Op de valreep bereiken de sociale partners en minister van Werk Monica De Coninck (SP.A) een akkoord over een eenheidsstatuut voor arbeiders en bedienden.

Roger Blanpain (emeritus professor arbeidsrecht aan de KU Leuven): Alle lof voor de minister, die het maximale uit de brand heeft gesleept – ik had het zelf niet beter gekund – maar dit is nog maar een eerste stap. Van een echt eenheidsstatuut is geen sprake. De carensdag, de eerste, niet-vergoede ziektedag bij arbeiders, wordt geschrapt en de opzeggingstermijnen voor arbeiders en bedienden worden min of meer gelijkgeschakeld. Maar daarmee is het belangrijkste ook gezegd. Voor het overige blijven er tussen de twee statuten grote verschillen bestaan. Het oude grijze monument uit ons arbeidsrecht blijft met andere woorden als een Duitse bunker uit de Tweede Wereldoorlog overeind.

Waarom is het zo moeilijk om die bunker te slopen?

Blanpain: Omdat het onderscheid tussen arbeiders en bedienden als een gloeiend zwaard door heel onze arbeidswetgeving snijdt. De arbeidsrechtbanken, bijvoorbeeld, hebben aparte kamers voor arbeiders en bedienden. Ook de grote vakbonden zijn op dat onderscheid tussen arbeiders en bedienden gebouwd. Al die verschillen wegwerken, is niet eenvoudig. Het is dan ook geen toeval dat men al vijftig jaar met dit dossier bezig is.

Wat zijn vandaag nog de grootste knelpunten?

Blanpain: Er is niemand die me kan antwoorden op de vraag wat er moet gebeuren met de bestaande cao’s. Op wie zijn die straks nog van toepassing: toch alleen op arbeiders of bedienden? Of moeten al die cao’s naar elkaar toe groeien? Dat is een levensgroot vraagteken. Verder wordt heel veel in de schoot van de sociale partners geworpen. Die zullen het eens moeten geraken over de cao’s, de aanvullende pensioenen, de betaalde vakantiedagen, de ac-tivering en de ontslagbegeleiding – allemaal zaken waarvan niemand goed weet wat ermee moet gebeuren en waar we blijven zitten met dat zotte onderscheid tussen hoofdarbeid en handarbeid. Alsof mensen die technische beroepen uitoefenen niet hoeven na te denken. Dus ook de arbeiders niet die in drukkerijen Chinese of Aramese teksten zitten in te tikken! Er is dus nog héél veel werk aan dat eenheidsstatuut.

Zijn dat niet gewoon de losse eindjes van het compromis, waarvoor de sociale partners wel een oplossing zullen vinden?

Blanpain: Het gaat om essentiële zaken en ik denk dat men er jaren zoet mee zal zijn. Ik begrijp overigens ook niet waarom men het proefbeding (de proefperiode waarin werkgever en werknemer op korte termijn de arbeidsrelatie kunnen verbreken, nvdr.) heeft afgeschaft. De nieuwe afspraken in verband met de motivering voor een ontslag vind ik ook een slechte zaak. Iemand die ontslagen wordt, moet voortaan een argumentatie meekrijgen. Dat betekent niet alleen veel werk voor de werkgever, die voor alle werknemers moet bijhouden hoe de vork aan de steel zit. Het betekent ook dat op iemands ontslagbrief de precieze reden van het ontslag zal staan. Je kunt er gif op innemen dat het eerste waarnaar een nieuwe werkgever zal vragen, is: waarom ben jij ontslagen? Wat staat er in die brief? Dat gaat een nieuwe aanwerving dus bemoeilijken.

Verder vind ik dat met het nieuwe statuut de opzeggingstermijnen te lang worden. Iemand met dertig jaar dienst kan tot anderhalf jaar opzeggingstermijn krijgen. Dat is belachelijk. Een maximum van zes maanden was prima geweest.

De Raad van State had dan weer kritiek op de permanente uitzondering voor de bouw die in het wetsontwerp over het eenheidsstatuut is opgenomen.

Blanpain: Goed, maar de bouw ís ook een speciale sector. Als je klaar bent met het bouwen van een fabriek, sta je daar met honderd man voor wie je niet onmiddellijk ander werk hebt. Dat voor bepaalde sectoren uitzonderingen worden gemaakt, vind ik normaal.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content