Jinnih Beels: ‘Ik wil een ander veiligheidsbeleid in Antwerpen, met minder stoere praat’

'Racisme ga je niet oplossen door extra – mag ik dat zeggen? – "bruine" mensen aan te werven.' © Belga
Jonathan Hendrickx & Jef Cauwenberghs
Jonathan Hendrickx & Jef Cauwenberghs Journalisten StampMedia

Antwerps SP.A-lijsttrekster Jinnih Beels wil een Antwerpen voor iedereen en wil jongeren bij de hand nemen om hen te begeleiden naar onderwijs en de arbeidsmarkt. Tegelijk is ze kritisch voor het stadsbestuur, dat volgens haar onder meer de inspraak van jongeren fnuikt. ‘Investeer meer in ogen van de wijk, dan ben je als politie altijd twee stappen voor.’

Bij het voorstellen van uw campagne was er veel te doen rond het feit dat het logo van SP.A niet zichtbaar was. Een bewuste keuze?

JINNIH BEELS: Absoluut niet. Toen het bekend werd dat ik in de politiek ging, waren veel mensen blij met me, net omdat ik iemand ‘van hen’ ben. Zonder die hele politieke geschiedenis die ik meedraag. Veel van hen geloofden niet in partijpolitiek, een heleboel ook nog niet in SP.A. En ik wilde toch de nadruk te leggen op mijn keuze voor die partij, zonder mijn onafhankelijkheid te verliezen. Zo kan ik anderen, die zich niet aangesproken voelen door de politiek of SP.A, toch overtuigen. Mijn campagne moet je niet los zien van SP.A, eerder als een aanvulling erop.

Ambieert u het burgemeesterschap van Antwerpen?

BEELS: Ik sta bovenaan de lijst, dus ik ga niet flauw doen: natuurlijk. Maar die burgemeesterssjerp is voor mij van ondergeschikt belang aan het feit dat ik wil tonen dat het beter kan in Antwerpen.

Ik weet zelf wat het betekent om in armoede op te groeien, en ik wens dat geen enkel kind toe.

Is het voor u dan alles of niks? Of volstaat een schepenambt?

BEELS: Daar heb ik nog niet echt over nagedacht. Ik hoop natuurlijk dat wij de grootste partij worden. Het ligt in mijn karakter om te streven voor het ultieme doel, en dat is nu eenmaal het stadhuis. Daarom is 14 oktober D-day: we moeten mensen wakker schudden en zeggen dat we de aangerichte schade moeten herstellen.

Kan u kort samenvatten waarop het huidige stadsbestuur tekort is geschoten, en hoe SP.A het beter wil doen?

BEELS: Er wordt op veel vlakken beleid gevoerd voor de happy few, voor mensen die al assertief en goed geïnformeerd zijn en niets tekortkomen. Een beleid moet echter gemaakt worden voor elke inwoner van de stad. In de wijken horen we dat bepaalde groepen zich uitgesloten voelen. Het stadsbestuur moet een beleid voeren waarin iedereen aan z’n trekken komt. In plaats van over jongeren te praten, zou het veel toffer zijn dat je met jongeren praat. Dat gebeurt nu te weinig. Ik heb het Memorandum van het Antwerps Jeugdsectoroverleg gelezen. Daarin lees je dat tien- of twaalfjarigen zeggen dat ze wakker liggen van armoede en geen werk vinden. Dan gaan je ogen toch wel even open. Kinderarmoede is een van de cruciale thema’s van deze verkiezingen. Ik weet zelf wat het betekent om in armoede op te groeien, en ik wens dat geen enkel kind toe.

Hoe wil u dat concreet aanpakken?

BEELS: Nog niet zolang geleden lanceerden wij een voorstel voor de Refterrevolutie (de term ‘refterrevolutie’ is afkomstig uit een project van Groen uit 2016, nvdr.). In dit voorstel biedt de school gratis een lekkere en gezonde maaltijd aan voor elk kind. Maar het moet natuurlijk betaalbaar blijven, dus pleiten we voor een zeer democratische prijs, van drie tot vijf euro en een euro voor gezinnen die in aanmerking komen voor verhoogde tegemoetkoming. Zo slaan we twee vliegen in een klap: de jongerenwerkloosheid aanpakken en mensen tewerkstellen en klaarstomen voor de reguliere arbeidsmarkt, door die maaltijden uit te besteden aan de sociale economie.

