Vicepremier en minister van Financiën Steven Vanackere (CD&V) neemt ontslag. Aanleiding is het aanhoudende verwijt dat hij het ACW bevooroordeeld zou hebben in de Dexia-zaak.

Johan Van Overtveldt (ex-hoofdredacteur Trends, economisch adviseur N-VA): Steven Vanackere lag al enkele weken zwaar onder vuur. Als minister van Financiën met een ACW-etiket ontstond al snel meer dan de indruk dat hij bij de afhandeling van de problemen bij Dexia een voorkeursbehandeling gaf aan het ACW en zijn financiële poot Arco. Vanackere zat in een moeilijke positie, maar ik vind toch dat hij nogal snel de handdoek in de ring heeft gegooid. In mijn ogen was zijn ontslag een persoonlijke beslissing: hij was het zat. Daar kan ik alleen maar respect voor hebben.

Zijn ontslag was ook een goede bliksemafleider. Zodra Vanackere het had aangekondigd, ging het alleen nog over zijn persoon en niet meer over de grond van de zaak: wie droeg welke verantwoordelijkheid bij de ondergang van Dexia en de afwikkeling van het dossier. Hij werd vervangen door zijn partijgenoot Koen Geens. Dat was zeker geen verzwakking, want die heeft het Dexia-dossier goed opgevangen. Geens hoef je dan ook niets te leren over de manier waarop vennootschappen in België het best worden gestructureerd.

ACW en Arco kregen er ook van langs omdat hun vertegenwoordigers in de raad van bestuur de val van Dexia onder hun ogen hadden zien gebeuren. Waren die dan onbekwaam?

Van Overtveldt: Minstens heel onachtzaam, en dat geldt voor álle bestuurders van Dexia. Bijna de hele politieke fine fleur is daar nochtans bestuurder geweest. Hoe konden zij het zo ver laten komen dat die financiële instelling plotseling met een gigantische schuldenberg en kort erna met voor miljarden euro’s verliezen opgezadeld zat? Sommige bestuurders beweren nu dat ze niets van die ingewikkelde financiële zaken begrepen. Dat kan toch niet? Van een bestuurder wordt verwacht dat hij toezicht uitoefent op alles wat binnen een vennootschap reilt en zeilt. Begrijpt hij iets niet, dan heeft hij twee mogelijkheden: uitleg vragen tot hij het begrijpt of opstappen. Maar dat is dus niet gebeurd.

Mogen we dan zeggen dat Arco zijn coöperanten heeft bedrogen door hun geld in Dexia te steken?

Van Overtveldt: Daar heeft het toch alle schijn van. De top van Arco heeft die coöperanten altijd voorgehouden dat ze in een absoluut veilig spaarproduct investeerden, terwijl ze hun geld eigenlijk in één bank belegden: Dexia. Natuurlijk houdt zoiets risico’s in. En toen het voor Dexia verkeerd afliep, werden de belastingbetalers mee in het bad getrokken doordat Arco een staatsgarantie kreeg en de verliezen van de coöperanten dus door de overheid worden gedragen.

Het was nochtans veel logischer en correcter geweest om het verlies van de coöperanten in eerste instantie bij Arco te gaan halen. Was dat ontoereikend, dan kon men daarna nog altijd bij de overheid aankloppen. Zoals het nu is gelopen, kunnen we alleen maar vaststellen dat de politici de Arco-coöperanten hebben bevoordeeld ten opzichte van aandeelhouders van andere banken die in de problemen kwamen, zoals Fortis.

N-VA-Kamerlid Peter Dedecker beschuldigde de ACW-top van ‘diefstal, fraude en valsheid in geschrifte’. Hoe komt het dat u nooit zover bent gegaan in uw commentaren?

Van Overtveldt: Het was niet aan mij om uit te maken of het ACW al dan niet fraude had gepleegd. Dat is de taak van de rechtbank. Ondertussen heeft de Bijzondere Belastinginspectie (BBI) een oordeel geveld dat Peter Dedecker – weliswaar in ietwat omfloerste termen – gelijk geeft.

