In memoriam Bert Verhoye: de man die de wereld een samenzwering van idioten vond

© GF
Piet Piryns
Piet Piryns Piet Piryns is redacteur bij Knack.

Vorige week overleed in zijn woonplaats in de Ardennen voormalig journalist en theatermaker Bert Verhoye (1945-2019). Piet Piryns haalt herinneringen op aan zijn levenslange vriendschap met een zachtmoedige anarcho-liberaal.

Enige suggesties voor de Vlaamse canon:

Welke gewezen Vlaamse minister-president lijkt het meest op een asperge?

Welke Vlaamse partij telt het grootste aantal alcoholici?

Welke burgemeester treedt soms op als panda?

Wie vertrok in 1945 in allerijl naar Oostenrijk en kwam dertig jaar later in stukken en brokken terug in de laadbak van een camion?’

De allerlaatste Facebookpost van Bert, tien dagen voor zijn dood. Vintage Verhoye. Bert kon het niet laten. Terwijl meester Antoon, de onderwijzer van het dorpsschooltje in het West-Vlaamse Egem, waar Bert zijn kinderjaren doorbracht, nog zo had gewaarschuwd. Kwade rode letters in het rapport van de tienjarige Bert: Norbert is bezig met zijn karakter te misvormen door alles te willen in het belachelijke trekken. Zijn ijver lijdt eronder. Wil hem helpen, speciaal als hij over iemand of iets een oordeel weergeeft!’

Hij was een overtuigd democraat, die het als zijn levenstaak zag extreemrechts in de gordijnen te jagen.

Een facsimile van dat schoolrapport vond ik terug in het typoscript van The way from Tipperary, een nog ongepubliceerd coming of age -verhaal over een gelukkige jeugd (‘Voor een ongelukkige jeugd was bij ons geen tijd.’), dat Bert me een paar jaar geleden meegaf. En het moet gezegd: meester Antoon had een vooruitziende blik. ‘Alles in het belachelijke trekken’ – Bert zou er zijn beroep van maken. Hij was twintig toen hij in 1965 met zijn cabaretgroepje Brustukadorusch, een gezelschap van studenten aan de Brusselse film- en toneelschool RITCS, de eerste laureaat werd van het toen pas in het leven geroepen Humorfestival in Heist-aan-Zee. Een jaar later – ik was achttien – won ik met mijn Gentse studentencabaret Rommelpot de tweede editie van het Humorfestival. Jongens waren we. Kort daarna – mei ’68 was alweer geschiedenis – zouden onze wegen elkaar kruisen: we werden allebei gevraagd om mee te werken aan de roemruchte satirische radioprogramma’s van Jan Geysen voor de BRT. In een zweetkamertje aan het Brusselse Flageyplein, dat we deelden met Frans Verleyen, zaten we iedere ochtend grappen te verzinnen en liedjesteksten over de actualiteit te schrijven, die de piepjonge pianist Raymond van het Groenewoud op muziek zette. We verdienden voor het eerst onze eigen centen. Those were the days.

Het was het begin van een levenslange vriendschap. Na drie jaar bij de toen nog volledig verzuilde publieke omroep en na talloze reprimandes van de directie, hield zowel Bert als ik het begin jaren zeventig bij de radio voor bekeken. Terwijl ik voor Humo ging werken, trad Bert in dienst van De Nieuwe Gazet, het Antwerpse zusterblad van Het Laatste Nieuws. Hij baarde er opzien: ‘Ik werd ontvangen door een keurige oude heer, die mij meldde dat er op de krant zekere kledingvoorschriften golden. Zoiets moet je natuurlijk dringend uitleggen aan een 22-jarige hippie die net uit Brussel komt, het haar tot op de schouders, blote voeten in Indische sandalen, geurend naar patchoeli – ik was de avond tevoren in De Muze naar Ferre Grignard gaan luisteren. Mijn aanstaande collega’s, puffend in driedelig kostuum of mantelpakje, keken mij verbijsterd aan. Een van de mantelpakjes kreeg ter plekke haar regels – maar dat vernam ik pas later.’ ( The way from Tipperary)

Als ik na de operatie wakker word, en ik ruik rijstpap, dan is dat zeker een slecht teken?

Vrijplaats

Of het echt zo gegaan is, is niet helemaal zeker. Berts verhalen werden met het klimmen van de jaren steeds smeuïger. Maar begin jaren zeventig was de redactie van De Nieuwe Gazet nog wel een vrijplaats. De krant opereerde nog grotendeels onafhankelijk van Het Laatste Nieuws en beschikte als enige in de Vlaamse pers over een dagelijkse cultuurpagina. Op die redactie genoot Bert bovendien een haast totale vrijheid. Als theaterrecensent kon hij het zich permitteren wekenlang op buitenlandse festivals in Wroclaw, Berlijn, Avignon of Nancy rond te hangen. Als stadsverslaggever sleet hij zijn tijd vooral in de kroeg (‘het nieuws ligt op straat’), waar hij tussendoor ook in een halfuurtje zijn dagelijkse rubriekje Minimaal schreef, een combinatie van melancholische overpeinzingen en harde grappen. Zoals in al zijn werk zocht Bert ook in Minimaal vaak het randje op. Het rubriekje, dat algauw ook in Het Laatste Nieuws verscheen, werd binnen de kortste keren razend populair en zou dat ook blijven tot aan Berts pensionering in 2005. Hij zag het als zijn levensverzekering, want de journalistiek bleef voor hem toch altijd bijzaak. Hij kocht er de tijd en de vrijheid mee om zich te wijden aan zijn echte liefde: het theater.

