Jürgen Mettepenningen

Kan een nieuw concilie de kerk redden?

Jürgen Mettepenningen Jürgen Mettepenningen is doctor in de theologie. Hij is gastdocent aan de Faculteit Theologie en Religiewetenschappen van de KU Leuven.

‘Kan een nieuw concilie de kerk redden?’, vraagt Jürgen Mettepenningen zich af. ‘Wie de klok terugdraait, kan geen toekomst creëren…’

Kan een nieuw concilie de kerk redden? De vraag is op de eerste plaats pertinent in het licht van de vijftigste verjaardag van de opening van het Tweede Vaticaans Concilie, dat men vanaf 11 oktober dag na dag opnieuw kan herbeleven op www.volgconcilie.be.

Ten tweede – belangrijker – is de vraag vandaag op zijn plaats omwille van de crisis die de kerk vandaag doormaakt. Het is dan ook precies deze vraag – Kan een concilie de kerk redden? – die de titel vormt van mijn essay dat deze week op de markt is gekomen (uitgeverij Pelckmans).

Naar aanleiding van dat essay wil ik, als gelovige, in dit opiniestuk enkele kanttekeningen en meningen vertolken, uiteraard zonder dat essay hier samen te vatten, laat staan lectuur ervan overbodig te maken (integendeel, uiteraard). Waar ik in dit stuk in een eerste luik aangeef tot welke kansen een concilie aanleiding kan geven, ga ik in een tweede luik in op de noodzaak om van die kansen gebruik te maken vandaag, om tot slot de stelling te poneren dat een op zichzelf teruggeplooide kerk geen toekomst heeft in tegenstelling tot een vrijmoedige kerk, waar mensen kunnen openbloeien en zich ten volle ontplooien als mens en christengelovige.

Kansen van een concilie

Tegen de achtergrond van het Tweede Vaticaans Concilie (1962-1965) kan er gesteld worden dat een concilie meer is dan lange rijen tribunes in de Sint-Pietersbasiliek te Rome, gevuld met gemijterde heren die stemmen over teksten. In de eerste plaats – zo leerde Vaticanum II – is een concilie een ontmoetingsruimte van gelovigen van over de hele wereld (tot nu zijn dat uitsluitend bisschoppen geweest). De ontmoeting brengt een sfeer met zich mee die de geest van de deelnemers verbreedt. Dat houdt rechtstreeks verband met wat gemeenzaam ‘de geest van het concilie’ genoemd wordt. Het is in die geest dat de conciliedeelnemers thema’s bespreken, waarbij ieder vanuit zijn specifieke context een inbreng kan doen in het debat.

Naast die geest is er uiteraard de letter. De debatten vertrekken van teksten en zijn gericht op eindteksten. Het cruciale moment tijdens Vaticanum II betreft de kritiek op de Romeinse curie. Die vond dat het haar taak was om de strakke marges aan te geven waarbinnen de conciliedeelnemers mochten nadenken. En daarmee dreef ze het concilie ook in een bepaalde – de door de curie gewilde – richting. Het cruciale moment waarop ik doel, is de reactie van conciliedeelnemers tegen de dominantie van de curie: men duldde het niet meer dat de curie ‘de geest van het concilie’ onderdrukte. De opgelegde marges werden overboord gegooid.

Het resultaat was een debatcultuur, waar bisschoppen en kardinalen hun mening gaven en ze elkaars argumenten van een wederwoord voorzagen. Achter de schermen ontstond in diezelfde geest een dynamiek die minstens even belangrijk was voor het concilie als de officiële vergaderingen. Bisschoppen en kardinalen zochten elkaar op, pleegden overleg met elkaar, nodigden theologen uit om hun visie te horen en overwogen om nieuwe paden te bewandelen.

Het heeft er allemaal toe geleid dat de verdiensten van Vaticanum II niet gering waren: de liturgie mocht voortaan ook in de volkstaal gebeuren, de houding tegenover andere christelijke kerken en tegenover andere godsdiensten werd positief, de leek werd ernstig genomen, enzovoort. Daarmee werd gevolg gegeven aan de intentie die paus Johannes XXIII had met het concilie: de kerk bij de tijd brengen.