Van Overtveldt: We hadden blijkbaar dezelfde tipgever, maar het dossier hebben we wel elk op onze manier uitgespit. Daarbij heb ik twee keer contact gehad met Peter Dedecker en met enkele politici van andere partijen. Maar dat de N-VA een persconferentie over de affaire zou beleggen, heb ik pas de avond tevoren van een journalist gehoord. Toen heb ik beslist om mijn artikel al op de website te zetten in plaats van het een week later in Trends te publiceren. Van een gemeenschappelijke strategie was dus geen sprake.

CD&V, dat nog altijd nauwe banden met het ACW onderhoudt, is beschadigd uit het hele dossier gekomen. Vreest u niet dat dat een eventuele samenwerking met die partij in de toekomst kan bemoeilijken?

Van Overtveldt: Het dossier leeft nog wel, maar ik heb niet het gevoel dat gesprekken tussen N-VA en CD&V daardoor onmogelijk geworden zijn. Al zal die episode ongetwijfeld weer ter sprake komen als we na de verkiezingen samen zouden zitten.

Dat de N-VA zoveel kritiek op het ACW had, kwam volgens sommigen doordat uw partij die organisatie het liefst wilde kapotmaken.

Van Overtveldt: Bij de N-VA wil niemand het ACW of de vakbond ACV van de kaart van België of Vlaanderen vegen. Middenveldorganisaties, van de Chiro tot sportclubs en seniorenverenigingen, zijn heel belangrijk in een samenleving en hebben grote verdiensten. Ze zijn een bindmiddel tussen mensen met heel verschillende achtergronden, inkomens en ideologieën. Door activiteiten te organiseren die hen samenbrengen, veranderen 10 miljoen afzonderlijke individuen in een gemeenschap. Dat is natuurlijk positief.

Alleen gaan sommige van die organisaties hun boekje te buiten. Ze zijn stuk voor stuk belangengroepen – daar is op zich ook niets mis mee – maar ze mogen geen grijze spoken worden die zelfs aanschuiven bij regeringsonderhandelingen. Zo gaat het vandaag in België en daar heb ik het echt wel moeilijk mee.

Is zo’n middenveldorganisatie als het ACW dan te machtig geworden?

Van Overtveldt: Zo ervaar ik dat toch, ja. Dat zie je natuurlijk het best bij traditionele partijen die al decennia lang met hun zuilenorganisaties vergroeid zijn. Een relatief jonge partij zoals de N-VA heeft daar geen last van. Meer nog: onze partij is voor een stuk ontstaan uit onvrede met die gang van zaken. Als de macht van het middenveld te groot wordt, is er geen enkele verandering of vernieuwing meer mogelijk, en dat kan voor de N-VA niet.

In november sloot u zich bij die partij aan. Speelde u al lang met het idee om in de politiek te stappen?

Van Overtveldt: Vroeger dacht ik daar wel eens over na, maar daar bleef het bij. Pas de voorbije maanden begon het idee aan me te knagen. Zoals iedereen weet, heb ik grote vragen bij de aanpak van de regering-Di Rupo. Ik schreef daar de voorbije jaren veel artikels en standpunten over en ging in heel Vlaanderen spreken. Maar hoe vaker ik dat deed, hoe meer ik begon te beseffen dat het allemaal weinig uithaalde. Mensen reageerden wel op wat ik zei en schreef en ik kreeg ook schouderklopjes, maar dat veranderde uiteindelijk niets aan het regeringsbeleid. Van ministers en cabinetards hoorde ik soms dat ze mijn analyses correct vonden maar dat dat niet volstaat om in de politiek iets in beweging te zetten. Dat wil ik nu dus zelf ondervinden.

Veel zakenmensen en academici die zich voor u in de politiek hebben gewaagd, gaven er na een tijd teleurgesteld de brui aan.

Van Overtveldt: Ik weet heel goed dat ik een risico neem. Maar op dit moment wil ik nog niet nadenken over wat ik zal doen als de politiek me toch niet blijkt te liggen. We zullen wel zien.

Had u ook bij een andere partij dan de N-VA kunnen terechtkomen?

Van Overtveldt: Wie mijn economisch gedachtegoed kent, denkt natuurlijk automatisch aan de Open VLD. Maar dan ga je wel voorbij aan het communautaire aspect. Wat is het grote probleem van Di Rupo I? De grote spanning tussen PS en Open VLD natuurlijk. Over elk punt dat op tafel wordt gegooid, ontstaat ogenblikkelijk een ideologisch geladen discussie. Je moet wel blind zijn om niet te zien dat dat ook een communautair probleem is. Als je alle stemmen optelt, krijg je in Vlaanderen in tegenstelling tot in Wallonië een grote centrumrechtse meerderheid. Maar toch maakt de dominantie van de PS een marktgedreven economisch beleid zeer moeilijk.

