21 procent van de Vlaamse leefloontrekkers is jonger dan 25 jaar. Duizenden Vlaamse jongeren leven in een juridische en administratieve schemerzone: ze zijn helemaal op zichzelf aangewezen en slagen er telkens weer in om door de kleinste mazen van het sociale vangnet te glippen.

Foto’s: Patrick Despiegelaere

Behalve straathoekwerker Tijl Meheus zijn alle personen op de foto figuranten.

Antonie is twintig en doet interimjobs om zijn schulden af te betalen. Misschien slaagt hij daar tegen zijn dertigste in. Al is dat lang niet zeker. Want in Antonies leven is er één constante: hij houdt niets vol en er gaat altijd wel iets mis. Dat begon al toen hij op zijn zestiende alleen ging wonen omdat hij niet met zijn ouders kon opschieten en zij niet met elkaar. Hij spijbelde, werkte her en der in het zwart en hield de school uiteindelijk helemaal voor bekeken. Omdat hij niet wist wat hij met al die vrije tijd aan moest, hing hij maar een beetje rond in de stad. Hij gaf geld uit, veel geld: een tournée générale op café , een nieuwe Nokia-gsm, spelletjes in een lunapark. Hij kon zich zijn aftandse kot niet meer veroorloven en trok bij een vage kennis in, zonder de laatste maanden huur te betalen. Resultaat: schulden, geen domicilieadres meer en dus ook geen brievenbus om officiële post in te droppen. Dat hij zijn verzekeringen niet meer had betaald, merkte hij pas toen hij met zijn scootertje tegen een geparkeerde auto reed. En doordat hij de oproepen van de VDAB nooit had gekregen, werd hij door de RVA geschorst.

Zoals Antonie zijn er in Vlaanderen naar schatting minstens tienduizend jongeren. Bijna de helft van hen krijgt een leefloon, de anderen hebben de weg naar het OCMW niet kunnen vinden of zijn administratief zo in de knoop gedraaid dat ze er geen recht op hebben. Op het eerste gezicht zijn ze heel verschillend: de zoon van een havenarbeider, de dochter van een diplomaat, een minderjarig incestslachtoffer, een student van twintig of een piepjonge alleenstaande moeder. Maar één ding hebben ze gemeen: ze lopen verloren en zijn door hun ouders ‘afgeschreven’. Ze staan noodgedwongen of uit vrije keuze op eigen benen, maar lopen keer op keer verloren. Vaak vallen de dominosteentjes heel langzaam en onopvallend. Eén voor één breken de sociale weefsels om hen heen af. Van de relatie met hun ouders blijft niet veel meer over, hun vrienden laten hen stikken omdat ze zo ‘raar’ doen, en op den duur kan niets hen nog schelen. Hun lot laat hen en iedereen om hen heen totaal onverschillig.

Voor veel tieners en jonge twintigers is de vrije val dan niet meer te stoppen. Tenzij er haast bij toeval iets gebeurt waardoor ze alsnog een nieuwe kans krijgen: ze leren iemand kennen die hen een duwtje in de rug geeft, de politie pakt hen op omdat ze bij een vechtpartij zijn betrokken of op druggebruik worden betrapt, of ze lopen de juiste hulpverlener op de juiste dienst tegen het lijf. Anderen worden nooit opgemerkt en gaan maar door terwijl hun problemen escaleren, aanvankelijk zelfs zonder dat ze zich daar bewust van zijn.

Meestal zijn het geldproblemen die zulke jongeren ertoe aanzetten om hulp te zoeken. Dat is ook vaak wat hen een Jongeren Advies Centrum (JAC) doet binnenstappen. ‘Geldtekort werkt als een oranje knipperlicht’, zegt Paul de Win van de dienst Begeleid Zelfstandig Wonen van het Leuvense JAC. ‘Jongeren komen hier makkelijk klagen dat de huisbaas hen wil buitenzetten omdat ze de huur niet kunnen betalen of dat het OCMW hen niet genoeg geld geeft. Dat is natuurlijk relatief: de één komt met een leefloon rond, de ander heeft niet genoeg met een inkomen van 1250 euro. Vaak hebben ze hulp nodig om hun budget te beheren.’ Wie halverwege de maand geen halve euro meer heeft, raakt nog dieper in de rats. Want het geld moet ergens vandaan komen. Dus stapelen de schulden zich op of worden er louche zaakjes aangenomen om toch maar die enorme gsm-rekening te kunnen betalen.

