Brecht Decoene

Kinderen van holebikoppels rapporteren even grote levenskwaliteit

Brecht Decoene Brecht Decoene is moraalwetenschapper en auteur

In België mogen holebikoppels sinds 1 juni 2003 huwen en sinds 30 juni 2006 ook samen kinderen adopteren. In Frankrijk wordt begin 2013 een wetsontwerp behandeld dat homohuwelijken mogelijk maakt en onmiddellijk in één beweging ook adoptie toelaat. Voor sommigen gaat dit blijkbaar te ver.

Enkele internationaal publieke figuren hebben ons vorig jaar weer getrakteerd op een aantal stuitende uitspraken aangaande de opvoedkundige capaciteiten van onze homoseksuele medemens, daarbij niet gehinderd door enige kennis ter zake. Zo was er bijvoorbeeld de Amerikaanse politicus Rick Santorum die verkondigde dat kinderen beter af zijn met een vader die in de gevangenis zit dan dat ze zouden opgroeien bij een lesbisch koppel, waar van een vader geen sprake is.

De leider van de Katholieke Kerk in Schotland Keith O’Brien wil er niet aan denken om holebi’s het recht te geven om te kunnen huwen. Volgens hem betreft het net een afbrokkeling van de menselijke waardigheid en presenteerde daarom de volgende valse analogie. Stel je voor dat de overheid opnieuw beslist om slavernij in te voeren, maar ons er van verzekert dat niemand kan gedwongen worden om een slaaf in huis te halen, zou dit soort waardeloze geruststelling onze woede kalmeren? Zou het verrechtvaardigen waarom we zo’n fundamenteel menselijk recht ontmantelen? Paus Benedictus waarschuwde ons vorig jaar al drie maal dat homohuwelijken een bedreiging zijn voor de mensheid en de wereldvrede. Onbedoelde humor is soms de beste.

Geloofwaardig wetenschappelijk onderzoek ondersteunt echter geenszins de claim dat opgroeien bij holebi’s nefast is voor de ontwikkeling van kinderen, zodat het irrationeel blijkt om er dergelijke opvattingen op na te houden. Wie dus nog steeds dit soort nonsens blijft volhouden, is niet bekend met de tientallen empirische studies die dit reeds hebben weerlegd. Maar zelfs zonder die gegevens kan men met een beetje gezond verstand tot dezelfde conclusie komen.

Waarin schuilt volgens tegenstanders precies het eventuele gevaar van een opvoeding door holebi’s? Soms zijn die bijvoorbeeld de mening toegedaan dat homoseksualiteit besmettelijk is, ofwel dat kinderen door indoctrinatie of socialisatie later in hun leven sneller zullen opteren voor een homoseksuele of lesbische geaardheid.

Alsof veelvuldiger contact met holebi’s hen wel eens op gedachten zou kunnen brengen – je weet maar nooit!? Heeft u dan tussen uw negen en veertien jaar in alle vrijheid de opties overwogen? Heef u dan gekozen wat u later zou ‘worden’? Niet dus, want geaardheid is geenszins het resultaat van een proces van beraadslaging. En evenmin van beïnvloeding door rolmodellen tijdens de jeugd. Dat wordt bevestigd door het hersenonderzoek van de laatste jaren, waaronder dat van Dick Swaab dat aantoont dat reeds in de vroege kindertijd vastligt welke seksualiteit men later zal hebben. Het is dan ook vreemd dat er tegenwoordig nog steeds ‘weldenkende’ mensen zijn die menen dat men hier bewust voor kiest.

Als er al opvoedingsproblemen opduiken in dergelijke gezinnen is dat bijvoorbeeld te wijten aan het feit dat sommige holebi’s vaak van partner wisselen. Dit speelt mogelijks een nefaste rol in de ontwikkeling van een kind, maar is geen inherent onderdeel van het holebi-ouderschap in het algemeen. Bij sommige hetero’s is dit natuurlijk eveneens het geval, dat is al langer geweten. Het gaat hier dan veeleer over de factor instabiliteit in relaties en niet zozeer over de (ge)aard(heid) van de ouders. We moeten daar toch een duidelijk onderscheid in maken.

