‘Loont hard werken echt in dit land? Ik krijg pas pensioen na 50 voltijdse loopbaanjaren’

‘Als fair werkende burger die altijd netjes de geldende regels volgt kón ik vóór 2003, door het ontbreken van een wettelijke omkadering van mijn beroep, niet bijdragen aan mijn pensioen’, schrijft onthaalmoeder Helena Op ’t Eijndt. Ze vraagt dat de overheid ernstig werk maakt van het scheefgetrokken statuut van onthaalmoeders.

Onthaalouders kloppen met de glimlach weken van minimaal 50 uur, maar vaak loopt dat aantal hoger op. Met veel liefde en zorg pamperen ze de kroost van elders werkende ouders in een toffe huiselijke sfeer… Een mooi beroep met torenhoge verantwoordelijkheid. Echt geen kinderspel, zou ik durven zeggen, en toch worden alle onthaalouders die vóór 2003 dit beroep via een erkende kinderopvangdienst uitoefenden zwaar door de overheid afgestraft. Zij moeten er naast de letterlijke shit, die inherent is aan de job, ook nog heel wat figuurlijke bijnemen… In het bijzonder zij die op erg jonge leeftijd aan de slag gingen krijgen rake klappen: alle loopbaanjaren vóór april 2003 worden door de pensioenwetgeving schaamteloos van tafel geveegd, ondanks het feit dat er een officiële schriftelijke overeenkomst was met een door Kind & Gezin erkende kinderopvangdienst.

Laat ik de situatie, aan de hand van mijn persoonlijke ervaring, even uit de doeken doen: na het overlijden van mijn vader werd ik in 1978 op 16-jarige leeftijd financieel gedwongen om de schoolbanken te wisselen voor een job als bediende bij een uitgeverij. Sinds dan heb ik steeds voltijds gewerkt: aanvankelijk om het gebroken gezin financieel te steunen, daarna om de touwtjes als alleenstaande vrouw aan mekaar te kunnen knopen. Daartoe kluste ik jarenlang, naast mijn voltijdse werkweek, nog 50% officieel via een schoonmaakfirma bij tot het moment dat ik mijn man leerde kennen.

Loont hard werken echt in dit land? Ik krijg pas pensioen na 50 voltijdse loopbaanjaren.

Na de geboorte van onze zoon besloot ik in 1998 bewust een carrièreommezwaai te maken: onthaalmoeder worden leek me de ideale combinatie tussen voltijds thuiswerk en zorgzaam ouderschap. Daarenboven werd het beroep volop gepromoot door de overheid. Ik kon kiezen tussen het zelfstandigenstatuut of de regeling via een door Kind en Gezin erkende opvangdienst. Ik koos voor het laatste, niet in het minst om ook een direct aanspreekpunt te hebben bij vragen of problemen, en daar heb ik tot op heden nog nooit spijt van gehad.

Alles officieel geregeld dus – niets ‘in het zwart’. Goed bezig, dacht ik – maar niets is minder waar. De overeenkomsten uit die tijd blijken niet meer dan een vodje papier. Over het feit dat dit beroep door de belastingvrije vergoeding geen loopbaanjaren zou opbouwen werd in alle talen gezwegen. Ook over de negatieve financiële gevolgen voor het latere pensioenbedrag. Dat alles is geen verwijt aan het adres van de kinderopvangdiensten, wél een vingerwijzing naar de slechte omkadering en beschrijving van het toenmalige ‘statuut’, dat eigenlijk die naam niet waard was.