JURIDISCH NIEMANDSLAND

Oude wijzen en naïevelingen van alle leeftijden hebben daar een pasklare oplossing voor: ‘Ze moeten maar werken.’ Als de economie bloeit, is dat nog niet eens zo’n gek idee. Dan moeten bedrijven voor sommige jobs haast wel drop outs in dienst nemen – zoals ze in zulke periodes plots ook ontdekken dat allochtonen, vrouwen en ouderen best wel ergens toe in staat zijn. Maar vandaag waait de wind uit een minder gunstige richting en kunnen werkgevers weer kiezen uit een ruim aanbod werklozen. Exit probleemgevallen zonder diploma. ‘Nochtans willen de meesten graag werken’, zegt de Gentse straathoekwerker Tijl Meheus. ‘Ook zij dromen van een huisje met een boompje en een beestje. Maar als ze ongeschoold bij de VDAB aankloppen, krijgen ze meteen te horen dat ze een cursus moeten volgen. En dat willen veel gasten helemaal niet. Ze zijn net met school gestopt omdat ze genoeg hadden van al die lessen. Dus laten ze zo’n cursus al snel schieten of beginnen ze er gewoon niet aan.’

Waardoor ze geen uitkering krijgen en naar een OCMW moeten stappen. Als ze al recht hebben op een leefloon. In België bestaat er in theorie geen juridisch niemandsland, maar de praktijk is anders. ‘Zolang een Belg niet verlengd minderjarig is verklaard, wordt hij op zijn achttiende meerderjarig’, zegt de Leuvense advocaat Jan Hamels. ‘Dat betekent dat hij recht kan hebben op een werkloosheidsuitkering of een leefloon. Toch valt er af en toe iemand uit die welvaartsboot omdat hij bijvoorbeeld vergeet om het een of andere formulier in te vullen of omdat hij zich niet op het juiste moment bij de juiste instelling aanbiedt. Dat zijn de nieuwe sans papiers: ondanks de honderden papieren wegwijzers, vinden ze nooit de juiste deur.’

En als ze dan toch voor het juiste loket staan, begrijpen ze de vragen van de ambtenaar niet of weten ze niet wat ze met al die formulieren moeten aanvangen. Ze rennen van de RVA via de VDAB en het kinderbijslagfonds naar de hulpkas tot ze het zat zijn en al die paperassen maar oningevuld laten. Zonder zich van de gevolgen bewust te zijn. Of ze worden kwaad omdat de ambtenaar aan de andere kant van het loket hen maar niet wil begrijpen. ‘Wij proberen hen dan uit te leggen hoe ze aan zo’n loket beleefd maar kordaat kunnen zijn’, aldus De Win. ‘Sommige jongeren zitten in een complexe situatie die flexibiliteit vergt. Als je bijvoorbeeld een studietoelage aanvraagt, moet je de belastingaangifte van je ouders van twee jaar geleden voorleggen. Begin daar maar eens aan als je die mensen al jaren niet meer hebt gesproken.’

Op den duur trekken die jongeren zich gewoon uit die hele mallemolen terug. Om een beetje rust te krijgen, hebben ze een heel makkelijke oplossing: ze maken alle officieel uitziende enveloppen niet meer open. De rekeningen kunnen ze toch niet betalen, van de formulieren begrijpen ze geen snars en oproepen van overheidsinstellingen brengen alleen maar slecht nieuws. De Win: ‘Sommigen komen hier aanzetten met een grote doos vol paperassen. Dan zuchten wij eens, gooien de inhoud van de doos op de grote tafel in de vergaderzaal en beginnen alles te sorteren. Maar dat zijn nog de goeien, want de meesten houden bankafschriften, documenten van het ziekenfonds en loonbrieven gewoon niet bij.’

Als hun leven één grote administratieve puinhoop is, hebben ze ook niet de nodige documenten om een werkloosheidsuitkering of een leefloon aan te vragen. Dus worden hun schulden alsmaar groter en verkassen ze van een studio waar ze de huur niet meer kunnen betalen via de flat van een vriend naar een kraakpand en terug. Hamels: ‘Als zo iemand dan zijn auto verkeerd parkeert en de boete niet betaalt, komt na verloop van tijd een deurwaarder aankloppen. Die stelt vast dat de persoon in kwestie niet meer op dat adres woont, geeft dat door aan de gemeente en na twee maanden wordt hij ambtshalve uitgeschreven.’ Dan is de chaos compleet: zo’n jongen of meisje kan niet meer op een domicilieadres worden bereikt, heeft geen rooie duit en bestaat officieel alleen nog op de zwarte lijsten van allerlei overheidsinstellingen en incassobureaus.

