‘Hij was geen klant, hij was een vriend’

AU DARINGMAN ‘De mensen waren daar niet voor hem.’ © Tom Blaton

Arno heeft aardig wat tijd doorgebracht in de horeca van Brussel centrum, van zijn ‘kantoor’ L’Archiduc tot het café Au Daringman. Een gesprek met zijn vrienden aan de andere kant van de toog.

Brussel is een van die weinige steden ter wereld waar je ‘s ochtends vroeg al pinten kunt drinken. En dan bedoel ik niet op café, hè, maar pakweg in een viswinkel. Wanneer ik hier op stap ga met vrienden uit het buitenland, kunnen ze hun ogen niet geloven: zoiets hebben ze nog nooit gezien. Ik ken cafés en bars waarvan de eigenaars al jaren niet meer weten waar de sleutel van hun voordeur ligt.’

Toen Donald Trump de dag na de aanslagen van maart 2016 tweette dat Brussel een hellhole was, richtte Arno zich tot de voormalige Amerikaanse president in een pakkende brief vol humor en liefde voor zijn stad. Voor de tweede keer heeft hij het daarin over de lokale horeca. ‘Op den duur zou je beginnen te denken dat we in oorlogsgebied wonen. Dat is slecht voor de cafés en de restaurants. Net na de aanslagen in Parijs zakte hun omzet in Brussel met 85 procent. Ik wilde onlangs een tournée générale geven in een café maar er zat niemand. Raar, hoor.’

’s Ochtends belde hij, om te vragen of hij zich gedragen had. En of hij alleen naar huis was gegaan.’ MARTINE, BAZIN VAN AU DARINGMAN

Arno de Oostendenaar is opgegaan in Brussel. Opgegaan in de Dansaertwijk, waar hij woonde. Opgegaan in de cafés ook. Te beginnen bij L’Archiduc, zijn ‘kantoor’. ‘Mon ami n’a plus mal et il a retrouvé les yeux de sa maman’ – het poëtische bericht op de Facebookpagina van het mythische etablissement getuigt van een grote liefde voor de zanger. De schok is immens. De emoties te intens om uit te spreken. L’Archiduc, de prachtige pianobar met art-decoallure, was de woonkamer van Arno. Hij had er zijn tafel, zijn vrienden, zijn gewoontes. Je kon hem er vaak aantreffen wanneer hij niet op tournee was. Daar maakte hij op 3 maart 2022 zijn laatste tv-opname. Een korte akoestische set, zonder publiek.

Voor Arno was de Ancienne Belgique niet zomaar een zaal waar hij optredens gaf. Massa’s optredens. Hij ging er ook vaak naar concerten. Waarna hij steevast aan een van de tafeltjes of de toog van het AB Café belandde. ‘Hij kwam hier geregeld iets eten, en dan vroeg hij altijd wie er speelde. En dikwijls kwam hij dan ook kijken’, vertelt Eric Meersmans, barverantwoordelijke van het Brusselse instituut en de eerste roadie van Arno in 1981. ‘Alle genres interesseerden hem, al was jazz niet zijn ding. Hij volgde de actualiteit ook op de voet. Hij wist niet alleen wat er gebeurde in de muziekwereld, maar ook op politiek en maatschappelijk vlak, in binnen- en buitenland. Hij was een belezen man.’

Sinds enkele weken draagt al het personeel van de verschillende bars T-shirts met zijn foto erop. Arno werd acht jaar geleden de peter van het wielerteam van het AB Café, dat elk jaar deelneemt aan de 1000 kilometer voor Kom op tegen Kanker. Het was Eric die in 2002 een ontmoeting regelde tussen de zanger en Eddy Merckx (zie blz. 94). De Ancienne Belgique verkoopt zijn wijn ‘Oh La La La’ nu ten voordele van Kom op tegen Kanker. ‘Arno, dat was geen klant. Dat was een vriend. Een heel menselijke, lieve en intelligente man. Zoals je in zijn liedjes kunt horen. We probeerden elkaar nog regelmatig te zien, maar de afgelopen twee jaar heb ik hem enorm gemist.’

Debriefings

We gaan de hoek om, de Vlaamsesteenweg op. Volgende halte: Au Daringman. Een stamgast: ‘Op een dag stond ik naast Arno in de toiletten. We waren allebei aan het plassen. Ik kijk naar hem en ik zeg: “Arno, zou je je ogen niet wat meer opendoen tijdens je optredens?” Hij antwoordde: “Je bent de eerste die dat zegt. Geen enkele journalist is daar al over begonnen tegen mij. Drink je een pint van mij?” Dat was hem, ten voeten uit. Toegankelijk. Een ongelooflijk gevoel voor humor.’

