Ingrid Lieten

Letterlijk: de toespraak van minister Lieten op de Staten-Generaal van de Media

Ingrid Lieten Vlaams minister van Media, Armoedebestrijding, Innovatie en Overheidsinvesteringen (SP.A)

Lees hier de integrale toespraak van Vlaams minister van Media Ingrid Lieten (SP.A), uitgesproken op de tweede Staten-Generaal van de Media.

Dames en Heren,

Welkom op de Staten?Generaal van de Media.

Ongeveer 3 jaar geleden stond ik hier voor u met een centrale boodschap: ‘Sterker door Samenwerking’. Ik lanceerde deze samenwerkingsstrategie in het licht van een aantal ontwikkelingen die zich toen aandienden. Samengevat ging het over een potentieel neerwaartse, disruptieve evolutie van het mediaecosysteem in Vlaanderen. Samenwerking was volgens mij één, zoniet de belangrijkste basis om hierop een antwoord te formuleren.

De voorbije jaren heb ik de samenwerkingsgedachte vertaald in concrete beleidsinitiatieven. Ik denk daarbij aan het MiX, het mediainnovatiecentrum voor Vlaanderen dat steun biedt aan projecten die de competitiviteit van de Vlaamse mediasector vergroten, dat weldra zijn tweejarig bestaan viert. Ik denk ook aan de samenwerking binnen de MediAcademie, het Kenniscentrum Mediawijs.be en het Steunpunt Media.

De samenwerkingsidee stond ook voorop bij de opmaak van de beheersovereenkomst 2012?2016 met de VRT: de openbare omroep kreeg in 2011 de uitdrukkelijke rol om samenwerking te vertalen in concrete projecten met de media? en cultuursector. Talrijke subsidieprojecten moesten de voorbije jaren eveneens kunnen aantonen hoe ze door de krachten te bundelen met andere actoren, meer impact konden realiseren.

Dames en Heren,

Recente ontwikkelingen binnen de mediasector in Vlaanderen en ook buiten onze landsgrenzen, missen hun effect niet op de allianties van vandaag. Er is een toegenomen onduidelijkheid over toekomstige financieringsmogelijkheden.

De vertrouwde businessmodellen bieden niet langer houvast. Rechtenkwesties worden complexer. De advertentiemarkt zet niet voor alle sectoren rooskleurige cijfers neer. Internationale spelers krijgen meer impact op de aankoop van het aanbod en de distributie ervan. Een veranderend mediagebruik en de introductie van nieuwe digitale faciliteiten, zoals opnamemogelijkheden maar ook uitzendingen via het internet, zet het media?ecosysteem onder druk. Nieuwe mengvormen van media geraken ingeburgerd, net als de atomisering van media?content, waarbij programma’s of fragmenten ervan afzonderlijk worden verkocht en verdeeld via verschillende netwerken en platformen. De mediagebruiker zoekt en vindt over talloze platformen heen de content die hij wil, wanneer hij wil – ook al blijven bepaalde generaties ook nog wel trouw aan vaste, lineaire uitzendschema’s en aan de zogenaamde traditionele aanbieders.

Kortom, de druk is verhoogd op alle spelers – groot én klein ? om hun positie te vrijwaren in het Vlaamse medialandschap. Er zit overlevingsstrategie in het handelen en denken. Die overlevingsstrategie leidt soms tot meer consolidatie of tot concentratietendensen, wat op zijn beurt nieuwe tegenstellingen of uitdagingen kan uitlokken.

In het licht van al deze ontwikkelingen, klinkt samenwerking misschien wat utopisch. En toch. Ook in 2014 vind ik de basisgedachte van de vorige Staten?Generaal van de Media nog steeds erg actueel.

We kennen allemaal goede redenen om die samenwerking niet zomaar af te doen als een ééndagsvlieg: Vlaanderen is een kleine taal? en cultuurgemeenschap, en kent dus ook een eerder kleine afzetmarkt. Vlaanderen herbergt tal van talentvolle mediamakers die kansen moeten blijven krijgen om hier aan de slag te blijven en hun talent in goede en correcte werkomstandigheden te ontwikkelen. De uitdagingen waarvoor de mediasector staat, zijn dermate groot dat ze vragen om overleg en een gezamenlijke aanpak.

