Judoka Matthias Casse over zijn eerste Olympische Spelen: ‘Goud kan. Absoluut’

Matthias Casse: 'In België wordt judo niet voor vol aangezien.' © franky verdickt

Jean-Marie Dedecker noemt hem ‘de nieuwe Robert Van de Walle’ en samen met Nafi Thiam, Nina Derwael en de nationale hockeyploeg gaat Matthias Casse over de tongen als grote medaillekandidaat voor de Olympische Spelen van Tokio komende zomer. ‘Het podium is het minimum.’

Ze grijpen elkaar vast aan hun kimono. Half grappend, want het is voor de foto, tegelijk priemen hun ogen verbeten. Hij probeert het weg te lachen, maar het zit Dirk Van Tichelt duidelijk niet lekker dat hij zich moet laten vloeren. Een kwestie van eer. De bronzen- medaillewinnaar op de Olympische Spelen van Rio in 2016 werpt een blik naar Matthias Casse als om te zeggen: voor die ene keer mag het. Casse omklemt de schouders van Van Tichelt, haalt uit met zijn been en werpt zijn sparringpartner met een onwaarschijnlijke furie tegen de mat. De smak dondert door de judohal: bam! Als het ons overkwam, dan lagen we in het ziekenhuis, denken fotograaf en journalist. Van Tichelt staat op alsof er niks is gebeurd. ‘Nog eens poseren?’

Het kan me niet meer schelen wie er Sportman van het Jaar wordt.

Het wordt tijd om uw kennis over waza-ari’s en uchi-mata’s op te poetsen. Sinds 1984 won België op elke Olympische Spelen minstens één judomedaille en ook nu liggen de kaarten goed. Matthias Casse pakte vorig jaar zilver op het wereldkampioenschap. Hij won het EK en de Judo Masters, als eerste Belg ooit. Volgende week wordt hij 23. ‘Ik ben min of meer geplaatst voor Tokio, waardoor ik ontspannen kan toeleven naar mijn eerste Spelen’, zegt de Hemiksemnaar, die naast de tatami zijn moordenaarsblik ruilt voor een guitige lach. ‘Theoretisch kan ik zo zakken op de ranking dat ik mijn olympisch ticket kwijt speel, maar daar moeten al rare dingen voor gebeuren. Mentaal denk ik dat ik klaar ben, maar in mijn sport kun je tot in het oneindige blijven verfijnen. Er zijn tig worpen, ontelbaar veel technieken. Klaar ben je nooit, maar mijn arsenaal moet sneller, beter, preciezer. Zo voel ik het aan. Ik wil naar Tokio met het idee: nu staat mijn pakketje op punt.’

Ulla Werbrouck rekende op haar gevreesde uchi-mata: een worp waar geen enkele tegenstander een antwoord op wist. Hebt u ook zoiets?

Matthias Casse: Dat zou ideaal zijn, maar ik vrees van niet. ( lacht) Alle judoka’s worden tot in het grootste detail doorgelicht: waar liggen hun sterktes, waar zijn ze te pakken. Per tegenstander bezit ik een lijvig Excel-sheet. Geheime wapens bestaan niet, we kennen elkaar te goed. En in het geniep een onstuitbare move opbouwen, is niet doenbaar.

We spreken elkaar na een open training. Misschien een gekke vraag, maar wordt er gespioneerd in het judo?

Casse: Op de internationale stages maak je het mee dat bovenaan in de zaal een medewerker stiekem staat te filmen, ja. Dat is nochtans verboden en je wint er weinig mee. Van de meeste trainingen vind ik het niet erg als mijn concurrenten meekijken. Voor de technische sessies ligt dat anders: die gebeuren in besloten kring met mij, mijn coach en Dirk. Niet dat ik daar aan geheime wapens werk, maar de tegenstand moet niet weten waar ik onzeker over ben, of welke worp ik extra bijspijker.

Hoe omschrijven de scoutingdossiers van de tegenstanders u?