Volstaat dit om de jongerenwerkloosheid in Antwerpen aan te pakken?

BEELS: Absoluut niet, het is ook maar een mogelijkheid. De werkloosheid in Antwerpen is groot, maar in de Antwerpse haven zijn er ruim 3.000 vacatures. Het klinkt heel simpel, maar het is blijkbaar nog niet gebeurd: breng die jongeren en bedrijven bij elkaar. Dat zie je nu al op scholen, zoals op de Spectrumschool in Deurne waar Christine Hannes directrice is (zij staat net als Jinnih Beels als onafhankelijke op de lijst van SP.A Antwerpen, nvdr.). Zij investeert in begeleiders die laatstejaars na hun afstuderen meenemen naar een bedrijf om hen daar een stage te laten volgen, en op termijn werk te doen vinden. Als dat op die school werkt, moeten andere scholen daar toch ook voor openstaan? Dat is dan ook ons Droomplan: de muren slopen tussen ASO, TSO en BSO en het beroepsonderwijs opwaarderen. We hebben veel jongeren die goed zijn in ambachten, die wij in ere willen herstellen. Als jongeren bereid zijn om opleidingen te volgen en een kwaliteitsattest te behalen, zijn wij bereid hen te helpen om een stageplaats en een job te vinden. Wij zijn natuurlijk niet bevoegd voor onderwijs, maar dat wil niet zeggen dat we niets moeten doen. Beleid is mensen samenbrengen en netwerken, en kansen creëren.

U wil als stadspolitica meer lobbyen op Vlaams en federaal niveau?

BEELS: Nee, vooral op lokaal niveau. Ik wil de bedrijven die om werkkrachten en jongeren smeken, in contact brengen met jongeren. Het liefst zijn dat in de eerste plaats Antwerpse jongeren. Waarmee ik mensen van buiten Antwerpen niet wil discrimineren, integendeel.

Hoe ziet u jongerenparticipatie en inspraak in Antwerpen concreet?

BEELS: Jongerenparticipatie werkt niet op dezelfde manier als bij volwassenen. Het belangrijkste is dat je je verstaanbaar maakt. De middenveldorganisaties hebben daar al goed werk in geleverd. Zij weten hoe je jongeren moet benaderen. We moeten de middenveldorganisaties opnieuw die draagkracht geven. Nu hoor ik vaak dat ze zich met de rug tegen de muur gezet voelen, en het missen om autonoom een aantal beslissingen te nemen. Het stadsbestuur verwacht namelijk dat het middenveld het beleid uitvoert in ruil voor subsidies. De geldkraan kan dus worden dichtgedraaid als ze niet doen wat het stadsbestuur vraagt. Dat is niet gezond voor de jongeren. Het middenveld moet net kritisch kunnen zijn.

Als je een aantal zaken niet durft te benoemen omdat je bang bent om subsidies te verliezen, betekent dit dat je als stadsbestuur dictatoriaal omgaat met het middenveld.

Uit het Memorandum bleek dat slechts een op de vijf jongeren voelt dat hij of zij kan meedenken over de stad. Dan schiet het middenveld toch tekort?

BEELS: Nee. Het middenveld krijgt wel de middelen, maar niet de ruimte om die in te vullen in het belang van de jongeren. Ik heb met middenveldorganisaties gewerkt voor en tijdens deze legislatuur, en het verschil is wel duidelijk. Als je een aantal zaken niet durft te benoemen omdat je bang bent om subsidies te verliezen, betekent dit dat je als stadsbestuur dictatoriaal omgaat met het middenveld. Daar kan niets gezond uit voortkomen. Dan vraag ik me af: welk belang dient het beleid dan? Het eigenbelang of het belang van de jongeren? Ik zeg niet dat het middenveld dan maar mag doen waar het zin in heeft, maar er moet wel vertrouwen zijn.

Kan u dat staven met voorbeelden?