Ik blijf er dan ook van overtuigd dat in een kleine regio als Vlaanderen samenwerking cruciaal is om op een efficiënte en effectieve manier een lokaal verankerd cultuur? en media?aanbod voor alle Vlamingen te verzekeren. We moeten ons durven de vraag stellen of we met een mentaliteit van ‘ieder voor zich’ de eindmeet zullen halen.

De cruciale kwestie is hoe we er samen, als gehele mediasector op vooruit kunnen gaan. Hoe realiseren we een duurzaam ecosysteem waarin diverse mediaspelers, groot en klein, een Vlaams, creatief en kwaliteitsvol media?aanbod kunnen blijven bieden aan een mediavaardige burger?

Die uitdaging zou ons allemaal moeten bezighouden. Niet alleen de politicus die op dat ogenblik bevoegd is.

Dames en Heren,

Media betrekken mensen bij de samenleving, bieden mensen een blik op zichzelf, de ander, de wereld, geven een kans op wederwoord. Media doen mensen nadenken, lachen, de zorgen van de dag vergeten. Media kunnen ook slachtoffers maken, bijvoorbeeld door onzorgvuldige of ongenuanceerde berichtgeving of door een te hoge werkdruk. Die maatschappelijke impact van de media acht ik cruciaal en plaatst m.i. diezelfde media voor een grote verantwoordelijkheid.

Ik denk dan in de eerste plaats aan de zorg voor talent. Het succes van eender welke sector is in eerste instantie te danken aan de mensen die er werken. De mediasector kent een grote aantrekkingskracht als tewerkstellingsplek voor jong talent, maar we moeten ons vragen durven stellen wanneer we zien dat oudere werknemers de sector verlaten of wanneer de werkomstandigheden voor sommige beroepscategorieën weinig rooskleurig zijn.

Met de MediAcadamie die een naschools opleidingsaanbod mogelijk maakt voor professioneel talent zowel in de sector van de geschreven pers als in de audiovisuele sector en het Sociaal Charter voor de audiovisuele sector heb ik met de sector een aantal afspraken willen maken over de opleidingsmogelijkheden en werkomstandigheden, die moeten bijdragen tot een gezond en transparant werkklimaat voor iedereen.

De economische realiteit van vandaag maken de implementatie van die afspraken niet evident, maar ze zijn cruciaal willen we maatschappelijk verantwoord en succesvol ondernemen.

Diversiteit. Ik heb er geen geheim van gemaakt dat volgens mij de mediasector diversiteit structureler ter harte zou moeten nemen. Diversiteit in zijn brede betekenis ? voor en achter de schermen ? op de werkvloer ? in het aanbod. Media moeten er voor iedereen zijn. Door iedereen. De openbare omroep heb ik op dit vlak een uitdrukkelijke en uitgesproken rol gegeven en via projectsubsidies heb ik de brede sector extra willen stimuleren. Die taak is evenwel nog niet af.

Dat geldt ook voor mediawijsheid. ‘Mediavaardig zijn’, stopt niet op een bepaald moment; in een evoluerend medialandschap blijft het inzetten op de mediawijsheid van mensen een permanente zorg.

Mediawijze mensen zijn in staat om zich bewust, kritisch en actief op te stellen in de huidige gemediatiseerde samenleving, en versterken daardoor hun maatschappelijke positie of hun welbevinden.

De mediasector heeft er alle belang bij het mediagebruik te monitoren en inzichten te verwerven hoe gebruikers media ervaren en consumeren, maar die interesse zou volgens mij niet alleen vanuit economische overwegingen gedreven mogen zijn. Media moeten ook zorgen voor een genuanceerde beeldvorming, ze moeten mediagebruikers helpen om inzicht te verwerven in hoe de media functioneren.

Media moeten diensten ontwikkelen voor mensen die minder goed mee zijn en ook betaalbare opties aanreiken voor zij die het met minder moeten stellen… Ook dat zijn volgens mij taken van de media.

Als minister heb ik die overtuiging vertaald in een beleid rond mediawijsheid dat zich in eerste instantie richt naar de talloze initiatieven die werk maken van een e?inclusieve samenleving, maar ook naar de media?industrie.