Casse: Mooie vraag… Ik zou eerlijk gezegd niet weten hoe je tegen mij moet vechten. Ik ben allround, zonder zwakke punten en kan elk type tegenstander aan. Mijn grote kracht is dat ik jong ben en het lang volhoud. Een kamp mag gerust op verlengingen aankomen. Conditioneel klopt niemand mij en vroeg of laat vind ik wel een gaatje. Het gevaarlijke aan verlengingen is dat de neiging ontstaat om te variëren en te twijfelen. De ander voelt dat en zal ervan profiteren. Dat heb ik dus niet. Ik verloor nog nooit in de verlengingen. Mijn trainer zegt altijd: ‘Vasthouden aan het plan, Matthias. Dan komt alles goed.’

De voornaamste concurrenten in Tokio zijn Sagi Muki, een Israëliër die mij versloeg in de finale van het WK, Takanori Nagase, een Japanner die brons pakte in Rio en Saeid Mollaei, een Iraniër die waarschijnlijk voor Mongolië zal kampen.

Die Mollaei is een heel verhaal. Hij ontvluchtte Iran omdat de autoriteiten hem verboden tegen de Israëliër Muki te vechten. Mollaei zou met opzet tegen u de halve finale van het WK hebben verloren om niet tegen Muki uit te komen.

Casse: Hij heeft nooit met zoveel woorden gezegd dat hij opzettelijk van mij verloor. Er waren ‘omstandigheden en druk van buitenaf’ waardoor Mollaei ‘niet honderd procent’ was: een belangrijke nuance. Ik vocht al vaak tegen hem en deze kamp voelde niet anders dan anders.

Matthias Casse: 'Je verliezen in agressie is gevaarlijk, want dan verlies je de controle..'
Matthias Casse: ‘Je verliezen in agressie is gevaarlijk, want dan verlies je de controle..’© franky verdickt

Misschien was het een manier om zijn verlies goed te praten?

Casse: Ik weet niet wat er in zijn hoofd omgaat natuurlijk, maar Mollaei zegt dat ze zijn familie hebben bedreigd. Dat is heftig. Ik hoop dat hij erbij is op de Spelen, ook al is hij een gevaarlijke concurrent. De beste moet winnen. Als ik dat niet ben, dan verdien ik geen olympisch goud.

Mijn vorige seizoen was uitstekend en ik hoop verder te gaan op dat elan. Het podium is het minimum in Tokio. In judo is niks ooit zeker, maar goud kan. Absoluut.

Jean-Marie Dedecker zegt: ‘Casse zal voorbij den Jap moeten’, waarmee hij bedoelt: het is oppassen voor scheidsrechterlijke dwalingen, al dan niet opzettelijk.

Casse: Als er een Japanner op de mat staat, is er geen Japanse scheidsrechter. En waarom zou een ander mij benadelen? We hebben allang een VAR in het judo, maar sommige fases zitten in een grijze zone. Wat de ene ref een ippon vindt, zal de ander misschien net bestraffen. Maar in 99 procent van de gevallen stapt de beste als winnaar van de mat.

Ik kijk uit naar de Olympische Spelen in Japan, de bakermat van het judo. Judoka’s worden daar behandeld als sterren. Het laatste WK vond plaats in dezelfde zaal als de Spelen. De sfeer is serener dan in het uitbundige Rio, maar je voelt dat elke toeschouwer een judokenner is tot en met.

Een gekke traditie onder judoka’s is dat ze hun toernooiloting niet willen kennen. Vooral op een gemediatiseerd evenement als de Olympische Spelen moet dat een logistieke nachtmerrie zijn. Ieder die uw pad kruist, moet zwijgen.

Casse: Vooral de journalisten zijn dan gevaarlijk. Ze willen allemaal dezelfde vraag stellen: ‘Ha, Matthias, de eerste ronde tegen judoka X: wat vind je ervan?’ De persdienst zal hen op voorhand goed inpeperen dat we écht niet willen weten wie we treffen. Ook Facebook en Instagram mijd je het best. Ondertussen weet ik waar ik niet naartoe mag surfen. ( lacht)

Het heeft geen zin om te malen over hoe goed of hoe slecht je loting is geweest: dat is het idee erachter. Ik hoor pas op weg naar de zaal wie mijn tegenstander is. Ik focus niet op hem. Ik ga ervan uit dat ik zo sterk ben dat ik win, ongeacht wie er tegenover me staat.

Het is al gebeurd dat iemand zijn mond voorbijpraatte en dan is het ook maar zo. Geen drama, het toernooi is niet om zeep.

