Hoe gaat Vlaanderen om met achterstandswijken? ‘Integratie moet van twee kanten komen’

Het Antwerpse Kiel. © Franky Verdickt

Nergens worden politieke tekortkomingen zo zichtbaar als in de achterstandswijk: van armoede en schooluitval tot falende integratie. Saskia Naafs, journaliste uit Rotterdam, ging kijken hoe steden als Antwerpen, Mechelen en Genk daarmee omgaan.

Een dinsdagmorgen. We zijn in het Antwerpse Kiel, een wijk die als decor dient voor reportages en rapvideo’s over hangjongeren en drugscriminaliteit. Ook de film Patser werd hier opgenomen. Het is rustig op straat. Toch staat er een politiewagen verdekt opgesteld achter een heg. ‘Wie wachten ze op?’, vraag ik aan Lieve Petit, directeur van cultuurcentrum Nova. In mijn hoofd spoken scenario’s van drugsdeals en wilde achtervolgingen. De werkelijkheid is prozaïscher. ‘Ze slingeren spookrijders op de bon. De weg is tijdelijk afgezet, maar mensen hebben geen zin om om te rijden’, zegt Petit. Als om haar woorden te onderstrepen loopt er zojuist een auto in de val. De politiewagen schiet een paar meter naar voren en houdt de betrapte bestuurder aan.

Mensen hebben een negatief beeld over het Kiel, maar het is ook een prachtige wijk vol kansen.

Het Kiel is een van de slechtere wijken van Antwerpen. Althans, op papier. Hier wonen bovengemiddeld veel mensen met een migratieachtergrond, 36 procent van de woningen is een sociale huurwoning, tegenover 16 procent in de rest van de stad.

In de jaren vijftig, de tijd van een niet te stuiten vooruitgangsgeloof, bouwde architect Renaat Braem hier de ‘wooneenheid Kiel’, beter bekend als ‘de Braemblokken’. De architect droomde van een ‘bevrijde klasseloze wereld’. Een paradijs voor de arbeiders, dat moest het Kiel worden.

Maar zoals met veel van dit soort bezielde bouwprojecten zou het anders lopen. De oorspronkelijke bewoners trokken naar de verkaveling. In hun plaats kwamen mensen die het slechter hadden, werklozen, pas aangekomen migranten. De armoede nam toe, de schooluitval en criminaliteit ook. Maar de cijfers vertellen niet het hele verhaal.

‘Mensen hebben een negatief beeld over het Kiel, maar het is ook een prachtige wijk vol kansen. Veel mensen wonen hier graag en kunnen goed samenleven’, zegt Lieve Petit. Ze is een van de mensen die hard ijvert om Kielenaren vooruit te helpen.

In cultuurcentrum Nova krijgen ze taalles en hulp bij de digitale schoolinschrijving. Ze koken samen en onderhouden de moestuin. Kinderen volgen er theater- en taekwondoles. Het wijkproject A’rea 2020 biedt kinderen met een leerachterstand extra kansen. ‘Samen op Straat’ houdt de tieners bezig. En de Buurtvaders spreken tijdens lange zomeravonden overlastgevers aan. Het Kiel krijgt ook een primeur: de eerste Vlaamse stadsmarinier, een soort superambtenaar annex wijkagent die de oren en ogen van de buurt moet worden.

Niet toevallig komt de inspiratie voor al deze initiatieven uit Rotterdam, de stad waar ik vandaan kom. Rotterdam-Zuid is weleens ‘de grootste achterstandswijk’ van Nederland genoemd. Het is een gebied met ruim 200.000 inwoners. Het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (‘NPRZ’) moet er in twintig jaar tijd de achterstanden wegwerken op gebied van onderwijs, wonen en werk. Dat gebeurt met geld van de rijksoverheid, de gemeente en woningcorporaties.

Het Antwerpse Kiel.
Het Antwerpse Kiel.© Franky Verdickt

Onder de vlag van het NPRZ krijgen jongeren betere baankansen en intensief taalonderwijs. Er gebeuren ook ingrijpender dingen: hele woonblokken gaan tegen de vlakte om plaats te maken voor ruimere middenklassewoningen. Huurders worden op last van de rechter uit huis gezet, weigerende woningeigenaren worden onteigend.

De achterstandswijk is de plek waar de tekortkomingen van bestuur – op het gebied van de arbeidsmarkt, huisvesting, migratie – tastbaar worden. Het is de plek waar rechts-populisme en moslimextremisme als eerste opduiken. En het is de plek voor beleidsexperimenten.

