Ignace Demaerel

Is godsdienst gevaarlijk?

Ignace Demaerel Godsdienstleraar en auteur

Niet het ge-bruik, maar het mis-bruik van godsdienst is gevaarlijk.

Je hoort het vaak zeggen: ‘Godsdiensten leiden alleen maar tot conflicten, oorlogen en bloedvergieten…’. En het is niet moeilijk om hier een hele lijst voorbeelden bij aan te halen. Maar zoals alle slogans mag ook deze kritisch onder de loep gelegd worden.

Het is niet omdat dit vaak als een refrein herhaald wordt dat het automatisch waar wordt. Gelovigen – nog steeds een grote meerderheid van de bevolking – worden doodmoe van het constant herhalen van dit soort vage beschuldigingen. Er zijn uiteraard ontegensprekelijk vele feiten die dit (lijken te) bevestigen: de godsdienstoorlogen uit de 16°-17° eeuw, het geweld in Noord-Ierland, het moslimterrorisme, gevechten tussen hindoes en moslims, tussen sjiïeten en soenieten… Niemand die zijn ogen hiervoor kan sluiten. En ze zijn intriest, want zo absoluut onnodig. Maar is godsdienst dan in zichzelf gevaarlijk? Als u een ondubbelzinnig antwoord wil: ja en nee!

Ja, godsdienst is gevaarlijk, net zoals vuur, een mes, geld, macht en kernenergie gevaarlijk zijn. Geloof boort diepere krachten in de mens aan, appelleert aan onze hoogste aspiraties, houdt absolute waarden en eeuwige doelen voor. Ik las ooit een boutade: ‘Opgelet, lezen in de Bijbel kan gevaarlijk zijn: het kan je leven totaal veranderen!’ Dit is helemaal waar: als je echt gegrepen wordt door de persoon van Jezus, zal je leven nooit meer hetzelfde zijn. Niemand die zo’n radicale woorden heeft gesproken als Hij, niemand die zo sterk de oproep gedaan heeft om je leven te geven: ‘Wie zijn leven niet haat om mijnentwil…, wie zijn vader of moeder liefheeft boven Mij…, wie zijn kruis niet opneemt en achter Mij gaat, is Mij niet waard’ (Lukas 14:26, Matt. 10:37-38). De geestelijke autoriteit die van zo’n man uitgaat is zoals de kracht van een kerncentrale. Dit is tegelijk heel beangstigend, en tegelijk enorm uitdagend, want zulke radicaliteit trekt aan: het raakt een zeer diepe snaar in ons, maakt de hang naar het allerhoogste en allerbeste in ons wakker. Een lekenmoraal kan nooit zulke bovenmenselijke appellerende kracht hebben.

Maar de tijdgeest in onze huidige seculiere maatschappij spreekt heel anders: ‘Tja, godsdienst is niet per se fout, we moeten het in onze ruimdenkendheid tolereren, maar beperkt: zolang het maar in bepaalde hokjes blijft (privé en in de kerk!), maar niet vérder, want dan riskeert het gevaarlijk te worden: godsdienst is oncontroleerbaar en kan te gemakkelijk uit de hand lopen’. Dit klinkt heel begrijpelijk en redelijk, maar zo wérkt het nu eenmaal niet. Dit negeert het wezen van godsdienst: je kan niet tegen een gelovige zeggen: ‘Je mag in God geloven, maar maximum 30%, 50%, 70%…’. Geloven in God binnen dit of dat hokje is een contradictio in terminis: voor een gelovige staat God met recht en reden boven alle hokjes, is Hij Heer over alles. Dit is a.h.w. de definitie van ‘God’ zelf: de mens staat in dienst van God, en niet God in dienst van de mens.

Degenen die een seculiere, neutrale maatschappij als ideaal voor ogen hebben, zouden liefst een gecastreerde godsdienst willen: een getemde, brave kerk die mooi aan de leiband loopt, controleerbaar is en doet wat de staat zegt. De Chinese officiële ‘Drie-zelf-kerk’ was hier een voorbeeld van: christendom was in China officieel toegelaten, maar binnen de krijtlijnen van de communistische partij en door haar functionarissen strak gecontroleerd. Chinese christenen gingen daarom massaal bij de ondergrondse kerk en riskeerden liever jaren gevangenisstraf voor een echte ‘god’-sdienst dan veilig te zitten in een steriel ‘religieus marionettentheater’.

