Klassiek: Met poten en oren (* * * * 1/2)

Onbekend en meteen bemind: de Fransman Ludovic Morlot voor het Koninklijk Concertgebouworkest in Messiaen, Dutilleux en Franck.

Gehoord in PSK Brussel op 8 april: Koninklijk Concergebouworkest Amsterdam o.l.v. Ludovic Morlot in Offrandes Oubliées van Messiaen, Tout un monde Lointain van Dutilleux (mmv Lynn Harrell, cello) en Symphonie in d van Franck.

Als je het Koninklijk Concertgebouworkest Amsterdam mag dirigeren zal je wel niet de eerste de beste zijn. Ik was dus erg benieuwd naar Ludovic Morlot (37), de Fransman uit Lyon die het vak ging leren in Londen en daarna James Levine mocht assisteren in Boston. Binnenkort is hij muziekdirecteur van het Seattle S.O. en heeft hij rendez-vous met enkele belangrijke Amerikaanse en Europese orkesten. Het Ensemble Intercontemporain staat ook op zijn lijstje. Tenslotte is hij een Fransman. Maar er is meer. Het 20ste eeuwse repertoire ligt hem bijzonder goed, zo bleek gisterenavond in een overvol PSK.

Het Concertgebouworkest – in residentie in Bozar – speelde een Frans programma: Olivier Messiaen, Henri Dutilleux, en César Franck. Nu is Franck natuurlijk geen Fransman, maar als Luikenaar die z’n leven in Parijs doorbracht, als organist, pedagoog en componist, sorteert Frankrijk hem maar al te graag onder de Franse vlag. Wat niet kan verhullen dat zijn muziek meer schatplichtig is aan de Duitse, van contrapunt doortrokken strekking.

De eerste tien minuten waren voor Olivier Messiaens Offrandes Oubliées uit 1930, een symfonische meditatie in de vorm van een drieluik: Het Kruis – De Zonde – De Eucharistie. Het is Messiaens eerste orkestwerk dat destijds in het openbaar werd uitgevoerd en gepubliceerd. Toen hij het op zijn 22e schreef had men nog kunnen vermoeden dat de jongeman in een fase van overdreven geloofszucht zat, maar de tijd heeft uitgewezen dat het merendeel van Messiaens werken deze expliciete geloofsthematiek absorbeerde. Neem daarbij de aanwijzingen in de partituur, bijvoorbeeld bij De Zonde: Vif, feroce, désespéré, haletant (Levendig, wild, wanhopig, naar adem happend)…. en je begrijpt dat in de ogen van Messiaen de mens een arme sukkelaar is als God niet in de buurt is. Voor atheïsten is dat hemeltergend, maar het moet gezegd dat het fantastische muziek oplevert en wie kan daar iets op tegen hebben? Norman Lebbrecht wijdde hier in 2008 een vernietigende column aan, Why doesn’t Messiaen raise my spirits?, maar Ludovic Morlot en het Amsterdamse toporkest speelden de muziek, en die klonk ook voor niet-gelovigen indrukwekkend. En daar hou ik wel van. Als een componist een monumentaal orkest voorschrijft, moet het zich niet als een mietje gedragen. Morlot liet het orkest knallen waar het knallen mocht – De Zonde van Messiaen klonk vlijmscherp zoals ze bedoeld was – en de hoekdelen golfden als… het licht…. Een gepastere omschrijving is moeilijk te verzinnen bij een gepolijst en haast doorzichtig klanktapijt als dat van het Concertgebouworkest.

Toen kwam Lynn Harrell (67) het podium opgewandeld, een oneindig sympathieke Amerikaanse cellist met een belangrijke staat van dienst. Hij speelde de solopartij in Tout un monde lointain… concerto voor cello en orkest (1970) van Henri Dutilleux naar het gedicht Chevelure van Baudelaire. Dutilleux droeg het werk destijds op aan Rostropovitch en voorzag het van allerlei technieken die de cello boeiend doen klinken: glissando’s, portando’s, pizzicati, …. De teneur is ijl en dan weer krachtig en afgemeten, soms duister en dramatisch. Aan het slagwerk staat 5 man! Maar zo ontspannen en vrij als Harrell zijn partij speelde, zo heb ik dit concerto nog nooit gehoord. De dirigent kon zich gelukkig helemaal vinden en schikken in de visie van de solist, wat een mooi schouwspel opleverde van wederzijds respect, begrip en zelfs humor. Het applaus liet Morlot in al zijn bescheidenheid aan Lynn Harrell toekomen.

Als bis speelde Harrell nog de Sarabande uit de Cellosuite nr.1 van Bach. Ook die was van zijn gebruikelijke ernst en melancholie ontdaan. Ze klonk hoogst ontspannen en soepel zangerig, heel licht op de snaren, haast etherisch als tussen neus en lippen geneuried. Zo kan Bach dus ook.

Na de pauze volgde de monumentale Symfonie in d van César Franck, een laatromantisch werk uit 1888 van een componist in de herfst van zijn leven. Franck, organist en componist van vooral orgelwerken, wist hoe hij een groot orkest magistraal kon doen klinken, zelfs met één paukenist. En dat is natuurlijk dankbaar voer voor dit orkest met zijn lange Mahler-traditie. In de hoekdelen gaf het orkest, zoals dat hoort in een stuk met poten en oren, flink van katoen. In het middendeel schrijft Franck dan weer sierlijke lijnen neer voor de harp en de houtsectie, gewoonweg oorstrelend. Bij de violen viel de ritmische precisie op, met dank aan de heldere gestiek van de dirigent, en in de cellogroep de welsprekendheid van de duidelijk geprofileerde melodielijnen. In het slotdeel haalde het orkest pas alles uit de kast, ongegeneerd uitgelaten.

Dit programma vroeg om indrukwekkend orkestspel, en het publiek kreeg waarvoor het (veel) betaalde. Coming man Ludovic Morlot wil ik zeker opnieuw zien komen!

Greet Van ’t veld

www.concergebouworkest.nl

www.ludovicmorlot.com

www.lynnharrell.com

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content