Ik was benieuwd hoe Vlaamse steden, in vergelijking met Rotterdam, met hun achterstandswijken omgaan. Ik trok naar het Kiel in Antwerpen, de wijk Oud-Oefenplein in Mechelen en Waterschei in Genk. Het eerste wat ik leerde? Dat Vlamingen niet van het woord achterstandswijk houden: te stigmatiserend. Het tweede: dat achterstandswijken overal gereduceerd worden tot discussies over diversiteit, identiteit en migratie. En het derde: dat in Vlaamse steden het beleid zich, in tegenstelling tot in Rotterdam, meer richt op de mensen, en minder op ‘de stenen’.

De ‘muhtar’

We beginnen in Rotterdam-Zuid, in Carnisse, een echte aankomstwijk waar migranten, studenten en starters een eerste woning vinden en doortrekken zodra ze het beter krijgen. De gemeente vindt dat die doorloop ten koste gaat van de ‘sociale cohesie’. In de tweede Carnissestraat zitten Ziya Sen en Deniz Ates aan een houten tafeltje voor de woning van Sen. Op een zonnige dag drinken ze Spaanse rosé met ijsklontjes. Sen, timmerman van beroep, breekt een toastje in tweeën en belegt ‘m dik met kipsatésalade. Hij groet iedereen die voorbijkomt. Soms in het Turks, soms in het Nederlands. ‘Hij is de muhtar’, grapt Ates, het dorpshoofd. ‘Hij kent iedereen.’

‘Het was echt een gezellige straat’, zegt Sen. Tot de gemeente in 2011 aankondigde de panden wegens funderingsproblemen en als onderdeel van het NPRZ te willen slopen. Een projectontwikkelaar zal er zestien eengezinswoningen voor terug bouwen. De gemeente houdt rekening met een verlies van 2,9 miljoen euro op het hele project, ruim 180.000 euro per woning. Inmiddels zijn de deuren en ramen van de meeste huizen aan de overkant van Sens woning met dikke stalen platen afgezet – in één ervan woonden zijn ouders.

Rotterdam-Zuid.
Rotterdam-Zuid.© belga

Van de straat is weinig meer over, zegt Sen. ‘Wie onderhoudt zijn woning nog als het toch gesloopt gaat worden?’ Bewoners vertrokken, in hun plaats kwamen Oost-Europese uitzendkrachten. Een van de panden werd een clandestien bordeel. De buurtsupermarkt waar mensen op de pof kochten verdween. Ratten kwamen op de leegstaande panden af.

‘Het zijn gewoon vieze politieke spelletjes om mensen meer te laten betalen’, zegt buurman Deniz Ates over de sloopplannen. ‘Om de wijk te verbeteren moet je geen huizen slopen, maar meer politie de straat op sturen. Ik zie hier nooit politie.’

Doel van het Nationaal Programma Rotterdam Zuid is een betere menging van rijk en arm, wat ook de ‘sociale cohesie’ in de slechtste wijken zou moeten verbeteren. In de stad van heipalen en hijskranen gebeurt dat van oudsher via ‘de stenen’: door te bouwen, te slopen en te renoveren. Het label van ‘grootste achterstandswijk’ helpt om subsidies en investeringen op gang te brengen. De keerzijde van dat stigma is dat mensen die gehecht zijn aan hun buurt plaats moeten maken voor nieuwe bewoners.

Ook in Antwerpen ontstond begin jaren 2000 aandacht voor ‘achterstandswijken’, de plekken waar Vlaams Belang is groot geworden. Die wijken moesten aantrekkelijker gemaakt worden voor middenklassegezinnen. De stad zette in op veiligheid en een aantrekkelijke woonomgeving. Maar in tegenstelling tot in Nederland kon de overheid hier geen grote renovatieprojecten of onteigeningen afdwingen. Een wijk verbeteren gaat hier via de mensen, niet via de stenen. En die mensen, die moeten tegen het stigma van de achterstandswijk opboksen.

Wie onderhoudt zijn woning nog als het toch gesloopt gaat worden?

Angelique Corné geeft Nederlands op een middelbare school op ’t Kiel. Het is een concentratieschool, met tientallen nationaliteiten: van Rwandees tot Hongaars, van Irakees tot Afghaans. Corné vecht iedere dag tegen de vooroordelen die zowel politici als journalisten uitvergroten. ‘Op krantenfora wordt je verweten dat je in een concentratieschool werkt, want dat is “een kweekbak van terroristen” en er “bestaan gelukkig mensen die alle bruine terug willen sturen naar hun eigen land.” Dat hakt er stevig in. De leerlingen lezen die reacties ook’, zegt ze. ‘Na de verkiezingen van 26 mei 2019 hebben we kort over de uitslag gesproken. Hun reactie was: “Mevrouw, ze willen ons niet, we moeten weg.” Ik heb ze uitgelegd dat de Vlaams Belangstemmers niet allemaal racisten zijn. Het zijn ook mensen in armoede, mensen die bang zijn voor hun positie binnen een snel veranderende maatschappij.’

