Marc Maes is medewerker op de studiedienst van 11.11.11, Koepel van de Vlaamse Noord-Zuidbeweging.

11.11.11 is niet tegen elke liberalisering, wel tegen mensen die zonder nadenken vóór elke liberalisering zijn (‘11.11.11: meer markt, minder Mao’, Knack nr. 46). Wij zeggen dat liberalisering kan werken, maar alleen als ze goed is voorbereid in overleg met alle betrokkenen; als ze goed is voorzien van sociale begeleidingsmaatregelen en institutionele omkadering; en ten slotte als ze goed is getimed en aangepast aan de draagkracht van de betrokken landen. Er is een grote kloof tussen liberalisering in de theorie en in de praktijk. Ontwikkelingslanden gaan gebukt onder stapels totaal onaangepaste liberaliseringsprogramma’s die helemaal niet afgestemd zijn op hun draagkracht maar wel op het economische eigenbelang en de gulzigheid van de rijke landen en hun industrie. Maar als men dat durft te zeggen, slaan de waterdragers van dit belang aan het schelden.

De Wereldbank pakte in 2003 uit met ronkende cijfers over wat de WTO-onderhandelingen zouden kunnen opbrengen. Ondertussen heeft de Wereldbank deze cijfers herberekend aan de hand van meer recente gegevens en de uitkomst is nu 90 miljard dollar in plaats van de 539 miljard dollar voor ontwikkelingslanden, en 287 miljard in plaats van 832 miljard dollar voor de industrielanden. De mogelijke winst voor de ontwikkelingslanden is dus niet alleen stukken kleiner in absolute termen maar ook driemaal kleiner dan de winst voor de rijke landen. Bovendien moet dit uitgesmeerd worden over tien jaar, zodat mensen in de ontwikkelingslanden per maand een luttele 1,5 A rijker zouden kunnen worden. In het beste geval!

Wat er in de WTO-conferentie in Cancun op tafel lag, was verre van ideaal en eenzijdig in het belang van het Noorden. Daarom was 11.11.11 zo blij dat de ontwikkelingslanden dat hebben kunnen afweren. We zouden nog gelukkiger geweest zijn als er inderdaad een akkoord was geweest dat meer gebaseerd was op wat ontwikkelingslanden aankunnen in plaats van wat het rijke Noorden eist. De volgende WTO-conferentie in Hongkong is nu al afgezwakt omdat de extreme eisen van de EU op vlak van industriële producten en diensten de onderhandelingen meer kwaad dan goed hebben gedaan.

India en China zijn géén voorbeelden van het WTO-IMF-WB-recept. Integendeel, ze zijn na Japan en de Aziatische Tijgers de zoveelste voorbeelden van een zorgvuldige en doorgedreven overheidsinmenging die achter beschermende tolmuren capaciteit heeft opgebouwd alvorens een zelfgekozen en geleidelijke liberalisering te beginnen. De industrielanden zijn destijds zelf ook zo begonnen. Onze bezorgdheid is dat een heleboel ontwikkelingslanden dit niet meer zullen mogen en dat ze zullen moeten lopen voor ze hebben leren staan en gaan. Met andere woorden, dat ze moeten liberaliseren voor ze er klaar voor zijn.

Er zijn stapels getuigenissen en rapporten over de mislukking van privé-watervoorzieningen in het Zuiden. Maynilad in Manilla is niet mislukt wegens de plaatselijke corruptie, maar corruptie verklaart wel waarom de verliezen niet zijn afgewenteld op de verantwoordelijken, maar op de gebruikers en de belastingbetalers. Dat de andere watermaatschappij in Manilla een succesvolle onderneming is die naar de beurs trekt, mag wel zo zijn, maar dat is niet de maatstaf waarmee 11.11.11 succes meet. Wel belangrijk voor ons is of mensen toegang hebben tot betaalbaar water, en ook dat loopt bij Manila Water niet zo schitterend.

Eppink heeft wel gelijk als hij president Robert Mugabe van Zimbabwe op de korrel neemt en al wie voor hem applaudisseert. Maar daaruit besluiten dat de onderontwikkeling van Afrika de schuld is van zijn eigen leiders is de eigen verantwoordelijkheid van zich afschuiven.

Marc Maes

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content