Walter Pauli over de regering-Jambon: als ook het ‘redelijke centrum’ onredelijk wordt

Zuhal Demir, Jo Brouns en Jan Jambon © Belga Image
Walter Pauli

Geen enkele Vlaamse regeringspartij moet zich illusies maken, schrijft Knack-redacteur Walter Pauli: in de crisis rond het stikstofakkoord zijn er alleen verliezers.

De Vlaamse regering heeft zichzelf helemaal klem gereden door haar onvermogen om tot een stikstofakkoord te komen over de landbouw. De N-VA en de Open VLD keurden een ‘conceptnota’ goed terwijl de derde coalitiepartner CD&V bleef dwarsliggen. De christendemocraten zijn traditioneel de verdedigers van de belangen van de boeren en de Boerenbond. Bovendien wil partijvoorzitter Sammy Mahdi niet langer dat de andere regeringspartijen de CD&V beschouwen als een dweil, alleen nuttig om met een propere meerderheid naar het Vlaams Parlement te kunnen gaan.

Als de CD&V-ministers Hilde Crevits, Jo Brouns en Benjamin Dalle niet akkoord zouden gaan met het voorstel van de andere twee partijen, zo werd de voorbije dagen gespind, zouden zij vanwege de ‘constitutionele traditie’ ontslag moeten nemen uit de Vlaamse regering, als een zaak van elementair politiek fatsoen.

Dat is evenwel fout gespin, aangestuurd vanuit de N-VA: het dient alleen om de druk op te voeren. Men beroept zich daarbij op een Belgische politieke traditie waarin een eenzame minister die om een of andere reden de rest van het kabinet niet wil volgen, inderdaad geacht wordt de eer aan zichzelf te houden. Een goed voorbeeld was minister van Volksgezondheid Inge Vervotte (CD&V), die in 2008 ontslag nam omdat ze er niet mee akkoord ging dat haar partijgenoot en premier Yves Leterme tot ontslag was gedwongen, een merkwaardige politieke uitloper van de bankencrisis die toen woedde.

Een mesthoop is de beste voedingsbodem voor een steeds bruinere politiek.

Maar Vlaanderen is België niet – de N-VA’ers zouden het in elke andere omstandigheid met nadruk herhalen. Sinds het Sint-Michielsakkoord van 1993-1994 is dat wettelijk ook niet meer zo. Sindsdien beslist een Vlaamse regering collegiaal. Dat wil zeggen dat alle ministers akkoord moeten gaan. Anders wordt er niets beslist en verandert er dus ook niets, ook niet aan de bestaande stikstofrichtlijnen.

Daarop is één uitzondering: een ‘constructieve motie van wantrouwen’. Dat is een orwelliaanse naam voor een situatie waarbij na stemming blijkt dat er een nieuwe parlementaire meerderheid is. Dus dat minstens één regeringspartij wordt gedumpt door de andere(n).

In de huidige context zouden de N-VA en de Open VLD de CD&V dus naar de oppositie verwijzen. In de plaats van Mahdi en zijn CD&V’ers zou dan Conner Rousseau kunnen komen. Die had Vooruit de voorbije weken al voorgesteld als ‘een partij nieuwe stijl’: Vooruit is voor strengere stikstofnormen, dus is er geen reden waarom de partij tegen een soortgelijk voorstel tot decreet van N-VA en Open VLD zou zijn. Het is toch niet omdat Vooruit in het Vlaams Parlement in de oppositie zit dat ze automatisch tegen zou moeten zijn?

Vandaar dat Conner & co. zeiden dat ze bereid waren om Jambon en de zijnen een hand te helpen. Dat was een echte ‘slimmejongensredenering’: iedereen rook van ver dat het Rousseau niet alleen om mest en stikstof te doen was, maar vooral ook om de Vlaamse grond zelf: Vooruit trappelt nu al van ongeduld om in 2024 een Vlaamse regering te kunnen vormen met de N-VA, en verder met eender welke andere partij die nuttig is voor zo’n constructie.

Vanuit een politiek buikgevoel zag die strategie er niet eens onlogisch uit. Behalve voor wie echt dossierkennis heeft. De bollebozen bij Vooruit hadden blijkbaar over het hoofd gezien dat landbouw geen bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap is maar van het Vlaamse Gewest. Dat is een institutionele kwestie, omdat de Vlaamse parlementsleden vanuit het Brussels Gewest niet meedoen met gemeenschapskwesties.

Concreet: voor een nieuwe meerderheid in het stikstofdossier hebben de N-VA en Open VLD niet alleen de steun nodig van Vooruit, maar ook van Groen. Zelfs dat was wishful thinking: in het kader van een collegiale Vlaamse regering kunnen/mogen N-VA en Open VLD, zonder het fiat van de CD&V, zo’n ontwerp van decreet niet eens indienen. Dat kan alleen nadat er eerst een nieuwe Vlaamse regering gevormd is – dus nadat N-VA, Open VLD het eens raken over een nieuw Vlaams regeerakkoord. Zulke onderhandelingen kunnen maanden aanslepen, als ze al niet vanaf het begin een onhaalbare kaart zijn. Want in Vlaanderen staan de centrumrechtse regeringspartijen N-VA en Open VLD al sinds de herfst van 2019 tegenover de centrumlinkse oppositie van Vooruit en Groen.