Wat daarnaast volgens velen een negatieve invloed kan hebben is de stigmatisering die homoseksuelen in bepaalde kringen ervaren. Kinderen van holebikoppels zullen volgens hen vaker het slachtoffer zijn van pesters. Maar ten eerste is ook dat natuurlijk geenszins inherent verbonden aan de opvoeding door homokoppels op zich. En bovendien worden de zaken hier eigenlijk geperverteerd. Kinderen worden veeleer gepest om wie ze zelf zijn, dan omwille van hun ouders. De slachtoffers liggen bijvoorbeeld niet goed in de groep of dragen een bril. Dat zijn de redenen die men aangrijpt om hen te pesten. Flaporen of rood haar kunnen dat evengoed zijn, terwijl er ook coole, grappige en mondige kinderen zijn die daar niet om gepest worden. Moeten we dan alle brillen en flaporen verbieden opdat die kinderen niet meer zouden belaagd worden? Moeten we alle mogelijke risicokenmerken wegnemen? Dit is een evidente absurditeit.

“Maar je hebt toch een man en een vrouw nodig als rolmodellen”, is dan de tegenwerping, “anders kan je als kind toch niet uitgroeien tot een volwaardige persoonlijkheid.” Is dat zo? Wat doe je dan met mannen die ‘onder de sloef liggen’, of met zachtaardige huismannen en strenge, rationeel ingestelde carrièrevrouwen? Wat doe je met kinderen waarvan een ouder overleden is? Bij sommige scheidingen is er eveneens een breuk met het kind. Wat raden we in die situaties aan? De overgebleven partner aansporen om zo rap mogelijk die lege plaats in te vullen door op zoek te gaan naar een nieuwe wederhelft misschien? Het potentieel traumatische aan dergelijke kwesties is niet zozeer het ontbreken van een specifieke vader- of moederfiguur, maar veeleer het tekortschieten, het verlies of de afwezigheid van iemand waar je een emotionele band mee hebt.

Het gebruik van wat gezond verstand en de relevante onderzoeken leiden dus tot dezelfde conclusie. Niets wijst erop dat kinderen in gezinnen met een ouderkoppel van hetzelfde geslacht slechter af zouden zijn op vlak van mentale gezondheid, sociaal functioneren, identiteitsvorming, schoolprestaties of tal van andere aspecten van hun ontwikkeling. De argumenten van tegenstanders blijken ongeldig, en bijgevolg is het verbieden van kinderen krijgen voor holebi’s niet aangewezen. Integendeel, in een liberale democratie is het de plicht van de overheid haar burgers een zo groot mogelijke vrijheid te bieden, zeker als duidelijk blijkt dat men anderen daarmee geen schade toebrengt.

Trouwens, laat het ons eens van de andere kant bekijken – zijn er misschien zelfs voordelen? Door de aard van de biologische combinatie zal bij een holebikoppel niet gauw ‘een ongelukje’ gebeuren, of zullen er niet snel kinderen komen ‘omdat dat nu éénmaal voor de hand ligt’. Zij kiezen daarentegen heel bewust voor het ouderschap en zijn bijgevolg gemotiveerder dan het gemiddelde heterostel omdat hun keuze hoe dan ook weloverwogen zal zijn. Het al dan niet natuurlijke karakter van de situatie is in deze volstrekt irrelevant. Opgroeien in een warme, zorgzame omgeving kan dus evengoed in een gezin waarin de ouders het zelfde geslacht hebben.

En sta me tot slot toe nog even advocaat van de duivel te spelen, want de volgende gevaarlijke vraag komt door de houding van de tegenstanders onvermijdelijk bovendrijven. Wat doen we dan met heterokoppels uit bepaalde doelgroepen die volgens de statistieken geen warm en stabiel nest kunnen garanderen? Moeten we hen ook behandelen zoals sommigen zouden willen doen met de zogenaamd onbekwame holebi’s? Er kan bijvoorbeeld wetenschappelijk aangetoond worden dat de opvoeding door laaggeschoolden niet goed is voor de toekomstperspectieven van hun kinderen. Want al vanaf de geboorte zijn die in het nadeel: de armere bevolkingsklasse zet meer ongezonde baby’s op de wereld. En later worden die vaker ziek, vaker dik, vaker rokend en sterven ze sneller.

Hieruit blijkt opnieuw dat niet ieder kind in België dezelfde kansen krijgt. Moet dit ons niet inspireren om de échte problemen aan te pakken, en om stappen te nemen om de kloof tussen arm en rijk weg te werken? Waarom zijn we daar niet meer mee bezig?

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content