leger is zwaar verzwakt; het zijn vooral de jihadisten en criminele bendes die hun plaats innemen. Wie nu als buitenlandse journalist Syrië binnentrekt, wordt negen kansen op de tien gekidnapt.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content