Karel-Willem Delrue

‘Ik geloof niet dat literatuur in het middelbaar definitief verloren heeft’

Karel-Willem Delrue Leerkracht Nederlands-Engels in het Bernarduscollege

‘Ik zie het als één van de voornaamste aspecten van mijn job als leraar om mijn leerlingen een zekere liefde voor taal en literatuur bij te brengen’, schrijft Karel-Willem Delrue na alle berichten over de afnemende leesvaardigheid in het Vlaams onderwijs.

Er is iets aan de hand. Deze week las ik verschillende krantenartikels waaruit blijkt dat het dezer dagen niet goed gaat met lezen. ‘Er staat water in de kelder van het huis van deze samenleving’, waarschuwt schrijver Jeroen Olyslaegers. Nu hoort u het ook eens van een ander, moet menig taalleerkracht hebben gedacht. Zij merken immers al jaren dat het leesniveau aan het dalen is. Ik hoor het de anglofielen onder hen al zeggen: told you so.

Het is ondertussen bijna een traditie geworden. In september start ik in het vijfde jaar met een tekst van Ronald Giphart getiteld ‘Weg met de leespolitie’. Volgens de Nederlandse schrijver loopt het mis op de middelbare school. ‘Literatuur heeft het dan definitief verloren.’ Het heeft met verzet tegen verplichting te maken, stelt hij. Vraag jongeren om hun kamer op te ruimen en ze verliezen meteen hun motivatie om dat te doen.

Ik geloof niet dat literatuur in het middelbaar definitief verloren heeft

Een andere jaarlijkse gewoonte in september: de les met de boeken. Eén keer per jaar breng ik een box vol boeken mee naar de les met daarin allemaal titels die op hun leeslijst staan. Daar, het woord is eruit. Leeslijst. Ik kies voor een open lijst wat inhoudt dat ze suggesties mogen doen. Meermaals druk ik hen op het hart dat ze zelf een geschikt boek moeten ontdekken. Ze zijn nu immers de mannen en de vrouwen aan het worden die ze de rest van hun leven zullen zijn en literatuur kan daar een belangrijke rol in spelen. Ze lachen mijn opmerking weg. ‘Altijd zo filosofisch, meneer.’ Maar stiekem vinden ze die boekenles wel fijn. ‘Moeten wij dat kennen, meneer?’

Ik vraag hen alleen om aandachtig te luisteren en om minstens drie titels aan te kruisen die hun interesse hebben gewekt. Ze mogen eerst zelf in de box grabbelen en een boek kiezen. Hun keuzecriteria zijn erg uiteenlopend: de kaft, de inhoud, de eerste zin, de grootte van de letters. ‘Mijn mama heeft thuis een boek van die auteur’, zei er één. En dan begin ik de boeken voor te stellen. Ik lijk wel een marktkramer die zijn waren aanprijst. Maar als ik zie hoe geboeid ze naar verhalen kunnen luisteren en hoe vervelend ze het vinden wanneer een verhaal wordt afgebroken, dan geloof ik niet dat literatuur het in het middelbaar definitief verloren heeft. Cliffhangers doen het nog steeds. Onlangs stond in The Guardian (in een recensie van een videospel): de essentie van literatuur is dat we gewoonweg móeten weten wat volgt.

Leesvaardigheid is natuurlijk veel meer dan genietend wegdromen in fictieve werelden.

Er moet natuurlijk een onderscheid gemaakt worden tussen verschillende soorten van lezen. Literair lezen –la joie de lire, zoals mijn Franse collega’s het zo mooi kunnen verwoorden- heb ik eigenlijk pas na het middelbaar onderwijs ontdekt. Ik beken, ik heb niet veel boeken gelezen toen ik zelf op de schoolbanken zat. Maar vóór dit zinnetje tegen mij gebruikt wordt, voeg ik daar nu graag aan toe: en daar heb ik spijt van. Leesvaardigheid is natuurlijk veel meer dan genietend wegdromen in fictieve werelden. In de PIRLS (de internationale Progress in International Reading Literacy Study waaruit bleek dat Vlaamse tienjarigen niet langer tot de top behoren) moeten leerlingen onder meer het effect van het gehanteerde taalgebruik bespreken, gebeurtenissen interpreteren en complexe informatie uit verschillende delen van een informatieve tekst halen.