BEELS: Het is niet aan mij om namen en organisaties te noemen. Als ik dat doe, riskeren die mensen en organisaties alles te verliezen. Je kunt je wel afvragen hoe het komt dat niet alleen het middenveld, maar ook de stadsdiensten zo weinig kritisch zijn de laatste jaren, terwijl ze dat vroeger veel meer waren. Veel mensen zijn daar opgestapt of overgeplaatst naar een andere positie. Samen met hen is er veel expertise verdwenen. Dat is verontrustend.

Wij hebben binnen het jongerenpersagentschap StampMedia de laatste zes jaar wel altijd kritiek kunnen uiten op het huidige stadsbestuur, nochtans zijn wij ook afhankelijk van hun subsidies.

BEELS: Dan ben ik heel blij voor jullie. Jullie zijn daarin een uitzondering. Mensen in het middenveld, jongerenwerkers en pleintoezichters vertellen mij onder vier ogen een ander verhaal: zij zijn bang.

Voor wie zijn ze dan bang?

BEELS: Voor een stadsbestuur dat afrekent met meningen die niet overeenstemmen met wat het beleid beslist. Ik geef mezelf als voorbeeld: een paar jaar geleden ben ik op een zijspoor gezet. Mijn toenmalige korpschef beweerde dat ik gepromoveerd was, maar dat is onzin. Als iemand kritiek geeft op je beleid en die kritiek past niet in wat je voor ogen hebt, en je zet die persoon op een andere functie, dan is dat geen promotie. Dat is iemand monddood maken.

Ik heb drie keer gesolliciteerd in Antwerpen, en drie keer hoorde ik: ‘We gaan u niet aannemen, want dan verliezen wij onze subsidies, dat kunnen we niet maken tegenover het stadsbestuur.’ Mensen die werken in het belang van jongeren moeten kritisch kunnen zijn.

Bart De Wever vertelt dat hij vaak langsgaat bij jongerenorganisaties en dat hij daar veel kritiek krijgt.

BEELS: Wat is vaak? De laatste keer dat jongeren hem vroegen om langs te komen na de rellen op het Terloplein, heeft hij zijn kat gestuurd. (Beels doelt op het overlegmoment in juni 2017, opgezet door de Borgerhoutse jeugdorganisaties Samen op Straat, JES en KRAS jeugdwerk, om samen met buurtbewoners, de politie en het stadsbestuur tot constructieve oplossingen te komen voor de wijk. De Wever en zijn collega-schepenen hebben toen in de loop van de dag laten weten dat ze niet aanwezig zouden zijn op dat overleg, nvdr.) Jongeren spreken me daar nu nog over aan. In een verkiezingsjaar gaan alle politici zoveel mogelijk de straat op en bezoeken ze zoveel mogelijk jongeren en organisaties. De kunst is dat je dat ook doorheen je legislatuur blijft doen, en op momenten dat het voor je beleid misschien heel pijnlijk is. Jongeren kunnen en mogen gefrustreerd zijn. Als je vaak over hen in plaats van met hen praat, kan ik me perfect inbeelden dat ze dat niet leuk vinden.

Hoe vaak bent u van plan langs te gaan bij jongerenorganisaties?

BEELS: Zoveel mogelijk. Tijdens mijn dienstjaren als officier ben ik zoveel mogelijk aanwezig geweest op straat en bij de jongeren. Als burgemeester wil ik dat ook doen. En ook als ik geen burgemeester word, wil ik dat blijven promoten. Drie maanden na de verkiezingen mag je me gerust vragen hoe vaak ik bij jongeren ben geweest om met hen te praten. Ik hoop dat jullie het doen, want nu wordt dat veel te weinig gedaan.

Uit het Memorandum bleek ook dat bijna de helft van de jongeren de politie als onvriendelijk beschouwt. Hebt u concrete plannen om die kloof te dichten?

