7/Maak het werk werkbaar

© Illustratie ZAZA

Wat?

‘Werken tot 67 jaar? Allemaal goed en wel, maar dan moet het werk wel werkbaar zijn.’ Dat was dit jaar tijdens de pensioendebatten wellicht de vaakst gehoorde mantra. Door de jaren heen is werkbaar werk wel uitgegroeid tot een containerbegrip: iedereen geeft er een andere invulling aan. ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw maakt er geen geheim van dat hij ‘werkbaar werken’ vooral vertaalt als ‘minder werken’. Dus pleit hij voor de 32-urige werkweek. Volgens arbeidsmarkt- en hr-experts gaat het niet om minder werken, maar vooral om een andere manier van werken. Werk moet voldoende leerkansen bieden, het mag niet te veel stress bezorgen, en er moet een evenwicht zijn tussen werk en privé. Als aan die voorwaarden voldaan is, hebben mensen meer plezier in hun werk, leren ze meer, blijven ze langer aan de slag, en zijn ze ook minder vaak ziek. En dus experimenteren bedrijven met nieuwe werkvormen: van zelfsturende teams, waarin werknemers zelf hun werkplanning opstellen, tot jobcrafting, waarbij ze zelf kunnen beslissen hoe ze hun werk doen. Ook praktijken zoals flexibele verloning, waarbij werknemers zelf hun loonpakket kunnen samenstellen, en telewerk of flexibele werktijden passen bij de zoektocht naar werkbaar werk.

Tegenover de vraag naar werkbaar werk stelde Bart Buysse, directeur-generaal van het Verbond van Belgische Ondernemingen, vorig jaar voor het eerst de vraag naar wendbaar werk. ‘Het debat rond werkbaar werk doet de indruk ontstaan dat werk onwerkbaar is in België. Niets is minder waar’, klonk het. ‘Bedrijfsactiviteiten wijzigen. Net zoals de behoeften van werknemers. Ook jobs en werkprocessen veranderen, verdwijnen of er ontstaan nieuwe. Daarop moeten we kunnen inspelen. Om bedrijven wendbaar en competitief te houden, maar ook om werknemers wendbaar, inzetbaar en langer aan de slag te houden. Die beide behoeften verzoenen wordt meer dan ooit de uitdaging.’ Daarmee gaven de werkgevers de discussie een nieuwe wending. Voor hen vormen ons arbeidsrecht en onze arbeidsorganisatie een keurslijf. Dat belet werknemers om zich aan te passen aan de veranderende samenleving, en ondernemingen om zich aan te passen aan de nieuwe economische realiteit.

Wie?

Natuurlijk heeft minister van Werk Kris Peeters (CD&V) de termen werkbaar en wendbaar niet uitgevonden, maar hij heeft ze wel op de agenda gezet. Hij probeert de soms tegenstrijdige concepten met mekaar te verzoenen in zijn hervormingsplan voor de arbeidsmarkt. Dat plan hangt samen met de pensioenhervorming van de regering-Michel, die besliste om de pensioenleeftijd stapsgewijs naar 67 jaar op te trekken. Want als je mensen langer aan het werk wilt houden, moet iedereen dat wel aankunnen. Daarom lag de focus eerst op werkbaar werk. Algauw vreesden de werkgevers dat dat vertaald zou worden in minder werken en nieuwe systemen voor loopbaanonderbreking. Waarop zij vooral de nadruk legden op wendbare banen.

Het resultaat van dat alles, de hervormingswet van Kris Peeters, bevat dan ook uiteenlopende maatregelen. Een van de meest in het oog springende is de hervorming van de 38-urige werkweek. Die wordt niet afgeschaft, maar de berekening mag op jaarbasis gebeuren, op voorwaarde dat de vakbonden in een bedrijf akkoord gaan. Een ijsjesproducent kan bijvoorbeeld vragen dat zijn werknemers in de zomer meer dan 38 uur per week werken, en in de winter minder. Verder behelst de hervormingswet een uitbreiding van overuren, telewerk en deeltijdse arbeid: allemaal ingrepen die veeleer passen bij wendbaar werk. Meer werkbaar werk moet er komen door maatregelen zoals de loopbaanspaarrekening, waarbij werknemers hun verlof kunnen opsparen, het schenken van verlofdagen, een regeling voor glijdende werktijden, en de uitbreiding van palliatief verlof en tijdskrediet met zorgmotief.

Waarom?

De hervorming van de arbeidsorganisatie in ons land is broodnodig. De pensioenleeftijd mag dan wel opgetrokken zijn, weinig werknemers hebben zich daar al mee verzoend. Zo wil 56 procent van de Belgische werknemers ten laatste stoppen op zijn 60e, 24 procent wil doorgaan tot zijn 65e, en amper 5 procent wil ook daarna nog aan de slag blijven. Die cijfers van het HIVA-Onderzoeksinstituut voor Arbeid en Samenleving van de KU Leuven tonen dat er nog een lange weg te gaan is vooraleer iedereen gewonnen is voor langer werken. Dat is ook niet zo verwonderlijk. In 2015 zaten volgens het Riziv een kleine 9000 Belgen thuis met een burn-out. En intussen is, volgens de Vlaamse Werkbaarheidsmonitor, voor bijna 30 procent van de Vlaamse werknemers de stress op het werk problematisch tot zelfs acuut. Dat betekent dat 675.000 mensen abnormaal lang moeten recupereren van een dag op het werk, waardoor ze een hoger risico op gezondheidsproblemen hebben. En bij 10 procent van de werknemers zijn de jobeisen systematisch moeilijk te combineren met het gezinsleven.

Ook de bedrijven staan onder druk. Ze moeten opboksen tegen concurrenten van over de hele wereld, terwijl het internet hun klassieke businessmodel op zijn kop zet. Tegelijkertijd dendert de technologietrein voort: nog voor bedrijven het antwoord op een innovatie hebben gevonden, dient zich alweer een volgende aan. En klanten zijn veeleisender dan ooit. E-commerce is daarvan het perfecte voorbeeld: pakjes moeten zo snel mogelijk worden thuisbezorgd. Eventueel morgen, en liefst vandaag nog. Al die evoluties vragen van alle betrokkenen een ongeziene flexibiliteit.

Tekst SVEN VONCK, illustratie ZAZA

ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw maakt er geen geheim van dat hij ‘werkbaar werken’ vooral vertaalt als ‘minder werken’.

Voor bijna 30 procent van de Vlaamse werknemers is de stress op het werk problematisch tot zelfs acuut.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content