Knack-huistekenaar GAL krijgt een eredoctoraat: ‘Ik wil niet milder worden’

Gerard alsteens: 'Theo Francken maakt samenleven moeilijker. Op hem reageren is mijn plicht.' © Karoly Effenberger
Simon Demeulemeester

GAL, nom de plume van Gerard Alsteens, wordt net voor zijn zestigste jaar als politiek tekenaar doctor honoris causa aan de Vrije Universiteit Brussel. Een gesprek over Francisco Goya, groenten snijden en het recht op nazimetaforen.

Knacks huistekenaar Gerard Alsteens zegt dat hij niet heeft gelobbyd voor het eredoctoraat dat de Vrije Universiteit van Brussel (VUB) op dinsdag 2 april aan hem uitreikt. ‘Maar als mij zoiets overkomt, aanvaard ik dat met plezier.’ Uit het persbericht van de VUB: ‘GAL’s engagement voor vrijheid en vrije meningsuiting, dat hij vele jaren lang via zijn cartoons vorm heeft gegeven, sluit perfect aan bij de waarden van onze universiteit. GAL is kritisch als het moet, grappig als het kan en denkt altijd wars van elk vooroordeel.’ De woorden en de huldiging doen hem plezier, zegt hij wanneer we gaan zitten in zijn Schaarbeekse woonkamer. Zacht licht valt op een kast vol kunstboeken, op foto’s van Picasso en op schilderijen en tekeningen van de bewoner zelf.

Het was Louise Bourgeois die me voor het eerst zei dat ik geen cartoonist was. “Jij bent schilder, illustrator”, zei ze. En ik vond dat ze gelijk had.

Dat het eredoctoraat komt van een Brusselse universiteit is belangrijk voor hem. ‘Brussel is mijn biotoop. Een laboratorium waar soms letterlijk iets ontploft, maar waar ook uitgedokterd wordt hoe de samenleving in al haar ingewikkeldheid kan bestaan. Ik heb me hier altijd goed gevoeld. Ik woon in de wereld zonder te hoeven reizen.’

Hij miste die wereld in Overijse, waar hij in de jaren 1940 en 1950 opgroeide, op de druivenkwekerij van zijn ouders. ‘Het heeft me altijd verbaasd dat er in provinciesteden waar – zeker vroeger – geen of weinig migranten zijn toch vaak voor uiterst rechts wordt gestemd. De angst dat “ze” zullen komen, zeker? Wel, hier in Brussel zijn “ze” al, dus wij hoeven niet meer bang te zijn.’ (lacht)

Dat de VUB vrijzinnig is, zet het eredoctoraat extra luister bij. ‘Wij zijn thuis zeer gelovig opgevoed. In de slaapkamer van mijn tweelingbroer en mij hing Het angelus van Jean-François Millet, het schilderij waarop een boerenpaar het werk neerlegt om te bidden. De donderpreken van de missionarissen in de kerk, het idee dat je bij voorbaat schuldig was… Dat heeft er bij mij als kind zwaar ingehakt. Ik was al jaren getrouwd toen mijn vrouw me soms wakker schudde, omdat ik in mijn slaap dingen zei als ‘Ik draag een zwaar kruis’. (lacht) Maar maak je geen zorgen, ik ben ondertussen van mijn geloof afgevallen.’

Boven de geïnterviewde hangt een tekening van Georges Wolinski, de Franse tekenaar die omkwam bij de jihadistische aanslag op Charlie Hebdo in 2015. De Fransman schreef erbij: ‘ Vas-y GAL ! Fonce !‘ Ergens hangt een pijpje aan de muur; eronder noteerde GAL: ‘ Ceci est une pipe, monsieur Magritte.‘ Zijn werk vervat al bijna zestig jaar milde tot zelfs bijtende spot. Hij wist al vroeg dat hij tekenaar wilde worden. ‘Aan de kunsten kleefde volgens mijn ouders het odium van verderf. Ik mocht alleen naar het kunstonderwijs om architectuur of reclame te volgen. In reclame zagen mijn ouders profijt, maar dat interesseerde me niet. En om architect te worden, moet je kunnen rekenen. Onze wiskundeleraar op het internaat, een missionaris die in Congo had gezeten, heeft mijn interesse daarin weggeklopt. Wie een foute som maakte op het bord kreeg er met een zweepje van langs – op de blote kuiten.’