Deontologie. Het intern en publiek debat over ethische en deontologische aspecten van de media moet volgens mij meer dan ooit gevoerd worden. De continue nieuws? en mediastroom brengt een eigen dynamiek teweeg met meer interactie en tijdsdruk. Alles wat ooit in de media verschijnt, blijft daarenboven quasi permanent publiek beschikbaar en kan op die manier soms onterecht blijvend schade berokkenen. Ook de vaststelling dat steeds meer gebruikers actief participeren via bijvoorbeeld sociale media, geeft het deontologische debat nieuwe dimensies.

Daarom heb ik tijdens mijn beleidsperiode ingezet op een verhoogde aandacht voor de journalistieke deontologie en voor de Code van de Raad voor Journalistiek.

Tot slot – last but not least, het media?aanbod. Te midden van het veranderende mediagebruik en medialandschap in Vlaanderen, dragen beleid en sector de verantwoordelijkheid de pluriformiteit en de kwaliteit van het media?aanbod te stimuleren en te bewaken.

Dat begint en eindigt weer met mensenwerk. Maar er is complementair ook nood aan een permanente monitoring van de mediaconsolidatie en -concentratie in Vlaanderen en een verdergezet debat over de mate waarin de overheid hier regulerend moet optreden.

Het is daarnaast ook onontbeerlijk dat we blijven investeren in de productie van lokale Vlaamse mediacontent. Ik heb er de voorbije jaren geen geheim van gemaakt dat ik het absoluut noodzakelijk vind om in Vlaanderen de creatieve kaart te trekken en te investeren in de huizen en de mensen die werken aan een Vlaams kwaliteitsaanbod.

De VRT kreeg de uitdrukkelijke rol sectorversterkend te werken. Met het Mediafonds en het Gamefonds werden ook voor de brede mediasector succesvolle instrumenten gecreëerd. Ook regelgevende initiatieven zoals de stimuleringsregeling voor audiovisuele productie en het verankeren van het principe van de signaalintegriteit zijn volgens mij belangrijke schakels binnen dit verhaal.

Andere schakels voor de toekomst zijn volgens mij o.m. een verdere krachtenbundeling op het vlak van rechtenvertegenwoordiging, stimulansen voor de internationale promotie en marketing van onze audiovisuele producties en eventuele nieuwe regulerende initiatieven om concentratiebewegingen te vermijden die al te onevenwichtige machtsverhoudingen mogelijk maken.

De zorg voor kwaliteit en pluriformiteit geldt uiteraard ook voor het aanbod in de geschreven pers. Met de verhoging van de subsidie aan het Fonds Pascal Decroos en met de beheersovereenkomst VRT heb ik ook versterkt ingezet op trage, en meer diepgravende journalistieke projecten. De projectsubsidies aan enkele kleinere journalistieke spelers op het terrein is een bijdrage vanwege de overheid om ook deze initiatieven kansen te bieden.

Maar ik besef dat er hier ook andere issues zijn die voor de nabije toekomst op tafel moeten komen zoals de BTW?regeling voor digitale dragers, weliswaar federale materie. De soms opgeworpen tegenstelling tussen de steun aan journalistiek versus de steun aan mediabedrijven zouden we moeten kunnen overstijgen en ook hier samenwerken aan wat ons gemeenschappelijk einddoel is nl. kwaliteitsvolle, pluriforme en toegankelijke nieuwsmedia. Binnen de diversiteit van het landschap is er ook een rechtmatige plek voor lokaal en regionaal nieuws; voor de regionale zenders heb ik de voorbije jaren alvast gewerkt aan een oplossing om hen meer financiële zekerheid te bieden.

Ook het radiolandschap staat de komende jaren voor een nieuw traject: alle erkenningen en zendvergunningen moeten worden vernieuwd. Dit is een uitgelezen kans om te werken aan een diverse en leefbare radiosector, rekening houdend met de digitale evoluties en met de behoeften van de luisteraars.

Dames en heren,

Het zijn boeiende en soms ook woelige tijden voor de media in Vlaanderen. Ik wil jullie danken voor jullie inzet en medewerking de voorbije jaren, ook al ging dat weleens gepaard met een meningsverschil of een andere kijk op de zaak.

Vandaag is het woord verder aan u. De agendasetting voor de komende legislatuur krijgt vandaag op deze Staten?Generaal van de Media een uitgesproken en zichtbare plek. En zo het de media van de toekomst betaamt, doen we dat samen – in alle openheid en met alvast een mooi resultaat tot gevolg: de Media APP door het MiX, waarover straks meer.

Ik wens u een fijne en inspirerende namiddag toe.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content