BEELS: Ik heb als diensthoofd diversiteit bij de Antwerpse politie jaren gewerkt aan het negatief imago van de politie bij jongeren. Toenadering zoeken tot al die middenveldorganisaties, zoals Kras, Formaat en Jes neemt tijd in beslag, het vertrouwen komt niet meteen. Als je jongeren wil bereiken, moet je eerst de coördinatoren mee hebben, dan de jongerenwerkers, en dan de jongeren. Maar zodra er iets negatiefs in het nieuws komt, zet je weer drie stappen achteruit. Noodzakelijk voor eerstelijnspolitiewerk is de wijkwerking. Het is een eerste contact met de samenleving en de brug naar de politie. Daarvoor moet je voortdurend aanwezig zijn in de straat, bij de jongerenorganisaties, op buurtfeesten…

Wij hebben bij de politie het tij niet kunnen keren, maar we hebben er wel voor gezorgd dat de dialoog op gang is gekomen. Nu zie je dat we weer afglijden naar fricties en confrontaties. Politiemensen moeten getraind worden in hun omgang met jongeren, en moeten de eerste stappen zetten. Dat laatste kun je niet verwachten van jongeren. Laagdrempelige politie, goede contacten met het middenveld en projectmatig werken. Ik pleit voor een dienst diversiteit die daar fulltime mee bezig is.

Het Antwerpse korps is niet racistischer dan andere. Het is een algemeen probleem.

Hoe groot is het racismeprobleem binnen het Antwerpse korps?

BEELS: Het probleem bestaat. Net als in andere korpsen. Het Antwerpse korps is niet racistischer dan andere. Het is een algemeen probleem. En daar wordt niet goed mee omgegaan. Racisme ga je niet oplossen door extra – mag ik dat zeggen? – ‘bruine’ mensen aan te werven. Dat is een manier om je als politicus populair te maken, omdat je dan kan zeggen: kijk eens hoe divers mijn korps is. Er komt veel meer bij kijken dan dat. Een diversiteitsbeleid moet in de hele organisatie geïntegreerd zijn. Laat dat nu juist het probleem zijn. Jongeren moeten zich kunnen herkennen in politieagenten. Hoeveel jongeren van het Kiel kunnen dit momenteel? Dat heeft overigens niet alleen met kleur te maken. We hebben eerst agenten uit de gemeenschappen nodig, die sterk in hun schoenen staan en die een positief verhaal brengen over de politie. Momenteel voelen veel allochtone politieambtenaren zich onvoldoende ondersteund en weten ze niet hoe ze daarmee moeten omgaan.

Kun je diversiteit op stadsniveau op dezelfde manier aanpakken als in een politiekorps?

BEELS: Ja. Ook op stadsniveau zijn die problemen er, op veel niveaus. Ik ben bijvoorbeeld de enige vrouwelijke lijsttrekker (van de grote partijen, van de stadslijsten in Antwerpen, nvdr.). Anno 2018 kun je je daar toch vragen bij stellen. Maar diversiteit bij de politie is nog belangrijker, omdat die als enige een geweldsmonopolie heeft. Ze kan op een zeer ingrijpende manier interventies doen, die ingrijpende en diepe sporen kunnen nalaten bij mensen. Net daarom is die identificatie vanuit de politieorganisatie nog belangrijker dan bij andere organisaties.

Wil u de veiligheidscultuur van de N-VA afbouwen?

BEELS: Ik wil een ander veiligheidsbeleid voeren, met minder stoere praat en een minder zichtbare Rambo-stijl – denk maar aan de pantserwagens en zwaarbewapende SRT-ploegen. Een goed uitgebouwd repressief apparaat blijft natuurlijk nodig. Maar dat betekent niet dat het luik over preventie en pro-actie daarom zomaar afgebouwd moet worden. Er moet evenwicht zijn tussen de twee, dàt is de uitdaging voor een vernieuwd veiligheidsbeleid. Geweld is contraproductief. En geloof me: je kunt die wedloop met de georganiseerde misdaad toch niet winnen. Dus wees slim: investeer in de ogen in de wijk, want daar krijg je de meeste informatie. Een politieagent is altijd twee stappen voor als hij of zij goede banden heeft met de wijkbewoners.

Geldt dat ook voor de war on drugs?