Weet je dat ik heel slecht ben in Pictionary? Ik teken altijd eerst wat mij intrigeert, niet wat nodig is om een object snel te kunnen raden.

Wanneer is de liefde voor tekenen en schilderen bij u ontsproten?

Gerard Alsteens: In 1953, op het internaat in Nijvel. Mijn tweelingbroer en ik waren erheen gestuurd om Frans te leren. We kregen er les van een rare snuiter. Zijn hele kamer was rood: het plafond, de muur, de vloer. En zijn zetels en beddensprei ook. Maar hij was een bijzonder goede leraar, die ons biografieën liet lezen. Toen ik veertien was, las ik over Vincent van Gogh en Francisco Goya. Zij hebben mij een heel andere kijk op kunst en schoonheid gegeven dan ik van thuis had meegekregen. Mijn moeder schilderde graag, maar dat waren – en ik zeg het met alle liefde – nietszeggende, lieftallige tafereeltjes vol lammetjes en kippekes.

Nee, dan Goya. Hij schilderde oorlogstaferelen, fenomenale reeksen als Los Desastres de la Guerra. Van hem heb ik geleerd dat je met schilderijen en tekeningen uiting kunt geven aan een maatschappijbeeld. Hij heeft mij aangezet om te gaan tekenen.

U bent uw carrière begonnen bij het jezuïetenblad De Linie, in 1960. Tekende u meteen al politieke cartoons?

Alsteens: Eerst moest ik illustraties maken, bijvoorbeeld bij de teksten van de ondertussen volledig vergeten schrijfster Rose Gronon. Vrij snel kwam de vraag naar politieke en sociaal geëngageerde tekeningen. De eerste die ik maakte, was een Vlaams-nationalistische prent over de Mars op Brussel. Ik nam de Franstaligen op de korrel die langs de weg stonden met bordjes waarop stond ‘Keer terug naar uw dorp’.

De Linie is uiteindelijk opgedoekt door de algemene overste van de jezuïeten in Rome, omdat we te progressief waren geworden. Journalist Mark Grammens, die ook voor De Linie werkte, heeft toen De Nieuwe opgericht en ik ben hem gevolgd.

Uw werk is sindsdien fors veranderd. Bij De Linie waren het nog pentekeningen, echte cartoons. Nu zijn het schilderijen.

Alsteens: Ik kan meerdere genres aan. Mijn vroege werk, dat vlug en spontaan was, apprecieer ik nog altijd meer dan het meest uitgewerkte, wat ik vandaag doe. Pas bij Knack ben ik in kleur beginnen te werken. Toen ik begon, in 1983, werd me met trots verteld dat ‘wij hier in kleur kunnen werken’. Ik denk dat toenmalig hoofdredacteur Frans Verleyen vanuit Roeselare geïnstrueerd was om mij dat te laten doen. Dat gaf misschien meer klasse? Volgzaam als ik ben, heb ik het dan maar gedaan. (lacht)

'Ik maak mij zorgen om fake news. Ik begrijp dat niet goed. Dat is mijn wereld niet meer.'
‘Ik maak mij zorgen om fake news. Ik begrijp dat niet goed. Dat is mijn wereld niet meer.’© Karoly Effenberger

Heeft het gebruik van kleur uw kijk op het metier veranderd?

Alsteens: Ja. Ervoor was ik meer gefocust op het idee zelf dan op de uitwerking. Het voordeel van kleur is de sterke symbolische waarde ervan. En er zit een grote sfeerscheppende kracht in. Als je in kleur werkt, moet je anders nadenken.

Bent u zich vanaf dan politiek of journalistiek tekenaar gaan noemen, en niet langer cartoonist?

Alsteens: Dat woord doet me te veel denken aan ‘karikaturist’, en dus aan mannetjes met dikke neuzen. Terwijl ik al evenveel fijne als dikke neuzen heb getekend in mijn carrière. Het was de Frans- Amerikaanse Louise Bourgeois, een groot kunstenares, die me voor het eerst zei dat ik geen cartoonist was. ‘Jij bent schilder, illustrator’, zei ze. En ik vond dat ze gelijk had. Ik wil een bepaalde subtiliteit in mijn werk leggen. Het mag weleens brutaal zijn, maar niet cartoonesk.

In mijn lessen heb ik nooit over mijn cartoons of tekeningen gesproken, laat staan dat ik mijn studenten cartoons liet tekenen. Er stond, wat mij betrof, een muur tussen die twee werelden. Ik ben les beginnen te geven aan Sint-Lukas meteen nadat ik er was afgestudeerd. Dat gaf het voordeel dat niemand wist dat ik perstekenaar was. Op school was ik niet GAL. Daar was ik meneer Alsteens.