Polarisering

In het politieke debat over achterstandswijken gaat het steeds minder over armoede, en steeds meer over identiteit, geloof en taal. Dat is in Rotterdam zo, maar ook in Antwerpen. Schepen van Onderwijs Jinnih Beels (S.PA) kent het Kiel goed als voormalig hoofd Diversiteit bij de Antwerpse politie ‘Het is een wijk die leert omgaan met diversiteit, dat gaat met vallen en opstaan. De rasechte Kielenaren, de mensen die niet konden vertrekken, die herkennen hun wijk niet meer. Die missen de winkels waar je wijn of hesp kunt kopen.’ Het betekent niet dat alle Vlaams Belangstemmers racist zijn, nuanceert ook Beels. Er schuilen vaak andere problemen achter, ze maken zich zorgen om hun huis, hun baan. ‘Politici moeten zorgen voor die zekerheden.’

De polarisering is de laatste jaren toegenomen in haar stad. ‘Rechts en links, stadsbestuur en minderheden stonden vaak tegenover elkaar. Dat willen we rechttrekken’, zegt Beels. ‘Maar wat je nu ziet, is dat bepaalde mensen zich gesteund voelen door extreemrechts. Ze zijn de schaamte kwijt om racistische of discriminerende uitspraken te doen. Daar maak ik me zorgen om. We hebben in Antwerpen de laatste jaren namelijk hard gewerkt aan de dialoog. Nu zie je dat mensen weer muren optrekken.’

Genk.
Genk.© belga

In Mechelen geldt diversiteit juist als een kracht. Burgemeester Bart Somers haalde toen hij aantrad in 2001 eerst flink de bezem door de stad met een streng veiligheidsbeleid en een nadruk op properheid. Toen dat op orde was, sprak hij alle Mechelaars aan op hun gedeelde identiteit en trots. De stad steekt geld in gemengde scholen, gemengde wijken en ontmoetingsplekken voor mensen met verschillende achtergronden. In plaats van diversiteit als een probleem te zien, ging de stad er zich mee identificeren. ‘We zijn allemaal Mechelaars’, zegt schepen voor Diversiteit en armoede Gabriella De Francesco (Groen). ‘Het begint met samenleven en dat is niet altijd gemakkelijk. Maar het zorgt er wel voor dat we wakker blijven en elke dag uitgedaagd worden.’

De Francesco woont in Mechelen-Noord. Als ik haar vraag of dit een achterstandswijk is, trekt ze haar wenkbrauwen op en reageert ontkennend. ‘Ik zie dat niet zo. Ik zie een wijk met veel kansen, die nog kan groeien. Een wijk waar mijn buren net als ik iedere ochtend naar hun werk gaan, hun kinderen naar school brengen en naar de bakker gaan.’

‘Diversiteit, dat is er gewoon’

Ik ging eens kijken rond het Oud-Oefenplein in Mechelen-Noord. Wederopbouwflats maakten er plaats voor ruime eengezinswoningen. Het plein kreeg nieuwe speeltoestellen en camera’s voor de veiligheid. In het nieuwe gebouw van lokaal dienstencentrum De Schijf zitten oudere buurtbewoners aan lange tafels aan een warme lunch. Buiten ligt een petanqueveld, binnen spelen ze biljart. Een drietal jonge moeders komt binnengewandeld met hun peuters. Deze gezinnen, die pas in België gearriveerd zijn, doen mee aan het project Schoolstart, legt de directeur van het buurtcentrum, Chantal Cockx uit. De kinderen en hun moeders komen zo direct in aanraking met de Nederlandse taal.

In het buurtcentrum komen niet alleen senioren, maar ook jongeren. Een bewuste keuze, zegt Cockx, zo komen oudere blanke Belgen ook in aanraking met hun jongere buurtbewoners van diverse afkomst. ‘Die senioren zijn niet altijd lieverdjes hoor’, zegt Cockx, ‘ze maken af en toe wel opmerkingen als er een gesluierde vrouw binnenloopt.’

Mensen die hier komen hebben een verleden, je kunt ze niet vragen dat zomaar achter te laten.