Een echte gelovige kan niet zeggen: ‘God, ik geloof in U, U bent Schepper en Heer over alles, maar bemoei U niet met mijn geld, carrière en seksleven. Draai a.u.b. uw ogen even weg wanneer ik mijn belastingpapieren invul en kom U niet mengen in mijn politieke opvattingen’. Degenen die wél zo met geloof omgaan, zijn net de ergsten: zoals de Zuid-Amerikaanse dictators die op zondagmorgen vroom in de kerk zaten en op maandagmorgen bevel gaven om tienduizenden politieke tegenstanders te laten folteren en verdwijnen. Het grootste probleem met godsdienst zijn niet de radicale gelovigen maar juist de halfgelovigen: zij die ‘shoppen’ uit hun religie en de ‘nuttige’ aspecten uit de religieuze rekken halen (lees: die ze leuk vinden). ‘Eclecticisme’ heet dit met een mooi en geleerd woord, maar in de praktijk is het vaak: alleen religieuze ideeën uitpikken die in onze kraampassen, en een religieus sausje gieten over onze privé-plannen. Een mooi voorbeeld hiervan is de strijd tussen katholieken en protestanten in Noord-Ierland: deze heeft namelijk NIETS met godsdienst te maken, maar alles met nationalisme en economische ongelijkheid, opgeblazen onder een religieuze dekmantel.

Dus de opvatting dat godsdienst gevaarlijk is wanneer ze radicaal is, blijkt helemaal niet te kloppen! Ze is juist op haar mooist wanneer ze het radicaalst is – ik spreek nu over het christendom: pater Damiaan, terecht tot grootste Belg aller tijden uitgeroepen, is een recent voorbeeld van geloof-zonder-reserve. Precies het vermogen om zichzelf te overstijgen, zichzelf totaal weg te geven, is één van de mooiste vermogens van de mens: dit is ‘grensverleggend’ in de beste zin van het woord, 100% ten goede, zonder enig misbruik voor zichzelf. Moeder Teresa en Albert Schweitzer zijn andere schitterende voorbeelden hiervan, maar er zijn tienduizenden missionarissen en zendelingen geweest die hun comfortabele leventje hebben achtergelaten en soms hun leven gegeven voor hun God en voor hun naaste.

Om misverstanden te vermijden: ik pleit hier niet voor religie in algemene zin, alsof ‘geloof in een hoger wezen’ (wie of wat dan ook) alle problemen zal oplossen. Ik ben mij er terdege van bewust dat op deze aardbol zeer bizarre, mensonvriendelijke en onderdrukkende religieuze ideeën bestaan, nog het meest als ze verstarren tot een onbekritiseerbaar en hypocriet instituut waar de religieuze kaste het volk onder de knoet houdt met angst voor de hel of straf van de goden… Elke godsdienst mag kritisch bevraagd worden, en beoordeeld op haar vruchten: wat komt van God, en wat komt van de mensen? Als een godsdienst haar aanhangers niet tot bétere mensen maakt, dan moet er bij ons al een rood lampje gaan flikkeren.

Godsdienst heeft in zich het potentieel om een mens boven zichzelf uit te doen stijgen, het allermooiste uit hem te halen, bovenmenselijke prestaties neer te zetten. En inderdaad, het gevaar van misbruik ligt altijd op de loer. Nog sterker: mensen die uit zijn op absolute macht ruiken het gigantische potentieel van godsdienst en weten dit sluw te bespelen en naar hun hand te zetten. Dit gebeurde al sinds de oudste beschavingen: in Egypte en Babylonië hadden ze al vroeg ontdekt dat burgers gehoorzamer zijn wanneer je hen kan doen geloven dat de koning een goddelijk aureool heeft, en de Romeinse keizers hebben dit handig overgenomen: godsdienst als zeer efficiënt politiek instrument om mensen in het gareel te laten lopen. Zelfs Hitler en Stalin deden af en toe van die pseudo-religieuze uitspraken om zichzelf meer uitstraling te geven. Saddam Hoessein gebruikte ook dezelfde beproefde tactiek: toen hij Koeweit was binnengevallen, deed hij plots, zelf geen praktiserende moslim zijnde, een beroep op de heilige oorlog tegen Israël. Voor iedereen een doorzichtige truc, maar het heeft wel geholpen, want er stonden duizenden in rijen klaar voor zelfmoordopdrachten.