Waarom wilde u uw ervaring als cartoonist niet meegeven aan uw studenten?

Alsteens: Ik doceerde grafiek en waarnemingstekenen, en daar wilde ik voluit in gaan. Je moet studenten die willen leren etsen niet lastigvallen met strips. Wie strips wilde leren tekenen, kon de richting striptekenen volgen.

Op een bepaald moment vonden ze dat alle studenten van alles moesten proeven. En dus moesten studenten architectuur plots bij mij les volgen, en werd ik zelfs naar de jezuïeten van het Sint-Jan Berchmanscollege gestuurd! Als een missionaris van de plastische kunsten! (lacht) En zij stuurden iemand naar ons om Latijn te geven. Wat een janboel was me dat, zeg. Ik kende mijn studenten nog nauwelijks. Terwijl betrokkenheid cruciaal is om goed les te kunnen geven.

Omdat ik het lesgeven altijd heel ernstig heb willen doen, heb ik toen ontslag genomen en ben ik naar de RHoK Academie in Etterbeek getrokken. Ik ben pas teruggekeerd toen mijn oude leraar tekenen met pensioen ging.

Ook na uw pensioen bent u blijven lesgeven. Waarom deed u dat zo graag?

Alsteens: Mensen stukje bij beetje op weg zien gaan naar het ambachtelijke kunnen, dat geeft zoveel plezier. En ik zelf heb altijd veel geleerd van mijn studenten. Elk jaar opnieuw moest ik oplossingen helpen vinden voor de technische problemen waarop zij botsten tijdens het waarnemingstekenen. Dat geeft een diep inzicht in de stiel.

'Tekenen en schilderen geeft me troost. Mijn flessen zit ik te beschilderen terwijl ik naar de televisie kijk.'
‘Tekenen en schilderen geeft me troost. Mijn flessen zit ik te beschilderen terwijl ik naar de televisie kijk.’© Karoly Effenberger

Ik was een strenge leraar, hoor. Voor perspectieftekenen gebruikte ik elk jaar een paar keer de moeilijkste techniek, een uit de renaissance. Daarbij wordt het hoofd klemgezet en moet de tekenaar door een raster kijken naar het model, dat helemaal platligt. Dat is perspectief honderd ten honderd. Je mag je hoofd absoluut niet bewegen, want dan verandert het perspectief. Ik was zuinig met die techniek, want dat is bijna folteren. (lacht) Maar het is wel zeer inzichtelijk.

Een andere moeilijke oefening, waar oud- studenten mij tot jaren na dato op bleven aanspreken, was het tekenen van opeengestapelde luciferdoosjes, of een twee tot drie meter hoge toren van opeengepakte stoelen.

Wat is daar zo moeilijk aan?

Alsteens: Luciferdoosjes zijn bedrieglijk eenvoudig door hun heel specifieke verhouding, en stoelen door de afbuiging van de leuning.

Ik eindigde de les ook graag pittig. Dan moesten studenten binnen één minuut het model tekenen. Zo leerde ik hen kennen als tekenaar. Wie focust op de details en wie schetst in één lijn het hele model? (op dreef) En blind schetsen! Dus alleen naar het model kijken en niet naar je blad. Dat doe ik zelf nog geregeld, voor het plezier. Zo leer je je beweging inschatten, scherp je je coördinatie aan. Daar kwamen onvoorstelbaar expressieve tekeningen uit.

(giechelend) Weet je dat ik heel slecht ben in Pictionary? Ik verlies me altijd in details. Ik teken altijd eerst wat mij intrigeert, niet wat nodig is om een object snel te kunnen raden.

Mist u het lesgeven?

Alsteens: Ja. Eigen lof stinkt, maar soms zeggen mensen me dat ik hun leven heb veranderd. Je hebt ook wel een grote verantwoordelijkheid als tekenleraar. Samen tekenen is jezelf blootgeven. Ik ben geen therapeut, maar er zijn me veel dingen verteld die ik moest verzwijgen. We zagen vaak gevoelige mensen die niet konden aarden in de gewone humaniora. Wij konden ze tijdelijk ‘opvangen’ en hopelijk aansterken om daarna de echte wereld te bestormen.

