Stijn Van Hamme

‘Lesuur Frans schrappen ten voordele van Engels: zijn leerlingen wel gebaat bij zo’n beslissing?’

Stijn Van Hamme Lesgever Frans (UGent), praktijkassistent binnen de opleiding Bestuurskunde en Publiek Management

‘Het enige waartoe dit uurtje zal leiden is dat de kennis van het Frans nog meer achteruit gaat en dat de kennis van het Engels onvoldoende zal toenemen’, schrijft Stijn Van Hamme (UGent) over de aankondiging dat katholieke scholen volgend jaar mogen kiezen om een lesuur Frans in te ruilen voor een uur Engels.

De topman van het katholiek onderwijs komt nog maar eens met een nieuwe idee op de proppen. Dit keer wil Lieven Boeve de scholen uit zijn net (waar nog steeds drie kwart van de schoolgaande leerlingen onderwijs volgen) de toestemming geven om vanaf 1 september 2019 een uur Frans per week te schrappen ten voordele van een uur Engels. Zijn voorstel is geheel vrijblijvend (de scholen hebben de eindbeslissing) en gestoeld op bepaalde situaties waar leerlingen onvoldoende in contact blijken te komen met Engels (Boeve verwijst hiervoor naar Brussel). Op het eerste zicht lijkt dit een vrij terechte beslissing ingegeven door praktische noden uit de realiteit.

Een genuanceerdere situatie

Wanneer we echter dieper ingaan op de werkelijkheid in ons onderwijs, lijkt het voorstel van meneer Boeve kant noch wal te raken. Het is een vaststaand feit dat de kennis van het Frans bij onze leerlingen bergaf gaat. Dit gebeurt bovendien niet gradueel, maar in een zwaar angstaanjagend ijltempo. Uit een recent peiling uitgevoerd in opdracht van onderwijsminister Hilde Crevits bleek immers al dat minder dan de helft van de leerlingen aan het eind van het lager onderwijs de eindtermen haalt voor leesvaardigheid en slechts een minderheid erin slaagt om zich correct uit te drukken. Zij beginnen dus al met een duidelijke achterstand aan het secundair. Zijn onze leerlingen dan gebaat bij zo’n beslissing?

Lesuur Frans schrappen ten voordele van Engels: zijn leerlingen wel gebaat bij zo’n beslissing?

Ook aan het eind van het secundair onderwijs is de kennis van het Frans bovendien alles behalve om fier over te zijn. Dit blijkt evenzeer uit de peilingtoetsen en kon ik samen met mijn vakcollega’s ook reeds vaststellen. Recentelijk namen wij een voorkennis test af voor Frans binnen de opleiding Handelswetenschappen. Deze test was volledig gebaseerd op de veronderstelde kennis uit het secundair onderwijs. Toch waren de resultaten ronduit rampzalig. In dergelijke mate zelfs dat mijn collega en ikzelf ons afvroegen of bepaalde studenten hun diploma secundair onderwijs misschien gekregen of zelfs gewoon op straat gevonden hadden… Zijn onze leerlingen dan gebaat bij zo’n beslissing?

Daarnaast is er het feit dat de eindbeslissing bij de scholen zelf ligt. Het zou dus perfect kunnen dat scholen uit hetzelfde onderwijsnet plots een verschillend aantal uren Frans aanbieden in het eerste jaar. Stel je voor dat een kind van school verandert omwille van een verhuis. Het zou dus perfect kunnen dat het plots meer of minder Frans krijgt. Of in het slechtste geval misschien zelfs een deel van de basis mist omdat het in een voorgaand jaar in de andere school een uur Frans minder kreeg. Dit neigt dus potentieel naar een soort van kakofonie binnen het onderwijs van eenzelfde vak. Zijn onze leerlingen dan gebaat bij zo’n beslissing?

Denkt Lieven Boeve echt dat onze leerlingen tijdens één uurtje Engels plots taalvirtuozen zullen worden?

Tot slot zou de beslissing van Boeve ingegeven zijn door een bezorgdheid dat leerlingen in bepaalde situaties onvoldoende in contact komen met Engels. Dat zou de echte reden zijn om een uur Frans om te zetten naar een uur Engels. Als dit zou kloppen, waarom beperkt men zich dan tot één uurtje Engels per week? Denkt Lieven Boeve echt dat onze leerlingen tijdens één uurtje Engels plots taalvirtuozen zullen worden? Het enige waartoe dit uurtje zal leiden is dat de kennis van het Frans nog meer achteruit gaat en dat de kennis van het Engels onvoldoende zal toenemen. Met slechts één uur per week kan men immers te weinig doen in om het even welk taalvak. Zijn onze leerlingen dan gebaat bij zo’n beslissing?