Bij godsdienst moet het dus wél alles of niets zijn: half-en-half leidt altijd tot misbruik, tot hybride mengvormen. Het ‘belang van God’ vermengd met een behoorlijke dosis eigenbelang, de ‘wil van God’ als camouflerend vernisje voor de eigen plannetjes of die van de eigen bevolkingsgroep… dat is een gevaarlijke cocktail! De zogenaamde godsdienstfanatici zijn meestal niet fanatiek voor hun God zelf, maar voor eigen verborgen agenda’s, voor hun eigen gelijk. De apostelen waren ook ‘fanatiek’ voor God, maar ze hebben geen mensenlevens genómen, ze hebben hun leven gegéven.

Als men een geestelijke strijd met geestelijke wapens zou uitvechten zou er geen probleem zijn, maar wanneer aardse wapens erbij gehaald worden, loopt het altijd mis. Als iedereen zich eens aan de simpele regel zou houden: een woordenstrijd moet je met woorden uitvechten, een ideeënstrijd met ideeën! Daarom zijn godsdienstoorlogen zo dom, nog dommer en erger dan andere: je kan de geest van de mens niet winnen door fysiek geweld. Je kan geen overtuigingen doden met kanonnen en geen demonen uitroeien met splinterbommen. Het is godsdienst op zijn ergst, pardon, dit heeft niets te maken met gods-dienst, maar is juist God-in-dienst-van-de-mens.

De vreselijk vernietigende voorbeelden van wat religies aangericht hebben in deze wereld zijn dus de donkere keerzijde van de geweldig positieve kracht die ze opwekt. Maar misschien zien we veel meer de negatieve gevolgen dan de positieve, waarschijnlijk omdat media deze vooral in het licht brengen: als gelovigen in stille zelfopoffering aan een betere wereld werken, is dat niet sensationeel genoeg, maar als bij één religieuze fanatiekeling de stoppen doorslaan, smullen alle journalisten hiervan. Vergelijk het met vuur: de ontdekking hiervan heeft eindeloos veel levensbelangrijke en levensreddende toepassingen opgeleverd, maar een uit de hand gelopen bosbrand kan inderdaad verwoestend zijn. Maar heb jij ooit een pleidooi gehoord van iemand die een wereldwijd verbod op vuur wil opleggen?

Trouwens, de bewering dat godsdienst de kampioen zou zijn van bloedvergieten is intussen ook door de geschiedenis zelf achterhaald. We hebben vandaag het dubieuze ‘geluk’ dat we religieuze regimes kunnen vergelijken met god-loze regimes, en wat zien we? De meeste doden uit de laatste 100 jaar komen van atheïstische regimes! In het communisme ging het erom dat de mens zelf het paradijs op aarde zou verwezenlijken zonder enige God! Het totaal aantal doden dat gevallen is onder het communisme wereldwijd (Stalin, Mao, Pol Pot, Noord-Korea…) wordt geschat op 94 miljoen (zie ‘Zwartboek van het communisme’)! Ongeziene, massale wreedheden, ware genociden… in naam van de méns! Hmm, als de mens het heft zelf in handen neemt, blijkt het nog erger te worden.

Niet het ge-bruik, maar het mis-bruik van godsdienst is gevaarlijk. En dit is zo menselijk als iets! M.a.w. niet God is gevaarlijk, maar de mens! De méns is, zoals altijd, de zwakke schakel: in de politiek en de economie, in techniek en in relaties, in wetenschap en in godsdienst. Zij die zeggen ‘Ik geloof niet in God, maar in de mens’, hebben een onverantwoord groot geloof! Dat is pas gevaarlijk!

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content