BEELS: Die is mislukt. Niet enkel hier in Antwerpen, maar wereldwijd. Na zes jaar wordt dat nu opeens toegegeven. Maar nu is te laat. Wij hebben altijd gezegd dat het aanpakken van overlast en dealers dweilen met de kraan open is. Ondertussen hebben die grote haaien de kans gekregen om zich te organiseren, en nu zijn ze in de straten van Antwerpen hun oorlog aan het uitvechten. Ik wacht nog steeds op de uitvoering van het Stroomplan. Acht maanden na de voorstelling ervan treedt het vandaag in werking. Het was goed geweest als we het nu, vlak voor de verkiezingen hadden kunnen evalueren, niet? Nee, in plaats daarvan gaan we daarvoor moeten wachten tot januari 2019, een jaar na de bekendmaking. Hallucinant.

Volgens de burgemeester zijn dat de excessen van het vorige – socialistisch – bestuur.

BEELS: Hoe vaak gaat deze burgemeester de schuld nog blijven steken op het verleden? Mij interesseert het verleden niet. Ik leef nu, en ik leef voor morgen. En het wordt hoog tijd dat hij dat ook doet, want zijn stad is aan het verkommeren. En dat is erg, want de veiligheid van onschuldige burgers komt daarmee in het gedrang. Het zou veel verstandiger zijn om het Stroomplan snel in uitvoering te brengen, zodat we eindelijk kunnen bijbenen met de criminele organisaties. Trouwens, dit is een nieuw plan, dat onvermijdelijk kinderziektes zal hebben. Waar we ook weer tijd mee zullen verliezen. En die tijd hebben we niet meer.

Ook mobiliteit is een groot thema in de verkiezingen. Het komt ook naar voren in het Memorandum: vijf op de tien jonge voetgangers en zeven op de tien fietsers voelt zich vaak of altijd onveilig in het Antwerpse verkeer. Hoe zien jullie dat?

BEELS: Werven in de stad moeten beter aangepakt worden, en signalisatie moet binnen het uur aangepast kunnen worden. We moeten mensen ertoe aanzetten om hun auto te laten staan en alternatieve vervoersmiddelen te gebruiken. Op voorwaarde dat die alternatieven er dan ook zijn. De infrastructuur moet op maat ontworpen worden van het aantal fietsers in de stad. En de tram moet doorgetrokken worden tot ver buiten de stad, met park en rides waar mensen hun auto kunnen laten staan en met het openbaar vervoer naar de stad kunnen komen.

Dat is toch ontzettend duur? Een kilometer tramlijn kost een ongeveer vijf miljoen euro.

BEELS: Dat kan perfect ingecalculeerd worden. We zijn er nog lang niet met de de lage-emissiezone, dat moeten we durven toegeven. Bewoners in de districten buiten de Singel vinden geen parkeerplaats meer, want iedereen parkeert daar nu. Wij willen rond de tafel zitten en uitdokteren wat wij kunnen doen om dat parkeerprobleem in de districten aan te pakken.

U wil ook de Antwerpse binnenstad autovrij maken. Dat klinkt bijzonder ambitieus. Heeft dat geen gevolgen voor de economie?

BEELS: Natuurlijk, maar dat mag ook. We moeten creatief zijn op dat vlak. Neem bijvoorbeeld winkels op de Meir en hun bevoorrading. Al die vrachtwagens rijden nu nog tot in de binnenstad zelf. Tegelijk gebruiken we te weinig onze waterwegen en de spoorwegen. Er komt bijvoorbeeld een groot complex vrij op de Luchtbal. We zouden daar een distributiecentrum kunnen openen, waar de grote vrachtwagens leveren en de goederen in elektrische bestelwagens laten leveren in de binnenstad. (Beels verwijst naar een voorstel van de partij Samen uit eind 2017, om van de Havana-site in de wijk Luchtbal een duurzaam distributiepunt te maken, nvdr.) We willen de auto niet volledig bannen, maar mensen moeten beroep kunnen doen op alternatieven.

Waarom moeten jongeren op 14 oktober op SP.A moet stemmen?

BEELS: Wij nemen jongeren bij de hand en begeleiden hen in het onderwijs of naar een job. Die inspanning moet niet alleen vanuit het beleid komen, we rekenen ook op de jongeren zelf. Er is uiteraard plaats voor hen in de stad, maar dan met respect voor hun omgeving en het publiek domein.

© Jonathan Hendrickx & Jef Cauwenberghs / StampMedia

Partner Content