Bovendien lijkt deze beslissing haaks te staan op een uitspraak die Boeve op 12 oktober laatstleden in de pers deed. Toen vond hij het net nodig om meer Frans aan te bieden opdat kinderen te weinig met deze taal in contact komen. Hij verwees onder meer naar de vormende functie van de VRT en suggereerde om af en toe een Frans gedichtje in kinderprogramma’s op te nemen. Vreemd toch dat net hij nu wil beknibbelen op het aantal lesuren Frans. Als hij zelf aanvoelt dat leerlingen te weinig in contact komen met Frans, zijn onze leerlingen dan echt gebaat bij die beslissing?

De vrijheid van onderwijs misbruikt…

De verschillende voorstellen die de topman van het katholiek onderwijs de laatste jaren gelanceerd heeft (een vak Burgerschap ten koste van Nederlands, zijn huidige voorstel omtrent het Frans, …) maken duidelijk dat de onderwijskoepels de grondwettelijk bepaalde vrijheid van onderwijs meer en meer misbruiken in hun voordeel en vooral in het nadeel van onze leerlingen.

Zij profiteren op bijna slinkse wijze van de grijze zone tussen de verantwoordelijkheidsniveaus. Hierdoor worden beslissingen genomen of opgedrongen die de kwaliteit van ons onderwijs in een neerwaartse spiraal duwen. De bevoegde minister schreeuwt dan moord en brand wanneer de zoveelste barslechte resultaten opduiken, maar verschuilt zich achter de vrijheid van onderwijs om de verantwoordelijkheid door te schuiven naar de scholen. De koepels dringen een bepaalde visie op onderwijs op aan de leerkrachten vanuit hun leerplannen die bijna geen enkele vrijheid meer geven aan de leerkrachten zelf. Ingrijpen van de overheid staan zij niet toe want dan schermen ze met de vrijheid van onderwijs.

De echte slachtoffers in dit spelletje heen-en-weer-wijzen zijn onze leerkrachten en leerlingen. Onze leerkrachten worden door iedereen met de vinger gewezen omwille van de slechte resultaten (ook al zijn zij aan handen en voeten gebonden door de koepels) en onze leerlingen worden misbruikt als ordinaire proefkonijnen die de zoveelste pedagogische theorie (of waanzin, zo u wil) moeten ondergaan.

Tijd voor een kwaliteitscultuur

Het is daarom tijd dat de overheid eindelijk doortastend ingrijpt om ons onderwijs te redden. Indien wij blijven aanmodderen zoals vandaag, zal ons onderwijslandschap evolueren naar een tweedeling: enerzijds privéscholen die los van de koepels kwalitatief hoogstaand onderwijs aanbieden en anderzijds de scholen van de koepels waar een middelmatig onderwijs gericht op hedonisme wordt aangeboden. Wij mogen toch niet tolereren dat kwalitatief onderwijs enkel bereikbaar zal zijn voor leerlingen van rijke ouders?

Eigenlijk ligt de oplossing voor de huidige wantoestand voor de hand. Het pedagogisch proces moet volledig geherbalanceerd worden. Wij zouden ons onderwijs moeten aanpakken, naar mijn mening, met een duidelijke afbakening van de verantwoordelijkheden van iedere participant, zoals ik beschrijf in mijn meest recente boek. Laat de overheid volledig beslissen over de invulling van de lesroosters: iedere school biedt hetzelfde aantal lesuren aan voor ieder vak. Bijkomend beslist enkel de overheid over de inhoud van de vakken: eindtermen die voor gans Vlaanderen gelden zonder onderhevig te zijn aan pedagogische modeverschijnselen. Hierin krijgen de onderwijskoepels dan geen enkele inspraak. Op deze manier kan eenzelfde kwalitatief hoogstaand onderwijs geboden worden in iedere Vlaamse school los van de koepels en netten.

De koepels en netten kunnen dan een louter adviserende rol opnemen. Zij kunnen leersuggesties opstellen ter vervanging van de huidige leerplannen die onze leerkrachten ondersteunen. Daarnaast kunnen zij wel vorm geven aan het pedagogisch project van de school en het waardenkader aanreiken waarbinnen de scholen werken die zij vertegenwoordigen. Voor verdere concrete invulling van deze kwaliteitscultuur verwijs ik naar mijn boek.

We moeten nu het moment grijpen om een echte omslag te maken in ons onderwijs. Het is immers onze verdomde plicht als maatschappij ervoor te zorgen dat ieder kind degelijk onderwijs kan genieten en hierdoor alle kansen krijgt tot zelfontplooiing in de maatschappij. Het gaat meer dan ooit om onze scholen, onze kinderen en onze toekomst.

Stijn Van Hamme (1985) stapte na het behalen van zijn licentiaatsdiploma Romaanse Talen in het onderwijs. Hij gaf les in verschillende vakken aan leerlingen van de eerste, tweede en derde graad van het secundair onderwijs in verscheidene scholen in Vlaanderen, zowel in aso, tso als bso. Daarnaast was hij gedurende enige tijd lector in het hoger onderwijs. Sinds september 2015 werkt hij als praktijkassistent aan de UGent, waar hij Frans geeft in de opleiding Bestuurskunde en Publiek Management. Zijn boek ‘Scholen laten schitteren’ verschijnt bij Beefcake Publishing.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content