Uw situatie doet denken aan Dirk Van Tichelt, voor de Spelen van 2008. Van Tichelt was toen regerend Europees kampioen en Belgiës medaillekandidaat nummer 1. Al in zijn eerste kamp ging het mis.

Casse: Daar hebben we onderling al over gepraat. Favoriet zijn betekent niks, de waarheid ligt op de tatami. Dirk was toen te jeugdig en te enthousiast.

Bent ú te jeugdig en te enthousiast?

Casse: Ik heb in één jaar tijd een enorme stap gezet, van een jongere waar ze wel talent in zagen tot een topper binnen mijn categorie. Het is niet makkelijk om dat allemaal te plaatsen. Judo draait om rustig zijn en zeker van jezelf. Maar té rustig of té zelfverzekerd is nefast. Voetjes op de grond houden: letterlijk en figuurlijk.

Ik haat mijn tegenstanders niet – de meesten vind ik naast de mat sympathieke kerels – maar je trapt makkelijk in die val. We groeten vlak voor de kamp, je kijkt de opponent recht in de ogen. Dat kan intimiderend zijn, het maakt emoties los. En hoe reageer je? Niet te verlegen, uiteraard, want het is grijpen of gegrepen worden. Maar je verliezen in agressie is even gevaarlijk, want dan verlies je de controle. Het gaat om balans.

Het gevoel van iemand op de grond te gooien, dat blijft machtig.

Ik ben altijd onder de indruk van de stalen blik waarmee een judoka op de mat stapt. Een en al concentratie.

Casse: Er zijn judoka’s die in een bubbel kruipen, waarin ze niks meer horen of zien behalve hun tegenstander. Ik ben daar iets normaler in. Het blijft binnen de perken natuurlijk, maar tot een paar minuten voor de kamp zit ik nog grappen te maken met mijn trainer. Ik klets mezelf ook niet in mijn gezicht, wat sommige collega’s doen om zichzelf op te fokken. Mijn vechtlust komt tijdens de kamp wel naar boven.

Er is nog een goeie Belg in de categorie tot 81 kilogram: voor Sami Chouchi is uw doorbraak zuur, want per gewichtsklasse mag een land maar één judoka sturen.

Casse: In België is dat uitzonderlijk, maar wel meer landen kennen dat probleem. Concurrentie hoort erbij en tot anderhalf jaar geleden had ik ook niet kunnen raden dat ik de strijd met Sami zou winnen. Toch vrat dat niet aan mijn motivatie en het heeft ook nooit wrevel tussen ons veroorzaakt. Als hij betere resultaten kon voorleggen dan ik, dan had ik het hem evengoed gegund.

Als tiener onderging u drie zware knieoperaties. Een jonge sporter met zulke blessures: dat is vaak einde verhaal.

Casse: Gelukkig hebben de dokters beslist om mijn meniscus te hechten. Dat betekende een langere revalidatie, maar vandaag zijn beide knieën nog intact. Anders was het moeilijk geworden, ja. Judoka’s vallen voortdurend op hun knieën.

Die operaties waren vooral mentaal zwaar. De rest traint en wordt beter, terwijl ik mijn broek versleet bij de kinesist. Na één operatie hou je de moed erin, maar na de tweede en de derde… Toen ik eindelijk fit was, had ik zo veel honger naar de mat: dat kun je niet geloven. Sindsdien ben ik zelden of nooit geblesseerd. Wel eens een verzwikte enkel, maar voor een judoka stelt dat niks voor. Judo betekent letterlijk ‘de zachte weg’, maar dit is een bikkelharde sport. Vallen en weer opstaan. Judoka’s doen niet flauw. Je pusht elkaar om door te bijten, no matter what. Niet zeuren, trainen!

De filosofie van het judo boeit mij. Discipline voor alles, en respect voor je tegenstander, die dezelfde lastige weg bewandeld heeft. Op de wedstrijdmat gaat daar wel wat van verloren. De beste wint, niet de meest respectvolle. ( lacht) Maar het gevoel van iemand op de grond te gooien, dat blijft machtig. Ik kan daarvan genieten, zelfs op training.

Hoeveel kilo moet er nog af tegen Tokio?

Casse: Nog vijf en ik zit op wedstrijdgewicht. Dat valt mee.

Mij een raadsel waar er nog vijf kilo af kan.