Het leesplezier verdwijnt en het leesniveau is in vrije val, staat in de kranten te lezen. De reacties zullen niet lang op zich laten wachten. Ze hebben geen concentratiespannes meer zoals vroeger, ze kunnen niet meer stilzitten, ze weten niet meer waar ze mee bezig zijn. Videogames zullen wel weer als een boosdoener genoemd worden.

Jammer, want net die wereld slaagt er de laatste jaren, meer dan eender welk ander medium, in om jongeren mee te nemen naar verbeelde werkelijkheden. Akkoord, de wereld waarin ze opgroeien is een vluchtige wereld en alle gadgets en kleine schermpjes die ze in hun broekzakken met zich meedragen bieden weinig rust. Is er dan gewoon geen tijd meer om te lezen? Kijk eens in eigen boezem: wanneer las u voor het laatst nog eens een tekst volledig door? Zonder te skimmen. Zonder te scrollen.

Hebben we allemaal te kampen met een ontstellend gebrek aan diepgang? Zijn we allemaal slachtoffers van een soort Slimste-Mens-denken?

Hebben we allemaal te kampen met een ontstellend gebrek aan diepgang? Zijn we allemaal slachtoffers van een soort Slimste-Mens-denken? Puntjes opsommen. Laat alle context, samenhang en eigen inzichten maar achterwege. In zijn essay ‘De Barbaren’ noemde Alessandro Baricco ons al surfers. We zoeven over de oppervlakte heen en proberen daar elementen die voor ons betekenisvol zijn aan elkaar te linken. Auteurs herleid tot citaten, films herleid tot trailers. Kennis herleid tot puntjes. En dat alles zoveel mogelijk en zo snel mogelijk gedeeld en geliket. Waarom zouden surfers naar de diepte moeten duiken? Omdat daar schatten liggen. En omdat niet alleen de aanblik ervan, maar ook de reis ernaartoe een onmisbare ervaring kan bieden. En, om Giphart nog maar eens te parafraseren, omdat we er betere mensen van worden.

Betekenisvoller dan ‘De ontdekking van de hemel’

Het VVKSO neemt in zijn leerplan Nederlands voor de derde graad zeven eindtermen ‘lezen’ op. Wat zou ik daar graag een achtste aan toevoegen: leerlingen zijn bereid om zich met liefde te verdiepen in fictie. Graphic novels, video games en series incluis. Want, laten we wel wezen, ze zijn voor hen betekenisvoller dan ‘De ontdekking van de hemel’. De totaalroman van Harry Mulisch blijft een meesterwerk, maar die duik nemen ze later wel, als ze tenminste hebben geleerd hoe bevredigend en verrijkend dat kan zijn. Ik zie het als één van de voornaamste aspecten van mijn job als leraar om mijn leerlingen een zekere liefde voor taal en literatuur bij te brengen. Op dat vlak ben ik meer en meer een wandelend cliché aan het worden. Ik blog, lees graag en veel en schrijf soms literatuurrecensies. En ik heb een partner die in een boekenwinkel werkt.

Als we jongeren willen laten lezen, moeten we lezen aantrekkelijk maken. Utile dulci! Klasse magazine gaf eerder dit jaar 6 tips mee om jongeren aan het lezen te krijgen. Zo organiseerde lerares Anaïs zelfs heuse leesfeestjes. Mét een glaasje chocolademelk. En zonder onderscheid tussen wat Virginia Woolf al bestempelde als lowbrow en highbrow. Hugo Claus en Marvel comics, José Saramago en ‘Resident Evil’.

Ik heb natuurlijk makkelijk praten. Ik geef les aan leerlingen die bereid zijn om te lezen, om hard te werken en om bij te leren. Met hun leesniveau valt het best wel mee. Maar ik ben blij dat het belang van lezen dankzij de flauwe PIRLS-resultaten weer even op de agenda wordt gezet.

Het is immers een prachtig ritueel. Tijd nemen voor een boek, er je tanden in zetten en het savoureren, je laten meeslepen op de kadans van de taal en ondertussen merken hoe de dingen in je hoofd samenkomen, betekenis krijgen en op hun plaats vallen. Een mooie vorm van defragmentatie. Als antwoord op de vraag waarom we als mensen met kunst bezig zijn, antwoordde de Poolse theatermaker Jerzy Grotowski ooit: ‘om onszelf te vervullen’. Dat lijkt me een mooi motief om te lezen, moeder.

Karel-Willem Delrue is leerkracht Nederlands-Engels in het Bernarduscollege in Oudenaarde. Deze tekst verscheen eerder op zijn blog ‘Meneer Delrue’.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content