‘Is het tijd voor een fotoverbod in restaurants, op stranden en in treinen?’

Tegenwoordig heeft zo goed als iederéén een fototoestel op zak, handig verstopt in zijn telefoon. ‘Hoog tijd dat we daar een paar duidelijke afspraken over maken’, schrijft Knack-redactrice Ann Peuteman. ‘Ieder van ons heeft wel iets te verbergen, ook al beweren we graag van niet.’

Een huwelijkscrisis. Dat is wat recensent Tom Sietsema afgelopen week veroorzaakte met zijn restaurantbespreking in The Washington Post. Een lezeres liet hem weten dat ze haar echtgenoot op de foto bij het artikel had herkend. Knus aan het dineren met een haar onbekende vrouw. Toen ze haar man met de foto confronteerde, gaf hij toe dat hij een affaire heeft.

Is het tijd voor een fotoverbod in restaurants, op stranden en in treinen?

Wellicht had Sietsema nooit bij dat risisco stilgestaan. Uiteindelijk gaat hij niet op restaurant om naar de mensen te kijken, maar wel om er de smaak, gaartijd, afkruiding, bordpresentatie, bediening en wijnkaart te beoordelen. Toch zou hij er goed aan doen om van nu af aan wat beter te letten op de gasten die door het beeld lopen. Net zoals wij allemaal. Of onze foto’s nu in een krant, een weekblad of op de sociale media terechtkomen.

Als ik samen met een fotograaf pakweg in een school of woonzorgcentrum op reportage ga, checken we altijd even bij de directie wie wel op de foto mag en wie niet. Dankzij de opgang van de sociale media is dat tegenwoordig zo gebeurd: al bij het begin van het schooljaar hebben alle ouders een formulier ingevuld waarmee ze al dan niet toestemming geven om foto’s van hun kind op de website of Facebook-pagina van de school te posten of in andere publicaties te gebruiken. Hetzelfde in heel wat woonzorgcentra, waar het de familieleden van wilsonbekwame bejaarden zijn die toestemming moeten geven.

Prima geregeld toch? Tot een paar jaar geleden wel. Toen werden foto’s nog genomen door mensen met een camera die een duidelijk klikgeluid maakte. Nu heeft zo goed als iederéén een fototoestel op zak, handig verstopt in zijn telefoon. Daarmee nemen we de hele tijd haast ongemerkt foto’s van onszelf, onze geliefden, de parkeerplaats waar we onze auto achterlaten, een monument dat we net hebben bezocht, het restaurant waar we onze verjaardag vieren.

En op heel wat van die foto’s staan ook mensen met wie we niets te maken hebben en die ons op zich ook niet interesseren. Dat zij misschien niet gezien willen worden (toch niet daar, niet in dat gezelschap, niet in die outfit, niet tijdens de werkuren), daar staan we doorgaans niet bij stil. Ook niet als we die foto’s of filmpjes op de wereld loslaten via Instagram, Facebook of YouTube.

Een militante vegetariër prijkt op de website van zijn woonplaats terwijl hij met veel smaak een Big Mac verorbert.

Als je niets te verbergen hebt, hoeft dat toch geen probleem te zijn? Met die dooddoener word je tegenwoordig te pas en te onpas om de oren geslagen. Het is dan ook een redenering waar je amper tegenin kunt gaan zonder jezelf verdacht te maken. Nochtans hebben zo goed als alle mensen wel degelijk iets te verbergen. Soms omdat ze dingen doen die het daglicht beter niet zien. Hun partner bedriegen, bijvoorbeeld, een dagje spijbelen of veinzen dat ze ziek zijn om niet te hoeven gaan werken.

Maar veel vaker gaat het om dingen die eerder gênant dan laakbaar zijn. Zoals een militant vegetarische kennis die op een foto op de website van zijn woonplaats te zien is terwijl hij tijdens het een of andere evenement met veel smaak een Big Mac verorbert. Of een vriendin die zo’n tien jaar geleden met roken is gestopt, maar op de beelden van het personeelsfeestje van vorige maand onmiskenbaar een Marlboro Light tussen haar vingers klemt. En dan is er nog de gerespecteerde professor die het allesbehalve leuk vindt dat een foto waarop hij duidelijk aangeschoten op een cafétafel staat te oreren al maandenlang druk wordt gedeeld.

Nu beseffen de meeste mensen pas dat ze constant door andermans beeld lopen als ze verhalen horen zoals dat van de overspelige restaurantbezoeker of als ze zelf een nare ervaring opdoen. Dan gaan ze weleens op zoek naar een manier om aan al die camera’s te ontsnappen, of toch aan de mogelijke gevolgen ervan.

Door hun onderbroek aan te houden als ze na de voetbaltraining onder de douche staan, bijvoorbeeld. Of door een dinosaurusmasker op te zetten, zoals bezoekers van de Amersfoortse zoo sinds vorig jaar kunnen doen als ze geen zin hebben om herkenbaar op selfies en video’s van anderen te staan.

Natuurlijk pleit ik er natuurlijk niet voor dat we ons vanaf nu alleen nog gewapend met een masker op straat wagen. Maar we zouden wel wat meer mogen stilstaan bij de gevolgen van al dat gefotografeer en nadenken hoe we daar best mee omgaan. Vandaag al zijn er fitnesscentra, zwembaden en wellnesscentra waar je je telefoon in het kleedhokje moet achterlaten zodat je geen foto’s kunt maken waar toevallig ook schaars geklede onbekenden op staan.

Moeten we straks ook zulke vrijplaatsen voorzien op stranden en treinen, in ziekenhuizen, restaurants, cafés en discotheken? Of spreken we af dat we vanaf nu onbekenden die nietsvermoedend door het beeld flaneren blurren voor we een foto of filmpje posten? Hoe dan ook is het hoog tijd om daar een paar duidelijke afspraken over te maken. Iedereen zou wel varen bij wat meer digitale etiquette. Vraag maar aan de recensent van The Washington Post.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content