Ik geef dit alles weer om aan te geven dat een concilie niet alleen een marathonvergadering is, tijdens Vaticanum II gespreid over vier jaar, maar dat het eveneens een dynamiek betreft die draait rond ontmoeting, debat, reflectie, bezinning, enzovoort. Meer zelfs, het is deze dynamiek – ‘de geest van het concilie’ – die maakt dat de vergadering ‘begeesterd’ is en tot soms verrassende resultaatteksten kan komen.

Mijn pleidooi voor een concilie impliceert zodoende een pleidooi voor alles wat ‘de geest van een concilie’ aangaat en wat er uit volgt.

Een nieuw concilie

Onderliggend aan het pleidooi voor een nieuw concilie is het verlangen naar een ontmoeting van kerkmensen op wereldwijd niveau om de toestand en richting van de kerk te bespreken.

Dat verlangen heeft positieve wortels – het evangelie moet in iedere tijd op een (aan)gepaste wijze vertolkt worden, bijvoorbeeld – maar ook negatieve. Die laatste categorie betreft de complexe mix van elementen van crisis in de wereldkerk, waarbij de kerk in West-Europa zonder twijfel voor de meest complexe uitdagingen staat. Precies die uitdagingen zijn in eerste instantie voelbaar op het terrein van het concrete kerkleven.

Het feit – minstens de perceptie – dat de hoogste kerkleiding niet aangeeft op de uitdagingen in te gaan vanuit een vrijmoedige ingesteldheid, ontmoedigt niet zelden veel mensen aan de basis. Naast het ongenoegen dat zij daarover vandaag uiten – Walter Pauli spreekt in het interview met Knack terecht van de ‘democratisering’ van het binnenkerkelijk protest – groeit de afstand tussen de lokale kerk en de Romeinse kerkoverheid. Die ontwikkeling is natuurlijk nefast.

Vandaar dat er actie nodig is. Een concilie bepleiten behelst dus een update van de kerk. Hoe ik dergelijk concilie en betreffende update zie, zet ik uiteen in mijn essay. Feit is alleszins dat een update tegengesteld is aan de neiging die in Rome levendig is om de klok terug te draaien. Wie de klok terugdraait, kan geen toekomst creëren… Wie de klok wil terugdraaien, heeft meer zichzelf – hier de kerkleiding dat ‘het instituut’ verdedigt – voor ogen dan anderen, in casu het kerkvolk Gods voor wie de kerkleiding dienstbaar zou moeten zijn.

Terugplooien versus ontplooien

Een kerk die zich terugplooit op zichzelf reageert verkrampt op alles dat niet in het eigen kraam past: defensief en afwijzend. De kerk is evenwel niet geroepen om zich terug te plooien op zichzelf omwille van zichzelf, maar om zich te ontplooien omwille van evangelie, geloof, geloofsgemeenschap en samenleving. Het verschil tussen terugplooien en ontplooien situeert zich op het vlak van de mentaliteit. En een mentaliteit wijzig je niet op een-twee-drie. Ook een concilie kan dat niet.

Maar ik meen dat Rome zich geroepen zou moeten weten om alles uit de kast te halen – ook een concilie – om die oefening aan te gaan. Anders gezegd: in zekere zin zou een concilie een kantelmoment kunnen zijn in de ontwikkelingsloop van de postconciliaire kerk, zoals het voormelde kantelmoment tijdens Vaticanum II dat was voor de ontplooiing van het vervolg van het concilie.

Dergelijke kantelmomenten zijn nodig om meer kerk te worden, in trouw aan de geest van Jezus, en zichzelf relevanter te maken dan vandaag het geval is.

Jürgen MettepenningenKan een nieuw concilie de kerk redden?, Kalmthout: Kapellen, 2012, 62 p., 9.50 euro.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content