Kwart van Walen heeft antilichamen tegen covid-19; in Vlaanderen slechts een op tien

Vaccineren in Brussel op 28 januari 2021.

In ons land heeft nog geen vijfde van de inwoners antistoffen tegen het coronavirus, ruim onvoldoende voor de beoogde groepsimmuniteit. Het percentage ligt beduidend hoger in Wallonië.

Antilichamen zijn afweerstoffen die in ons bloed worden aangemaakt na besmetting met het virus. Die stoffen bijven gedurende maanden tot jaren circuleren in het lichaam en geven aan of iemand werd blootgesteld aan het virus.

Tussen november en december is het percentage van bloeddonoren met antilichamen op nationaal niveau vrij stabiel gebleven rond 16 procent. Regionaal waren er wel opvallende verschillen. Zo was er in Wallonië een verdere stijging van 24 naar 27 procent en in Brussel van 18 naar 23 procent. In Vlaanderen was er een lichte daling van 12 naar 9 procent. Dit heeft volgens Van Gucht te maken met een verschil van viruscirculatie in die periode in de verschillende regio’s. Het aantal gezondheidswerkers met antistoffen is licht gestegen met 2,3 procentpunt, gaande van 17,4 procent in november tot 19,7 procent in december.

Onvoldoende voor groepsimmuniteit

Samengevat ligt het aantal mensen met antistoffen dus nog niet op een vijfde, maar er zijn verschillen naargelang functie, regio, activiteiten en leeftijd. ‘Dit is nog ruim onvoldoende voor groepsimmuniteit, iets dat we de komende maanden hopelijk kunnen bereiken dankzij het vaccin’, aldus Van Gucht. ‘Hopelijk kunnen we dan naar de nodige 70 tot 80 procent gaan om dat virus te controleren.’

Partner Content