Cockx werkt sinds 1983 in de wijk. ‘De stad Mechelen heeft een duidelijke keuze gemaakt om in sociale cohesie te investeren’, zegt ze. Diversiteit is hier echt een streven, en dat is eigenlijk al in de jaren negentig begonnen. Mensen raken er nu aan gewend en ik denk dat wij daar wel een rol in spelen.’ Of ze iets gemerkt heeft van onrust tijdens de laatste verkiezingen? ‘Nee, dat vind ik maar spelletjes.’

‘Diversiteit, dat is er gewoon’, zegt ook jeugdwerker Ibrahim Saghrouchni in het jeugdhonk van J@M aan het Oud-Oefenplein. ‘Er komen hier veel soorten binnen, en ze zijn allemaal welkom.’ Hij probeert een band te creëren tussen ‘zijn’ jongeren en de andere buurtbewoners. ‘Het kan altijd beter, maar we zijn op de goede weg’, verklaart hij optimistisch.

Saghrouchni is de oren en de ogen van de wijk. Als hij iemands zoon in een fout café ziet zitten, waarschuwt hij direct de ouders. Dreigt iemand zijn school niet af te maken, dan zet Saghrouchni hem persoonlijk af bij het schoolplein. Twee keer per week ruimt hij het plein op met kinderen uit de buurt. En hij maakt uitstapjes met ze om te laten zien dat ze het zo slecht nog niet hebben. Zo deelden ze afgelopen winter kleding uit aan transmigranten bij station Brussel-Noord. ‘Dat maakte diepe indruk.’

‘Net als Bart Somers vind ik dat integratie van twee kanten moet komen’, zegt SP.A-schepen Jinnih Beels in Antwerpen. ‘Voor mij is integratie geen assimilatie. Mensen die hier komen hebben een verleden, je kunt ze niet vragen dat zomaar achter te laten. Diversiteit is geen krampachtig gegeven, het is iets natuurlijks.’

Genk.
Genk.© belga

De schepen staat niet alleen in haar opvatting. Ruim twee derde van de Antwerpenaren vindt dat diversiteit goed is voor de stad, blijkt uit de jongste Stadsmonitor. Een percentage dat jaar na jaar stijgt. Antwerpen is sinds begin dit jaar, net als Rotterdam een zogeheten ‘majority minority’-stad. Meer dan de helft van de inwoners heeft een migratieachtergrond, geen enkele nationaliteit heeft de meerderheid.

100% Genks

In Genk probeert een klein initiatief te laten zien dat het ook vanzelf kan gaan: samenleven met diverse achtergronden. Midden op de Grote Markt staat sinds kort de installatie ‘100% Genks’, waarin je verhalen uit de wijk Waterschei kunt zien en horen. Over de Turkse alleenstaande vrouw die door buurman Johan bij al haar klusjes geholpen wordt: ‘Hij is als een broer voor me’. De buurvrouwen die zeggen, ‘Onze taal verschilt, maar ons hart is hetzelfde’. Of buren Annie en Murat die zeggen: ‘Samenleven, dat gaat eigenlijk vanzelf’.

De installatie draait om ontmoetingen tussen mensen in de wijk, vertellen opbouwwerker Emine Sahin en wijkmanager Luc Dirkx, de initiatiefnemers. De installatie moet wat tegenwicht bieden aan de retoriek die ook Genk flink polariseerde. Tijdens de verkiezingscampagne in mei pakte Zuhal Demir (N-VA) burgemeester Wim Dries (CD&V) stevig aan, zijn partij omschreef ze als moslimknuffelaars. De wijk Waterschei, waar Demir vandaan komt, noemde ze eerder al een concentratiewijk en getto. Bewoners reageerden als gebeten.

Sahin en Dirkx nemen me mee naar datzelfde Waterschei, een tuinwijk uit de jaren twintig, gebouwd voor mijnwerkers. De arbeiderswoningen staan aan brede lanen met platanen. De voortuinen zijn goed onderhouden, bewoners zwaaien gedag als je langsloopt. ‘Rond de verkiezingen namen de onrust en het wantrouwen in de wijk toe’, zegt Sahin. ‘Wij wilden multiculturaliteit op een andere manier laten zien. Het gaat te vaak over een verlies, over schooluitval, over etnische verenigingen. Wij zien iets heel anders in de wijk. Buren gaan daar eigenlijk heel goed met elkaar om, ondanks de culturele of religieuze verschillen.’ Dirkx ziet de installatie vooral als een middel om het gesprek op gang te brengen. ‘Wij willen geen opgeheven vingertje opsteken, maar wel laten zien dat dit de realiteit is. En dat mag ook wel eens gezegd.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content