Er zijn dus twee mogelijkheden. Ofwel slaagt men er niet in een beleid uit te tekenen waarbij, bijvoorbeeld, een lastenverlaging van pakweg 10 miljard euro en andere structurele hervormingen écht kunnen worden doorgevoerd. Dan is wat mij betreft meteen het bewijs geleverd dat de huidige staatsstructuur niet meer werkt. Ofwel lukt het wel om een beleid rond te krijgen dat nauw aansluit bij wat wij willen. Maar ook dan zal de huidige staatsstructuur nog altijd ter discussie komen omdat het daardoor onmogelijk is om de omslag in het beleid te verankeren. Komt er daarna weer een door de PS gedomineerde regering, dan draait die alles gewoon terug.

In 2014 worden zowel Vlaamse en federale als Europese verkiezingen georganiseerd. Welk bestuursniveau ligt u het meest?

Van Overtveldt: Het federale. De bevoegdheden die me interesseren en waar ik ook iets van afweet, zoals competitiviteit en financiën, liggen vandaag nog in de eerste plaats op dat niveau.

Bent u niet bang om straks op de oppositiebanken terecht te komen?

Van Overtveldt: Ik verwacht in elk geval dat de N-VA straks zal mogen aanschuiven bij de federale regeringsonderhandelingen. Maar als het toch anders loopt of die onderhandelingen leveren niets op, dan zullen we ook daar het beste van proberen te maken. Ook in het parlement zit je uiteindelijk met je neus op het beleid. Zelfs in de oppositie.

Van Overtveldt: Ja, maar een paar banken verder dan een politicus in de oppositie. Als kritisch journalist word je haast automatisch met de oppositie geassocieerd. Je bekijkt het beleid van een regering, dat nooit perfect is en soms verre van goed, en dus geef je er kritiek op. Tijdens de regeringen-Dehaene werd ik uitgescholden voor liberaal, in de paarse tijd zetten ze me in christendemocratische hoek en met de huidige regering lag het bijna voor de hand dat ik bij de N-VA zou worden ondergebracht. Zo gaat dat nu eenmaal.

Nooit uitgescholden voor socialist?

Van Overtveldt: (lacht) Neen, en dat zal er ook niet vlug van komen.

Zou het iets voor u zijn om Bart De Wever af te lossen als voorzitter van de N-VA?

Van Overtveldt: Helemaal niet. Als partijvoorzitter moet je heel veel politieke ervaring hebben en die heb ik vandaag niet. In die functie zou de partij mijn mogelijkheden dan ook op een onverstandige manier benutten.

Wat zou dan wel verstandig zijn? U de job van minister van Financiën of Begroting geven?

Van Overtveldt: De eerste prioriteit is de verkiezingen winnen. De tweede prioriteit is, zeker op federaal niveau, in de regering geraken en een inhoudelijke bijdrage leveren aan het beleid. Als de N-VA dan bevoegdheden blijkt te krijgen die bij mij passen, zal ik daar uiteraard niet van weglopen. Maar ik zal ook niet ongelukkig zijn als een regering met de N-VA wordt gevormd waarin ik geen post krijg. Ook dan zal ik mijn rol kunnen spelen. Vergeet niet dat vanuit de coulissen vaak een belangwekkende impact op het beleid wordt uitgeoefend. Denk maar aan Fons Verplaetse, eregouverneur van de Nationale Bank – met wie ik me verder niet wil vergelijken.

Is het uw droom om op een dag directeur van de Nationale Bank te worden?

Van Overtveldt: Natuurlijk zou het me – met mijn achtergrond en expertise – enorm interesseren om in de wereld van de Nationale Bank terecht te komen. Maar ik wil mezelf ervoor behoeden hardop te fantaseren over een job waarvoor ik misschien nooit in de running zal zijn. Ook als ik nooit bij de Nationale Bank kan werken, zal ik daar niet minder gelukkig om zijn. Mijn echte droom zal ik trouwens nooit meer kunnen realiseren: als wielrenner de Ronde van Vlaanderen winnen.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content