In 2010 schreef u in GAL: een halve eeuw op het scherp van de snee dat u sommige tekeningen zo opnieuw zou kunnen maken, omdat politieke problemen niet opgelost raken. Wordt u daar moedeloos van?

Alsteens: Van het Palestijns-Israëlische conflict wel, ja. De Amerikanen steunen de Israëli’s nog altijd door dik en dun, de Palestijnen zitten nog altijd in de penarie. Zeker wanneer ik de Israëlische premier Benjamin Netanyahu teken, denk ik weleens: ah, moet dit nu echt weer?

Hoe bestrijdt u die moedeloosheid?

Alsteens: Simpel, door te tekenen en te schilderen. De handeling op zich geeft me troost. (wijst in het rond naar de tientallen als beroemde mensen beschilderde flessen in de kamer, nvdr) Vooral mijn flessen. Die zit ik vaak hier aan de salontafel te beschilderen, terwijl ik naar de televisie kijk.

Ik ben geen cynicus. Als een tekening van mij cynisch is, is dat omdat ik niet aankan wat ik teken. Cynisme is dan de enige uitweg.

Kunst biedt soelaas, ja. En eten en drinken en koken ook. Ik heb altijd gekookt voor onze drie zonen – dat moest, want mijn vrouw was ernstig ziek. Ik deed het om hun gezonde maaltijden te kunnen voorschotelen, maar ook omdat ik het graag doe. Nu ik alleen nog voor mezelf moet zorgen, kook ik nog alle dagen. Het ontspant me. Mijn vaste ritueel is om inkopen te doen op maandag, nadat ik mijn tekening heb binnengebracht op de Knack-redactie. Groenten snijden ontspant me op dezelfde manier als schilderen. Het is net zo ambachtelijk. Er bestaat een mooie overeenkomst tussen koken en kunst: in beide gevallen gaat het om eenheid creëren, om zoeken naar evenwicht. En in beide gevallen mag je soms extreem gaan – buitensporig pikant, bijvoorbeeld, zoals in de Indiase keuken.

U verkoopt uw werk zelden. Waarom?

Alsteens: Omdat één tekening op zich niets zegt, zoals één ets uit Goya’s Los Desastres de la Guerra-reeks niets zegt. Ik heb die eens alle 82 samen gezien. Daar gaat zo’n energie van uit, en dat ligt deels aan de veelheid, aan het collectief.

Nadat ik in 1980 samen met Pjeroo Roobjee, Jan Burssens en hugo Ké België had vertegenwoordigd op de Biënnale van Venetië bood het Paleis voor Schone Kunsten me een tentoonstelling aan. Maar ik had de kleine lettertjes in het contract niet gelezen en wist niet dat ik toen verplicht was te verkopen. (lacht) Ik was in één klap twintig tekeningen kwijt. En niet de slechtste, natuurlijk.

In de jaren 1970 knakte er iets, schreef u in Een halve eeuw op het scherp van de snee. ‘Het geloof in de maakbaarheid van de maatschappij valt weg.’ Is dat ooit teruggekomen?

Alsteens: Toen ik in 2004 de Prijs van de Mensenrechten kreeg, zei een journalist dat ik ook cynische tekeningen had gemaakt. Dat is juist, hoewel ik geen cynicus ben. Verre van. Als een tekening van mij cynisch is, is dat omdat ik niet aankan wat ik teken. Cynisme is dan de enige uitweg.

Ik zal nooit opzettelijk cynisch zijn. Mijn petekind heeft net een tweede kind gekregen. Ik blijf hopen op een betere wereld voor die hummeltjes. De jaren 1990 heb ik in Een halve eeuw op het scherp van de snee de jaren van het populisme gedoopt. Ze zijn nog niet voorbij. Vandaag maak ik mij grote zorgen over fake news, en over de manier waarop nieuws wordt gemanipuleerd en via sociale media mensen beïnvloedt. Ik begrijp dat niet goed. Dat is mijn wereld niet meer.

Bent u, naar de woorden van oud-CVP-premier Jean-Luc Dehaene, een tekenaar van de vorige eeuw?

Alsteens: Ik denk het wel. Waarschijnlijk krijg ik ook daarom dit eredoctoraat. Omdat ik een kostelijk stuk antiek ben geworden. (lacht)

Bent u milder geworden, de afgelopen jaren?

Alsteens: Dat moet je de lezer vragen. Ik denk van niet. Ik wil dat ook niet, niet in de constellatie waarin de N-VA de lakens uitdeelt. Dat is niet mijn keuze.