Wansmaak

Zo’n zeventig theaterstukken zou Bert schrijven – aan een tiental daarvan heb ik meegeschreven. Nu ja, theaterstukken. Een combinatie van revue en cabaret, met een flinke dosis camp, een snuifje absurdisme, een scheut maatschappijkritiek en een vleugje provocatie als vaste ingrediënten. Aan het RITCS was Bert via zijn mentor Herwig Hensen in de ban geraakt van het vooroorlogse Duitse cabaret. Kurt Tucholsky en Erich Kästner waren zijn grote literaire helden. De theaterteksten die Bert schreef, droegen in grote mate hun stempel. Een tweede inspiratiebron was de zwarte humor en de bewuste wansmaak van Franse bladen als Hara-Kiri en Charlie Hebdo: bête et méchant. Roland Topor en de veel te jong gestorven tekenaar Jean-Marc Reiser zouden later tot Berts vriendenkring gaan behoren.

In memoriam Bert Verhoye: de man die de wereld een samenzwering van idioten vond
© Sigrid Spinnox

‘Links’, in de klassieke betekenis van het woord, kon je Bert, zeker in zijn beginjaren, niet noemen. Hij was een liberaal in hart en nieren, maar tegelijkertijd een overtuigd democraat, die het als zijn levenstaak zag extreemrechts in de gordijnen te jagen. En het moet gezegd: daar is hij behoorlijk in geslaagd. Toen een commando van de VMO (Vlaamse Militanten Orde) in 1973 naar Oostenrijk trok om daar het gebeente van de na de Tweede Wereldoorlog wegens collaboratie bij verstek terdoodveroordeelde priester-dichter Cyriel Verschaeve op te graven en naar Vlaanderen over te brengen (‘Operatie Brevier’), schreef Bert daar een toneelstuk over. Bij vrijwel iedere voorstelling van zijn ‘Verschaeve’ moesten politie en rijkswacht worden opgetrommeld om theaterliefhebbers te beschermen tegen extreemrechtse demonstranten. Het kwam tot regelrechte veldslagen. Bij het Antwerpse theater ’t Natiepeerd werd een brandbom naar binnen gegooid.

Bert wist perfect hoe hij met name Filip Dewinter moest sarren. Toen het Vlaams Blok in 1991 verkiezingscampagne voerde met de slogan ‘Uit zelfverdediging’, vergezeld van een foto met twee bungelende bokshandschoenen, schreef Bert het stuk ‘Uit zelfbevrediging. De afwendbare opkomst van Karel D.’ De affiche van die voorstelling, met twee lekkende condooms, is vandaag antiquarisch een klein fortuin waard.

Bert had intussen in het Antwerpse schipperskwartier, midden in de hoerenbuurt, al sinds 1978 een eigen vestzaktheatertje: De Zwarte Komedie. Daarmee ging een oude droom in vervulling: hij woonde zelf boven het theatertje, schreef de teksten voor vrijwel alle voorstellingen, regisseerde die ook, ontwierp de affiches, nam de telefoon aan om reservaties te noteren en stond tijdens de pauze zelf achter de tap. De Zwarte Komedie bood plaats aan hooguit zeventig bezoekers, maar vrijwel alle voorstellingen, toch algauw zo’n tweehonderd per jaar, waren uitverkocht. Dat was een klein wonder, want Berts eigen krant was zowat de enige die er aandacht aan besteedde. Zelfverklaarde kwaliteitskranten als De Standaard en De Morgen haalden er hun neus voor op en noemden ze ‘weinig vernieuwend’. ‘Ze vergissen zich’, grijnsde Bert dan, ‘mijn stukken zijn alleen maar smakeloos.’