En zeggen dat al die moeilijke Vlaamse regelgeving er ooit is gekomen voor het hoger belang, toen de ‘nieuwe politieke cultuur’ genoemd. Als reactie op de beruchte Zwarte Zondag van 24 november 1991 (de eerste grote doorbraak van het Vlaams Blok, nu Vlaams Belang) moest de Vlaamse politiek transparanter worden dan de federale. Geen onderhandelingen meer in achterkamertjes. Resultaat is dat van toen af alle grote politieke conflicten publiek zouden worden uitgevochten, verbaal en als het moet ook met de blote vuist. Kent u de stripverhalen van Asterix, en de knokpartijen voor de viskraam? Zolang het stof in het rond stuift, ziet de toeschouwer niets. Achteraf zit elke Galliër onder de builen en de blauwe plekken. De Vlaming is vandaag niet beter af.

Er zijn veel redenen waarom dat zo is gekomen, maar een onderschatte factor is dat het hele politieke paradigma is veranderd sinds die ‘nieuwe politieke cultuur’ in (grond)wetteksten werd gegoten. Dat gebeurde allemaal met het Sint-Michielsakkoord (1993-1994), het chef d’oeuvre van de christendemocratische premier Jean-Luc Dehaene. Zijn bijnaam was ‘de loodgieter’. Ook al zat er kritiek in dat woord – de loodgieterij van Dehaene verdiende zelden een schoonheidsprijs – toch beschouwden hijzelf, zijn partij en een groot deel van de publieke opinie de term ‘loodgieter’ als een blijk van waardering. Met zijn neus voor het compromis, hoe onmogelijk ook, beoogde Dehaene een dubbel doel: politieke stabiliteit en maatschappelijke vooruitgang.

Stabiliteit, want keer na keer klopte zijn regering een compromis af waarin elke partij zich een beetje herkende. Daardoor wist iedereen ook dat er wel een paar mooie succesjes binnen te halen waren. Dehaene wist dat het nodig was om elke regeringspartij in zijn waarde te laten. Geen enkele coalitiepartner mocht zich vernederd voelen. Zo slaagde Dehaene erin met elk akkoord de donkere hemel een beetje op te klaren. Nooit voldoende om het land volledig uit de crisis te halen, maar daarvoor diende natuurlijk het volgende akkoord.

Vandaag blijft van die politieke zeden niets meer over. Hele maatschappelijke groepen mogen tegen de haren in gestreken worden. Sommige politieke partijen lijken daar zelfs een heidens genoegen in te scheppen. Boeren, migranten, zelfstandigen, werklozen, bakfietsers, aandeelhouders, culturo’s, oude witte mannen: altijd is er wel een partij of een lobbygroep die zich op de kap van deze of gene wil profileren. Het sociologische mededogen verdween ten koste van polariserend groepsdenken. Is er eigenlijk een zondiger plezier dan een andere partij te laten struikelen, zelfs als behoort die tot de eigen meerderheid?

De federale Zweedse regering was al een kibbelkabinet, deze Vlaamse regering is intussen haast een smerige bedoening. Hoe meer modder op het pak van de ander, hoe properder wijzelf eruit komen: dat lijkt bij sommigen de ultieme politieke drive. Vooral de CD&V en Groen kregen het de voorbije jaren hard te verduren, en dat in alle mogelijke dossiers rond woonzorgcentra en kinderopvang, of (kern)energie en identiteit. In het stikstofdossier hebben boeren (dus CD&V’ers) en groene jongens (dus het Groen-electoraat) zich laten manoeuvreren in de hoek waar de klappen vallen. Andere ruziemakers – bijvoorbeeld in de N-VA – denken buiten schot te kunnen blijven, al gaat die strategie ook ten koste van de reputatie van de Vlaamse minister-president, ‘sterke Jan’ (lachband).

Met name minister Zuhal Demir (N-VA) heeft die aanpak tot een hogere kunst verheven: zij geeft nooit toe, als het moet riskeert ze een rechtsgang. Zelfs als zij voor de Raad van State ongelijk krijgt in een geding dat ze zelf heeft aangespannen – kijk naar de zaak om het capaciteitstarief – zal ze nog zeggen dat zij het niet was die heeft toegegeven. Dat haar nederlaag het onterechte gevolg was van een subjectief oordeel van mogelijk activistische rechters. CD&V-voorzitter Sammy Mahdi neigt naar eenzelfde strategie: hij zou Demir graag kunnen framen als een sadistische minister die elke boer failliet wil, of Jan Jambon als een stotterende weinigkunner. En dan maar hopen dat de boeren volgend jaar zullen stemmen voor CD&V. Koppigheid als hoogste vorm van politieke strategie. Het niet-akkoord als nec plus ultra voor de Vlaamse christendemocraten. Zou het?

In werkelijkheid worden meer reputaties beschadigd en vernietigd dan gered en versterkt. Want wat is nu de perceptie? Door die oneindige ruzies is de N-VA nu de partij die Vlaanderen niet kan en wil besturen. CD&V kan de boeren niet helpen, niet in en zeker niet buiten de Vlaamse regering. Vooruit deed alsof ze zou helpen maar kon en wilde eigenlijk niet. Groen heeft met al dat geneuzel over stikstof uiteindelijk alleen maar onheil over Vlaanderen afgeroepen. Open VLD is in de Vlaamse regering de grootste vriend van de N-VA, maar in de federale Kamer zijn er geen twee grotere kemphanen dan N-VA (vanuit de oppositie) en Open VLD, ‘geschaard’ rond de aangeschoten premier Alexander De Croo.

Als de verzamelde Vlaamse toppolitici willen bewijzen dat de radicale uitersten van het politieke spectrum het wel eens beter zouden kunnen doen dan het zogenaamde ‘redelijke centrum’, dan zijn ze bijzonder goed bezig. Een mesthoop is de beste voedingsbodem voor een steeds bruinere politiek.

Partner Content