Werken zonder te werken

Stelt u zich de situatie even voor: je werkt jarenlang 50 tot 70 uur per week mét een officiële overeenkomst bij een door de Belgische overheid erkende kinderopvangdienst, die op zijn beurt gecontroleerd wordt door ‘Kind & Gezin’; en achteraf vertelt diezelfde overheid je doodleuk dat je al die jaren ‘nooit gewerkt’ hebt. Daar sta je dan met je mond vol tanden en je handen vol officiële overeenkomsten. Het was blijkbaar ‘niet voor echt’, het was een officieel ‘niemendalletje’… Hoe dom van mij dat ik toen niet wist dat ik eigenlijk niet werkte – hoogstwaarschijnlijk was ik daar te druk voor bezig. Het was dan ook niet niks: tot acht kinderen verzorgen met 60 werkuren in de week, en dat alles met als beloning nul (0!) loopbaanjaren. Erg dom van me: als ik in die periode werkloos of ziek zou zijn geweest had ik wél loopbaanjaren voor mijn pensioen opgebouwd. Dan had ik wél vijf jaar vroeger met pensioen kunnen gaan… Is dat niet absurd? Blijkbaar vindt men het in België logisch dat men geen rechten opbouwt als men de overheid als hard werkende burger geen geld kost, maar krijgt men die rechten wel als men uitkeringen van de overheid ontvangt. Begrijpe wie begrijpen kan. Soms vraag ik me af of het Belgisch surrealisme hier voor iets tussen zit?

Nog een geluk dat Mieke Vogels op 1 april 2003 het op zich ook nog halfslachtige ‘sui-generisstatuut’ voor de onthaalmoeders invoerde. Het was nog wel geen écht werknemersstatuut, maar er werden toch al beperkte sociale rechten en loopbaanjaren door opgebouwd – ondanks een nog steeds belastingvrij inkomen. Het was een typisch Belgisch compromis, maar ik was al blij dat het geen misplaatste aprilgrap was: eindelijk was er vanuit het toenmalige beleid een sprankel aan waardering…

Maar wat met die jaren ervóór?

Tussen 1998 en 2003 verlies ik vijf loopbaanjaren. Ik ben momenteel 57 en kan pas in 2023 (na 45 gemiddeld méér dan voltijdse loopbaanjaren) aanspraak maken op vervroegd pensioen (met een verminderde uitkering welteverstaan). Mijn effectieve pensioendatum (met volledige uitkering) bereik ik echter pas in juli 2028, exact 50 jaar (!) nadat ik in 1978 aan de slag ging. Ik word afgestraft voor het feit dat ik onvrijwillig vroegtijdig aan de slag ben moeten gaan én door het feit dat de overheid, die steeds de mond vol heeft over hoe belangrijk kinderopvang wel is, vijf jaar van mijn loopbaan niet als dusdanig waardeert.

Vijftig jaar voltijds werken alvorens de pensioenleeftijd te bereiken. Ik vraag me af hoeveel van onze beleidsmakers dat ‘normaal’ vinden. Is dit de manier om iemand die vanaf vroege leeftijd gemiddeld méér dan voltijds aan het werk was te bedanken? En ik ben niet alleen: bij mezelf is de situatie met 50 vereiste loopbaanjaren door mijn vroege werkstart vrij extreem; maar ook bij mijn collega’s vallen er nog schrijnende verhalen te rapen. Ook zij krijgen nu de deur tegen hun neus, en dat terwijl ook bij hen de deur altijd open stond om gezinnen met kinderen de mogelijkheid te geven om te gaan werken en de voor iedereen zo belangrijke economie te doen draaien.

Velen van hen kunnen niet, zoals ik, (deels) teruggrijpen op gewerkte loopbaanjaren in de privésector. Zij die vóór 2003 enkel als onthaalmoeder aan de slag waren verliezen nog méér loopbaanjaren dan ik – sommigen tien, anderen dertien jaar of nog meer… Daardoor zullen onthaalouders die nog méér jaren dan ikzelf vóór april 2003 aan het werk waren nooit een volledig pensioen kunnen opbouwen. Ze bereiken de pensioendatum vooraleer ze een degelijk pensioenbedrag opgebouwd kunnen hebben. Dat is voor iedereen in deze situatie op zijn minst nadelig, maar in het bijzonder voor alleenstaanden ronduit rampzalig.