Casse: Toch lukt dat. Het is het minst aangename deel van de job, maar ik weet ondertussen wat ik kan eten tijdens een vermageringskuur zonder me ellendig te voelen. De laatste anderhalve kilo zweet ik eraf. Ik loop in een hittepak, zonder te drinken. Daarna kruip ik onder drie dekens, nat van de transpiratie. Ben ik er dan nog niet, dan ga ik in de sauna of neem ik een warm bad.

En dat één dag voor de belangrijkste competitie uit uw leven.

Casse: Iedere judoka doet het. Je haalt er voordeel uit om net op de rand van je gewichtscategorie te bengelen. Na de officiële weging begin ik als een gek te drinken en tegen de eerste kamp voel ik mij weer min of meer normaal. Bij elke competitie zijn er trouwens judoka’s die zich misrekenen en te zwaar zijn om mee te mogen doen.

Klopt het dat u hoogbegaafd bent?

Casse: Dat is in de lagere school getest, ja. Ik zat sowieso een klas hoger, maar de school daagde me niet uit. Eén keer de leerstof bekijken en ik kon het. Niet dat ik spectaculair goeie punten had, integendeel. Het boeide me niet genoeg om er mij echt in te smijten.

Ons schoolsysteem is niet voorzien op mensen met hoogbegaafdheid. Ik snap dat, alle leerlingen moeten meekunnen, maar voor mij was het niet prettig. Gelukkig vond ik een doel in het judo.

Valt er financieel te overleven voor een judoka?

Casse: Aan de top wel. Dirk en ik krijgen een loon van Topsport Vlaanderen. Dat gaat niet om de superbedragen die sommige buitenlandse collega’s vangen, maar we kunnen overleven en we klagen niet. Andere Belgische judoka’s krijgen zo goed als niks. Er gaan talenten verloren die er niet in slagen om jong door te breken en dan maar kiezen voor de zekerheid van een job. Ik studeer voor procesoperator in de chemische sector, waar goed verdiend wordt. Als ik afgestudeerd ben, kan ik direct aan de slag. Fijn dat ik dat achter de hand heb, maar ik zie het niet als een alternatief voor mijn judocarrière. Het is iets voor nadien, misschien, ooit. Als je een kampioen wilt worden, moet de sport eerst komen.

Wat mij drijft, is dat ik heel, heel graag win. Voor de roem of het geld moet ik het niet doen, dat besef ik ook wel. In België wordt judo niet voor vol aanzien. Ik was pas tiende in de verkiezing van Sportman van het Jaar, terwijl ik zeker in de top drie had moeten staan en eigenlijk had moeten winnen. Dat frustreert me niet. De dingen zijn zoals ze zijn.

Win goud in Tokio. Dan wordt u geheid Sportman van het Jaar.

Casse: Ik betwijfel het. Europees kampioen, zilver op het WK, de Masters gewonnen: als dat al niet genoeg is, dan kan het me niet meer schelen wie er Sportman van het Jaar wordt.

Wat mogen we van de andere Belgen verwachten op de Spelen?

Casse: Dirk is door zijn blessure nog niet zeker van kwalificatie. Zoals hij nu op de mat staat, lijkt hij klaar, maar hij moet de komende maanden uitblinken op de laatstekanstoernooien, waar iedereen alles op alles zet. Niet simpel, maar áls Dirk in Tokio raakt, dan gaat de tegenstand niet graag tegen hem vechten. Ik zie hem dan zelfs een medaille pakken.

Toma Nikiforov hoort bij de wereldtop, maar ook hij wordt jammer genoeg geplaagd door blessures. Zijn knie, zijn schouder, zijn andere schouder. Afwachten wat het geeft wanneer hij weer in competitie komt. Charline Van Snick lijkt op de Spelen minstens goed voor top zeven, dus wie weet? Jorre Verstraeten is van mijn leeftijd. Hij pakte brons op het EK en kan op een goeie dag iedereen kloppen, maar misschien is het voor een olympische medaille nog te vroeg. Er zijn kansen, maar het moet meezitten.

Matthias Casse

– Geboren in Mortsel op 19 februari 1997

– 2017: wereldkampioen bij de U21 in de categorie -81 kilogram

– 2019: Europees kampioen, zilver op het WK en winnaar van de Masters

– 2020: zo goed als geplaatst voor de Olympische Spelen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content