UITGESPUWD EN AFGESCHREVEN

Zo’n kerel is dan al meer dan rijp voor de hulpverlening, zou je denken. En dat is ook zo. Alleen passen ‘verloren gelopen’ jongeren meestal niet in de geijkte hokjes – allochtonen, licht mentaal gehandicapten, minderjarigen, verslaafden – die zowel de klassieke hulpverlening als de hele maatschappij hanteert. ‘Ser-viceclubs doen aan het eind van het jaar graag schenkingen aan het goede doel’, zegt Hamels. ‘Meestal kiezen die voor een gehandicapteninstelling. Dat is veel aantrekkelijker dan de verdoken ellende van die verloren jongeren in de schemerzone.’

Instellingen waar ze wél terechtkunnen, zoals JAC’s en OCMW’s, zijn vaak onbekend en zelfs bedreigend terrein. ‘Veel welzijnswerkers weten ook niet wie die jongeren zijn omdat ze nooit achter hun bureau vandaan komen’, aldus Hamels. ‘Dus moet zo’n jongen of meisje de weg naar dat kantoor al vinden om geholpen te worden. Ik vind het trouwens onwaarschijnlijk dat al die instellingen hoogstens tijdens de kantooruren open zijn. Ze moeten dan ook met deeltijds, slecht betaald personeel werken binnen de lijntjes van hun begrotingen, hun werkingsprogramma, hun evaluatieformulieren.’ Dat is één van de redenen waarom de onthaalbediende in een JAC, wiens belangrijkste taak ‘luisteren’ is, vaak geen tijd heeft voor een babbel. De meeste jongeren die er toch hun verhaal kwijt kunnen, worden doorgestuurd naar dezelfde bestemming: een wachtlijst. Want de opvangcentra, sociale woningen en projecten Begeleid Zelfstandig Wonen zitten overvol.

Dus hangen honderden jonge vrijbuiters tegen wil en dank in de stad rond, waar hoogstens een straathoekwerker hen nog kan bereiken ( zie kader). ‘Dat zoveel jongeren bij ons terechtkomen, zegt volgens mij iets over de onmacht van de eerstelijnshulpverlening’ zegt Hans Bodyn, coördinator van Straathoekwerk Gent. ‘Het is niet onze taak om die diensten van hun eigen verantwoordelijkheid te ontlasten. Méér straathoekwerkers aan het werk zetten, lost dan ook niet alles op.’

Als de maatschappij en de hulpverlening jongeren uitspuwen, ontwikkelen die zelf een alternatief circuit. ‘Dan gaan ze bij elkaar wonen en leven’, zegt Joost Bonte van het Ankerpunt Straathoekwerk Oost- en West-Vlaanderen (VOS). ‘Dat is voor een stuk de kracht van de jeugd: ze zijn minder vastgeroest dan andere daklozen. Vandaag kun je in sommige kraakpanden het communegevoel van de jaren zestig terugvinden – zij het uit andere beweegredenen. En daar kan ik wel sympathie voor opbrengen.’ Zolang ze in die groep functioneren, voelen sommigen zich relatief goed op straat. Daar leven ze tussen min of meer gelijkgestemden, bestaat er nog een soort solidariteit en hebben ze een bijna totale vrijheid. ‘Daar vallen de maatschappelijke wetten en normen weg en hebben ze het gevoel dat ze zich alleen nog aan de regels van de groep moeten houden’, zegt Tijl Meheus. ‘Het valt hen dan ook ontzettend moeilijk om op een bepaald moment weer uit dat leven te stappen. Want dan worden ze weer met al die regeltjes en wetten geconfronteerd en daar kunnen ze zich maar heel moeilijk aan houden.’

Het is niet omdat iemand het straatleven wel te pruimen vindt, dat hij er ook bewust voor gekozen heeft. Soms ziet zo iemand geen andere mogelijkheid meer. ‘Een straathoekwerker moet die mensen erop wijzen dat er misschien wel alternatieven zijn en dat ze in dat geval een keuze hebben’, zegt Bodyn. ‘Als ze dan toch bewust voor dat leven kiezen, respecteren we dat.’