Over de kinderopvangdiensten hoor je mij geen kwaad woord zeggen. Zij zorgen er met raad, daad en morele steun voor dat mensen die dit beroep uitoefenen gewaardeerd worden. Nu moet enkel de wetgever nog volgen. Enkel hij kan het onrecht dat alle onthaalmoeders met een tot vóór april 2003 reikende loopbaan wordt aangedaan, nog rechtbuigen. Hoe? Eigenlijk is het vrij simpel, want de politieke oefening werd al helemaal gemaakt.

Het volledig uitgewerkte wetsvoorstel van toenmalig Kamerlid Sonja Becq van 24 april 2018, en een meer recente versie van Nahima Lanjri, beschrijven het probleem accuraat, en vermelden ook de relatief beperkte impact op het pensioenbudget bij waardering van de verloren jaren. De implementatie ervan zou de huidige struisvogelpolitiek doorbreken en tonen dat persoonlijke en professionele kinderopvang in dit land écht gewaardeerd wordt. Jammer genoeg lijkt het er nu op dat de overheid nog steeds de andere kant opkijkt. Dat is uiteraard makkelijk én lucratief: als men maar lang genoeg wacht gaan al die ‘vervelende’ oudere onthaalmoeders ooit toch eens op pensioen, zónder de waardering waar ze recht op hadden. Dat is dan weer een centje gespaard in onze kreunende begroting. Het is echter wel cynisch dat het net de politiek zelf is die er voor gezorgd heeft dat die pensioendata van al die onthaalouders nog een poosje op zich laten wachten, niet? Voorlopig krijg ik alvast niet de indruk dat alle partijen die momenteel onderhandelen over een nieuwe federale regering erg met het thema bezig zijn.

Geachte wetgever, wat heeft de overheid te verliezen? Het is een uitdovend ‘statuut’. Het gaat over een beperkt aantal gedupeerden (de aantallen staan in het wetsvoorstel) en er komen er geen meer bij – het probleem stelt zich niet meer voor al wie vanaf 1 april 2003 startte.

Het enige wat ik vraag is redelijkheid. Als fair werkende burger die altijd netjes de geldende regels volgt kón ik vóór 2003, door het ontbreken van een wettelijke omkadering van mijn beroep, niet bijdragen aan mijn pensioen. Dat was niet mijn fout, maar wel het gevolg van de toenmalige politieke onverschilligheid hieromtrent. Ik koos niet voor het slechte statuut, maar ik koos wel bewust voor het beroep. Alle onthaalouders, mezelf incluis, hebben er al die ‘verloren’ jaren vóór het sui-generisstatuut voor gezorgd dat anderen op de arbeidsmarkt terecht konden – ook dat kwam de staat ten goede. Zie het als onze rechtstreekse bijdrage aan de samenleving.

Onredelijk vind ik de vraag om deze verloren jaren te valideren dus zeker niet. Dat ze ooit financieel in het pensioenbedrag gewaardeerd zouden worden, lijkt me in het huidige politieke stelsel eerder een utopie, al zou het niet meer dan rechtvaardig zijn. Wél vraag ik met aandrang dat ze als gewerkte loopbaanjaren meetellen, zodat mijn collega’s en ikzelf na een welgevulde zware loopbaan onze carrière toch nog binnen een redelijke termijn en op een waardige manier kunnen afsluiten. Net zoals alle andere hardwerkende landgenoten die het geluk hadden om wél binnen een wettelijk goed omkaderd statuut hun beroep uit te kunnen oefenen.

Zo niet zal ik hieruit moeten besluiten dat hard werken in België niet loont. Maar dat is toch net het signaal dat u niet wilt uitsturen? Of toch?

Helena op ’t Eijndt is onthaalouder via de officiële kinderopvangdienst.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content