Minister likken

En toen kwam in 1986 die hond. Bert was door een vrouw in de steek gelaten (of andersom – dat doet er hier nu even niet toe) en ruilde haar in voor een bobtail. Boris was de naam. Boris zou Bert in één klap beroemd maken. En omgekeerd. Tik de naam Bert Verhoye in op Wikipedia en je komt uit bij het lemma Boris (hond). Toen in 1993 een wijziging in het Vlaamse theaterdecreet gesubsidieerde gezelschappen verplichtte er een bezoldigd directeur op na te houden, besloot Bert zijn hond te benoemen. Hij had daar ook goede argumenten voor: ‘Boris kan opzitten, pootjes geven en de minister likken. Hij kan ook blaffen naar het personeel. Hij kent het theater minstens evenveel als de andere theaterdirecteurs: hij is namelijk al acht jaar bij ons en gaat regelmatig mee op reisvoorstellingen. Tijdens de voorstelling slaapt hij meestal, maar dat doen andere directeurs ook.’ De grap kreeg aandacht tot ver over de grenzen – de Amerikaanse nieuwszender CNN stuurde zelfs een cameraploeg om Boris te interviewen. Een jaar later ging Boris ook de politiek in als lijsttrekker van B.O.R.I.S. – ‘partij van de hond’ – met een 69-puntenprogramma en als voornaamste strijdpunt ‘de begeleide terugkeer van alle West-Vlamingen naar hun provincie’. Hij raakte weliswaar niet verkozen, maar Bert zou zich er altijd op blijven beroemen dat zijn hond meer voorkeurstemmen had behaald dan schepen van cultuur Eric Antonis.

Bert was een overtuigd democraat, die het als zijn levenstaak zag extreemrechts in de gordijnen te jagen.

Kara en Mazov

In 2005 begon Bert te sukkelen met zijn gezondheid en kwam hij op de afdeling cardiologie van een Aalsters ziekenhuis terecht voor ‘groot onderhoud’ – een vijftal overbruggingen. De sms’jes die hij me toen stuurde, heb ik bewaard: ze geven een goed beeld van zijn toch tamelijk aparte gevoel voor humor. 28 juni 2005, bijvoorbeeld: ‘Als je tijd hebt, ben je vanmiddag uiteraard welkom. Anders na de ingreep. Of op de koffietafel.’ 29 juni 2005: ‘Als ik na de operatie wakker word, en ik ruik rijstpap, dan is dat zeker een slecht teken?’

Het zou met zijn gezondheid nooit meer helemaal goed komen. Op zijn zestigste trok hij zowel op de krant als in zijn theatertje de deur achter zich dicht en verhuisde hij met de gebroeders Karamazov, twee bobtails die voor Boris in de plaats waren gekomen, naar een chalet op een Ardense heuvel in Bellefontaine, waar ik hem ieder najaar opzocht. Bert verbaasde me dan door als een echte vogelaar te vertellen over de gevleugelde uitslovers die hij vanaf zijn balkon bespiedde: de pineut, de geschifte zandloper, het Ruimerke, de grote onnozelaar, de blinde vink, de Vlaamse vlaai en een specht die hij Remington had gedoopt omdat zijn gehamer hem aan het geluid van een oude schrijfmachine deed denken. We keken naar het vallen van de bladeren en hielden ons daarbij aan het adagium van Willem Kloos: ‘Natuur is mooi, maar je moet er wat te drinken bij hebben.’ Altijd kwam er wel een moment waarop we misschien toch meer gedronken hadden dan strikt noodzakelijk en ik Bert vroeg hoe hij het daar in godsnaam in zijn eentje met die honden uithield. ‘Ik heb in de Zwarte Komedie ieder jaar zo’n tienduizend mensen over de vloer gehad’ zei hij dan. ‘Dat was wel genoeg. Als ik één ding in mijn leven heb geleerd, dan is het wel dat Kennedy Toole gelijk had: de wereld is een samenzwering van idioten.’ Waarna hij naar zijn aftandse pick-up liep, en een elpee van Georges Moustaki op de draaitafel legde: ‘Non, je ne suis jamais seul avec ma solitude.’

Toen ook de gebroeders Kara en Mazov het loodje hadden gelegd, haalde hij een sint-bernardshond uit het asiel: Belle. ‘Belle van Bellefontaine’ zou ook het pseudoniem worden waaronder hij op Facebook weer als vanouds oneliners de wereld instuurde. En op de nieuwssite van Apache begon hij een satirisch rubriekje dat hij Koro noemde (‘Koro: Chinees zelfstandig naamwoord. De hysterische overtuiging dat je penis steeds kleiner wordt’). Net als destijds in Minimaal wisselde hij daarin weemoedige overpeinzingen over het wel en wee van zijn geliefde hond af met grappen over de actualiteit. Die grappen werden almaar grimmiger, soms ook op het prekerige af. Het lachen leek Bert een beetje vergaan. Je zou kunnen zeggen dat hij intussen geradicaliseerd was: in zijn politieke overtuiging was hij in de loop der jaren opgeschoven van de PVV van Frans Grootjans naar de PTB van Raoul Hedebouw.

Dat er op zijn oude dag nog een Nieuwe Liefde in zijn leven kwam, bezorgde hem, ondanks zijn wankele gezondheid, toch nog een paar gelukkige jaren. Zondagavond 25 augustus begaf zijn hart het. En een paar dagen later stond ik met zijn vrouw, zijn kinderen en kleinkinderen in het crematorium van Charleroi bij zijn kist. Bert had zelf de soundtrack gekozen voor het moment waarop een Kraai de schuifdeuren opende voor de oversteek van de Styx: The Rolling Stones met Sympathy for the devil.

Zo kende ik mijn oude kameraad weer.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content