UITGEPUTTE OUDERS

Waar zijn al die moeders en vaders eigenlijk terwijl hun kroost het hoofd boven water probeert te houden? Ze hebben afgehaakt. Vaak uit onmacht of zelfbescherming: hun hele leven lang hebben ze gewerkt voor een keurig huis, een mooie auto en de jaarlijkse vakantie met het hele gezin, en ze zijn doodsbang om dat door toedoen van een van hun kinderen allemaal te verliezen. De Win: ‘Er zijn natuurlijk jongeren die het vangnet niet krijgen waar ze recht op hebben, maar de meesten worden door hun ouders gedropt na jaren van enorme problemen en conflicten. Die mensen hebben al geld verloren door borg te staan voor zoon- of dochterlief, hun auto is al een paar keer in de prak gereden en de sfeer thuis is niet te harden. Op den duur kunnen ze dat psychisch en financieel niet meer opbrengen en proberen ze afstand te nemen. Ook omdat ze vaak nog andere kinderen hebben om voor te zorgen.’

Dus gaat zo’n moeilijke jongen of recalcitrant meisje alleen wonen, zonder enige voorbereiding en soms zelfs zonder spaarpotje. ‘Dat hangt ook samen met het fenomeen van de zogenaamde working poor‘, zegt Bonte. ‘Mensen willen mooie, dure, grote spullen, en investeren steeds minder in de toekomst van hun kinderen.’ Of ze nu sparen of niet, de wet gebiedt dat ouders er minstens voor zorgen dat hun kinderen niet van honger omkomen. Want ouders hebben onderhoudsplicht ten opzichte van hun meerderjarige kinderen, net zoals dat omgekeerd het geval is. En die plicht houdt niet op zodra een zoon of dochter het nest verlaat. Hamels: ‘Des-noods kan een rechter de ouders een som opleggen die ze maandelijks aan hun kind moeten betalen. Maar dan moet dat wel zelf naar de rechtbank stappen, en de trappen van het vredegerecht zijn soms onoverkomelijk hoog.’

Dat ouders onderhoudsplicht hebben, betekent nog niet dat ze hun meerderjarige kroost ook onderdak moeten bieden. Op een bepaald moment verlaat een kind het nest en meestal gebeurt dat heel vlot en vanzelfsprekend. Als er toch slaande deuren aan te pas komen, is dat meestal doordat ouders hun kleine nog een tijd thuis willen houden. Maar ook het omgekeerde komt voor: een twintiger die geen enkele reden ziet om elders te gaan wonen, terwijl zijn ouders eigenlijk niets liever zouden willen. De Win: ‘Die jonge mensen zitten thuis echt op hotel: er wordt voor hen gekookt, gewassen en gestreken, ze hoeven hun loon niet af te geven en worden meestal nog door hun ouders gesponsord ook. Waarom zouden ze uit eigen beweging opstappen? Zij hebben geen problemen.’ Desnoods kunnen moegetergde ouders hun kind op gerechtelijk bevel eruit laten zetten. In de praktijk gebeurt dat haast nooit en komt het meestal tot relatiebemiddeling of een verzoeningszitting bij de vrederechter. En als zo’n fils à papa uiteindelijk gedwongen wordt om op eigen benen te staan, gaat het vaak mis. Want hij is niet gewoon om voor zichzelf te zorgen en loopt vaak net zo verloren als iemand die op zijn zestiende een studiootje huurt.

Als tieners of twintigers tegen wil en dank op straat terechtkomen omdat ze tot over hun oren in de juridische en andere problemen zitten en geen andere uitweg zien, wie treft dan schuld? Hun ouders die hen hebben afgeschreven? De hulpverleningsinstellingen die niet genoeg middelen hebben? Zijzelf?

Misschien gaat het niet om schuld, maar wel om kwetsbaarheid. Want jonge mensen die helemaal alleen – en niet meer met z’n tweeën zoals in de hoogdagen van het huwelijk het geval was – in de grote wereld terechtkomen, staan zo goed als in hun blootje. Kwetsbaar als een pasgeboren kind. Ze missen de nodige kennis, vaardigheid en weerbaarheid om op hun eentje te overleven. En dat kan zelfs een dure weerbaarheidscursus hen niet leren.

Waarom lukt dat bij sommigen wel en bij anderen niet?

Wat doet In Petto om jonge mensen diets te maken wat hun rechten en plichten zijn?

Is geld de sleutel?

Ann Peuteman

Als de maatschappij en de hulpverlening jongeren uitspuwen, ontwikkelen die zelf een alternatief circuit.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content