Dat bleek vorig jaar na de gemeenteraadsverkiezingen. U maakte een tekening van Theo Francken (N-VA) en Filip Dewinter (Vlaams Belang) die was gebaseerd op een naziaffiche.

Alsteens: Ja. (glimlacht)

Op Knack.be/Gal selecteert en becommentarieert Gerard Alsteens 10 tekeningen uit zijn oeuvre, waaronder die van koning Boudewijn na zijn dood in 1993.
Op Knack.be/Gal selecteert en becommentarieert Gerard Alsteens 10 tekeningen uit zijn oeuvre, waaronder die van koning Boudewijn na zijn dood in 1993.

Was dat niet een tikje overdreven?

Alsteens: Francken toont zich toch niet zelden nogal welwillend tegenover figuren als Dewinter? Als ik me niet vergis vinden zelfs partijgenoten van hem, zoals Jan Peumans, sommige van zijn tweets schandalig. Die man polariseert constant. Hij maakt samenleven moeilijker. Dat is het ergste wat je kunt doen als politicus. En dus vind ik dat ik hem, als kunstenaar, een nazistische mentaliteit mag toeschrijven.

Ik heb Francken eens getekend als zaaiende boer op een land met als zaaisel uitspraken als het ‘opkuisen’ van de transmigranten in het Brusselse Maximiliaanpark. Achter hem vliegen tot swastika’s vervormde akkervogels en groeien logo’s van de beweging Schild & Vrienden uit de grond. Hij noemde dat op Facebook ‘het gif van GAL’. Maar hij is het toch die dat gif spuit, die die uitspraken doet? Ik reageer er gewoon op. En dat is mijn plicht als tekenaar. Het zou schuldig verzuim zijn om dat niet te doen.

Ik zie soms tekeningen, ook in kwaliteitsmedia, die tergend vrijblijvend zijn. Sommige zijn zelfs slecht getekend en niet eens geestig. Tja, wat betekent je werk dan nog?

Hebt u spijt van sommige tekeningen?

Alsteens: Ja, in De Linie tekende ik eens de Egyptische president Gamal Nasser die Israël de keel dichtsnoerde. Dat zou ik niet meer doen, omdat Israël op dat moment niet louter het slachtoffer was. De Palestijnen waren dat veel meer.

En van de tekening waarop CVP-politici Wilfried Martens en Leo Tindemans staan als de – hun broek nog dichtknopende – verkrachters van België?

Alsteens: Dat waren ze toch ook? Die tekening ging over de Amerikaanse kernraketten die zij naar België hadden gehaald, ook al waren er 400.000 mensen daartegen op straat gekomen – de grootste betoging ooit in ons land – en was 70 procent van de Belgen ertegen. Wie dat naast zich neerlegt, verkracht toch, metaforisch gesproken, de democratie?

Nu, die tekening is niet verschenen in Knack. Frans Verleyen vond ze goed, maar hij kon het niet maken omdat hij Martens nog moest interviewen. Ik heb er nog met Martens over gesproken. ‘U hebt uw taak gedaan’, zei hij. ‘Maar u had ongelijk.’ Hij vond dat we dankzij die raketten vrede hadden gekregen.

Bent u vaak aangesproken door kwade politici?

Alsteens: Nee. Dat zou averechts werken. Ik heb wel vaak het omgekeerde meegemaakt. Zo liet oud-premier Paul Vanden Boeynants (CVP) me eens bellen omdat hij een tekening wilde kopen. Ik heb dat geweigerd. Ook Jan Peumans heeft die vraag eens gesteld, voor een tekening die kritisch was voor zijn eigen N-VA. Die keer heb ik wél toegezegd. (lacht) Ik heb veel van zulke grootmoedige politici gekend. Wilfried Martens, bijvoorbeeld, maar ook Jean-Luc Dehaene. Hij waardeerde de rol van de spotprenttekenaar in het politieke spel. Zie je de fles van hem? Je kunt daarmee rammelen. Ze zit vol muntjes, verdiend als bestuurder bij Inbev. (grijnst) Hij begreep dat wij nodig zijn voor een democratie. Leo Tindemans niet. Hij kon evenveel drukte maken bij een tekening als bij het indienen van het ontslag van zijn regering.

Iemand vroeg me eens of ik er geen spijt van had dat ik geen schilderscarrière heb uitgebouwd. Maar zo zit ik niet in elkaar.

