‘Hoe moet de pers omgaan met het vermoeden van onschuld?’

Berichten, niet berechten, zo maant Kathleen Vercraeye van de Orde van Vlaamse Balies (OVB) de media aan naar aanleiding van de recente gerechtelijke affaires rond Bart De Pauw, Reuzegom en Chovanec. Maar de kritiek van een ’trial by media’ weegt toch wat licht en is bovendien niet zonder gevaren voor de persvrijheid’, schrijft Pol Deltour van de VVJ.

De voorbije weken zijn vooral advocaten ten strijde getrokken tegen ’trial by media’. Toch zijn zij niet echt een betrouwbare bron in het debat. Terwijl de ene klaagt over standrechtelijke nieuwsmedia, nuanceert een andere het probleem. En dan heb je ook nog eens advocaten die al eens van mening veranderen: verdedigen ze een verdachte, dan weerklinkt de kritiek van trial by media luid; behartigen ze de belangen van een slachtoffer, dan kan de pers er soms niet rap genoeg bij zijn.

Ook magistraten klagen vaak over trial by media, maar de grootste dreiging zit toch in politieke hoek. In de zaak-Chovanec heette het in bepaalde politieke kringen dat voormalig minister van Binnenlandse Zaken Jan Jambon ‘door de media was veroordeeld vooraleer hij een behoorlijk proces had gekregen’. Lees: Jambon is door oppositie en pers te hard aangepakt. En versta: kunnen we vanuit het beleid dan niet meteen gepaste maatregelen nemen? Wordt de vermeende trial by media straks gecounterd met een journalism by politics?

Hoe moet de pers omgaan met het vermoeden van onschuld?

Tegenover al die externe bemoeienissen zet de journalistieke beroepsgroep haar eigen beroepsethiek, ingevuld door een sectorale Raad voor de Journalistiek. Behalve journalisten en mediaverantwoordelijken zetelen ook enkele magistraten en advocaten in die Raad. Allen samen zetten zij bakens uit voor onder meer correcte gerechtsjournalistiek, met respect voor de rechten en belangen van slachtoffers, verdachten, beklaagden, veroordeelden en justitiefunctionarissen. Af en toe – wanneer een bericht onvolledig is, nodeloos iemands naam noemt of het vermoeden van onschuld schendt – leidt dat ook tot een tik op de vingers van een journalist of eindredacteur.

Zo hebben journalisten echt geen wet nodig om te weten dat ze lopende strafonderzoeken niet mogen saboteren. Vraagt justitie een informatiestop, dan wordt dat ernstig bekeken. Spreken een woordvoerder en een journalist een embargo af, dan moet dat worden nageleefd. Even goed letten nieuwsredacties erop niet zomaar identiteitsgegevens van politierechercheurs of onderzoeksmagistraten te grabbel te gooien.

Minstens even belangrijk is een goede omgang met de particuliere betrokkenen in de strafzaak, te weten het slachtoffer enerzijds, de verdachte – later mogelijk beklaagde en ook veroordeelde – anderzijds. Gelet op de grote en delicate tegenstelling van belangen tussen hen, zal het voor journalisten zaak zijn scrupuleus te werk te gaan. Precies dit maakt gerechtsjournalistiek tot een van de moeilijkste journalistieke disciplines die er zijn.

Toch bieden de basisregels van de journalistieke beroepsethiek al een stevig houvast. In de Code van de Raad voor de Journalistiek staan de verplichtingen van onafhankelijkheid en correctheid in de berichtgeving voorop. Dat houdt om te beginnen in dat informatie zoveel mogelijk wordt toegeschreven aan een duidelijke bron (tenzij het om informele communicatie gaat en het journalistieke bronnengeheim speelt). Informatie wordt ook steeds gecheckt en er wordt zowel hoor als wederhoor gepleegd. Blijkt een bericht onjuist of niet evenwichtig te zijn, dan volgt alsnog wederwoord of wordt de informatie rechtgezet. Zeker in gerechtelijke dossiers, waar de tegenstellingen per definitie op scherp staan, zijn die regels elementair.

In de Code van de Raad voor de Journalistiek staan verder diverse bepalingen die specifiek slachtoffers beschermen. En ook verdachten – of in een latere fase beklaagden of beschuldigden – krijgen aandacht. Hoewel de wet ter zake niets bepaalt, schrijft de journalistieke code voor om hun vermoeden van onschuld te respecteren. In een richtlijn over gerechtelijke berichtgeving heet het zo: “De journalist houdt rekening met onzekerheden die met het gerechtelijke proces gepaard gaan, zoals de mogelijk onschuld van de verdachte. Hij laat dit blijken in zijn berichtgeving.”

Het gebruik van de voorwaardelijke wijs is daarbij wel degelijk een relevant hulpmiddel. En nog een manier om het vermoeden van onschuld te vrijwaren is anonimisering. Drie mogelijkheden worden uitgewerkt: niet-identificatie, beperkte identificatie en volledige identificatie. Bepalend voor de keuze zijn de ernst van de feiten, de stand van het onderzoek of de procedure, en het maatschappelijk belang om over de feiten te berichten. Zo is volledige identificatie enkel mogelijk bij ‘aannemelijke schuld’, bijvoorbeeld na een bekentenis, betrapping op heterdaad of communicatie uit betrouwbare bron. En dan nog. OK, een afweging zal het altijd blijven, maar op zijn minst getuigt de journalistieke beroepsgroep hier toch van bekommernis en engagement.

De kritiek van een ’trial by media’ mag dan goed klinken, ze verdient dus heel wat nuancering en wederwoord. Soms lijkt ze wel op een ’trial by media’ in het dubbel, en maakt ze zich schuldig aan precies de verwijten die ze maakt.

Overigens hebben ze elders wel meer reden om te klagen. In Angelsaksische landen bijvoorbeeld verklaren tabloids nog altijd verdachten al op de cover ‘guilty!’ lang voordat ze voor de rechtbank zijn verschenen. Bij ons nemen obscure websites en actoren op sociale media die praktijken enigszins over. Meer en meer roept dat inderdaad een sfeer op die doet denken aan standrechtelijk publieke executies uit donkere tijden. Maar die evolutie kan niet de professionele, aan een beroepsethiek gebonden klassieke nieuwsmedia worden aangewreven. Trial by social media, tot daaraan toe, alleen moet men daarmee bij Facebook, Twitter en Google terecht.

Dan nog moet goed het onderscheid worden gemaakt tussen de gerechtelijke berichtgeving zelf en de impact daarvan bij het een publiek. Hoe goed de eerste ook in overeenstemming is met de regels van het vak, nooit kan dat helemaal beletten dat burgers zich alvast een (voor)oordeel gaan vormen over de zaak. Hierop kan men media – en zeker professionele nieuwsmedia – moeilijk of niet afrekenen. Als nieuwsmedia worden gedwongen rekening te houden met de impact van hun berichtgeving op hun publiek, dreigt een hellend vlak. Dan dringt men journalisten in een instrumentele rol, die haaks staat op hun echte verantwoordelijkheid, en dat is onafhankelijk en waarheidsgetrouw berichten over dingen die nu eenmaal gebeuren.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content