De tekening waar u de meeste reacties op kreeg, was die van de pas overleden koning Boudewijn die zorgelijk door de wolken naar zijn België keek. Die tekening was anders redelijk lieflijk.

Alsteens: Dat vond ik ook. Het was ook helemaal niet mijn beste tekening. Ik denk dat Boudewijn te menselijk was afgebeeld, en dat te kort na zijn dood. Met duizenden stonden de mensen aan het paleis, ze wilden hem al een week na zijn dood heilig verklaren – santo subito! Terwijl hij toch een van de meest autoritaire koningen was die we gehad hebben. (grinnikt) Mijn moeder was soms triest om hoe ik hem tekende. Ik heb speciaal voor haar een paar mooie tekeningen van de koning gemaakt.

Je hoort weleens dat we in een verstikkend politiek correct klimaat leven. Hebt u daar last van?

Alsteens: Nee, nooit gehad ook. In bijna zestig jaar tekenen voor de pers ben ik hoop en al tien keer gecensureerd. Er is me altijd een pagina gegund waarop ik vrij was om te zeggen wat ik wilde, op de manier die ik wilde. Ik heb die luxe gekregen maar ook aan mezelf gegeven. Ook opdat ik nooit om den brode zou moeten inbinden, ben ik les blijven geven.

Ik kan niet zeggen dat ik vandaag minder mag en kan dan vroeger. Sus Verleyen heeft enkele tekeningen geweigerd. Hij heeft zelfs eens een artikeltje tégen mij geschreven, omdat ik daarover had geklaagd. Maar dan mocht ik daar de volgende week op reageren. Waarop de lezers lezersbrieven instuurden om te zeggen dat het moest gedaan zijn met dat geruzie. En Rik Van Cauwelaert, Knack-hoofdredacteur van 1997 tot 2006, heeft één keer een veto gesteld, toen ik voormalig VLD-senator Hugo Coveliers en zijn kenmerkende baardje had verwerkt in L’origine du monde van Gustave Courbet. (lacht)

Soms laat ik me ook overtuigen om een tekening aan te passen. Uit kwaadheid om Franckens ‘opkuisen’-uitspraak had ik hem als een twitterende narcist verwerkt in die Brusselse muurschildering waarop een man masturbeert. Hoofdredacteur Bert Bultinck zei dat het beeld sterker zou zijn zonder Francken. Hij had gelijk. De hashtag #opkuisen erbij was duidelijk genoeg.

Wat hebt u geleerd in die zestig jaar tekenen?

Alsteens: Dat ik verder wil doen. Ik bedenk soms wat ik nog zou kunnen doen. Misschien moet ik eens weg van de actualiteit. Ik schilder graag. Pastel, acryl, Oost-Indische inkt… Het tactiele, zelfs sensuele van de materie: daar heb ik behoefte aan, ik moet het kunnen voelen. Zelfs als ik zou kunnen tekenen met de computer zou ik ambachtelijk blijven werken.

Iemand vroeg me eens of ik er geen spijt van had dat ik geen schilderscarrière heb uitgebouwd. Maar zo zit ik niet in elkaar. De virtuositeit van de schilders naar wie ik opkijk – Goya, Picasso… – heb ik ook nagestreefd in mijn tekeningen. Ik wil mijn twee wegen blijven bewandelen: tekenen en lesgeven. De een zal zeggen: GAL was een tekenaar. De ander zal zeggen: Gerard Alsteens was een leraar. En daar heb ik absoluut vrede mee.

Op Knack.be/Gal selecteert en becommentarieert Gerard Alsteens 10 tekeningen uit zijn oeuvre, waaronder die van koning Boudewijn na zijn dood in 1993.

Gal

1940: geboren in Oudergem

Studie: schilderkunst en grafiek (Sint-Lukas, Brussel)?

1960: debuteert in De Linie, tekent daarna voor De Nieuwe en De Zwijger

1980: vertegenwoordigt België op de Biënnale van Venetië

1983: begint bij Knack

Winnaar van de Louis Paul Boonprijs (1980), de Prijs van de Vlaamse Gemeenschap (1988), de Arkprijs van het Vrije Woord (1994), de BeNe-prijs (2004). Was al vier keer laureaat op het Internationaal Cartoonfestival (Knokke-Heist) en drie keer op de Perskartoenale (Hoeilaart)

2018: krijgt een eredoctoraat van de VUB

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content