Cafés en muziek, de twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. ‘We zijn elkaar backstage vaak tegen het lijf gelopen’, herinnert gitarist Teuk Henri zich. ‘Maar onze eerste ontmoeting was in een bar. In de Daringman – vraag me niet naar het jaar, ik weet het niet meer. In die tijd sprong hij daar alle dagen binnen voor een wit wijntje. Met Jan Decorte, de acteur, die er elke dag om 17.00 uur met zijn vrouw ook iets kwam drinken. Cafés waren zijn dagelijkse genot. Een ontmoetingsplek. Ik denk dat het twee jaar geduurd heeft voor hij mijn voornaam vroeg en me op een pint trakteerde. Oké, dacht ik toen, nu zijn we officieel vrienden. (lacht) Enkele maanden later hebben we een hele avond samen doorgebracht. De daaropvolgende ochtend krijg ik een telefoontje. Een onbekend nummer. Het was Arno. “Teuk, ik zit op de trein. Wat is er gisteravond gebeurd?” Ik zeg hem: “We zijn om 5 uur vanochtend buitengegaan. Ik weet niet wat jij nog hebt gedaan. Je had zin in een durum.”’

Telefonische debriefing, het was een specialiteit van Arno. ‘Als hij laat naar huis was vertrokken, en ik ‘s anderendaags een telefoontje van een onbekend nummer kreeg, dan wist ik dat hij het was’, glimlacht Martine, de bazin van de Daringman. ‘Hij vroeg dan of hij zich had gedragen. Of hij alleen naar huis was gegaan.’ Martine weet niet meer wanneer ze hem voor het eerst heeft ontmoet. Ze houdt de Daringman al 22 jaar open, en daarvoor was het een bistrootje waar hij geregeld kwam. ‘Meestal op zondag. Nadat hij was gaan eten met Dominique Deruddere en Marc Didden bij een Spanjaard in de Huidevettersstraat. Hij was een gewoontedier. Zijn plekje was daar in de hoek. Hij hield van discretie.’ Martine herinnert zich nog het eerste concert dat ze van hem bijwoonde, in een klein zaaltje in Oostende. Ze was 19 jaar, stond op de eerste rij. ‘Hij zag er ongelooflijk knap uit. Hij had toen al dat rebelse. Die vrijheid.’ De voormalige maatschappelijk werkster omschrijft Arno als een lieve, timide, vrij gesloten man. ‘Maar als je hem een beetje leerde kennen of als hij zich op zijn gemak voelde, meestal ‘s avonds, na een paar glazen, dan werd hij heel sociaal. Hij genoot ervan om tussen de mensen te zijn. Hij was heel nieuwsgierig en hij had een open geest.’ De meeste artiesten die zo beroemd en herkenbaar zijn als Arno komen de deur niet uit, zonderen zich af. Maar hij niet. Hij kwam buiten en ging wandelen. ‘Hij had totaal geen kapsones. Hoe hij zich gedroeg of kleedde, niets wees erop dat hij een ster was. Ik verdenk hem ervan dat hij altijd hetzelfde droeg. En dat hij zijn kleren liet verstellen.’

© National

De trouwe klanten van het café die hem geregeld zagen, hebben allemaal hun anekdotes. ‘We stonden vaak samen buiten te roken’, vertelt Christophe, een habitué in de zaak van Martine. ‘We hadden dan discussies die totaal geen steek hielden. Opzettelijk. We zeiden dingen die niets met elkaar te maken hadden. Zo praatten we vijf minuten lang. Daarna duwden we onze sigaret uit en gingen we weer elk onze weg.’

‘Op een avond vroeg een vriend me of ik een pint kwam drinken in zijn stamcafé. Toen ik aankwam, zat hij aan een tafel met Arno’, vertelt François-Xavier. ‘We hebben toen over muziek gepraat, over zijn optreden met de Gilles van Binche, over mijn band. Op een gegeven moment is onze gemeenschappelijke vriend in slaap gevallen op tafel. Arno is meegegaan tot aan de taxi, om er zeker van te zijn dat alles in orde was met hem. Twee weken later zag ik hem in het publiek op een van onze optredens. Zo was hij dus ook.’

Sint-Katelijne

Arno had zijn bars, maar ook zijn favoriete eetgelegenheid: Le Petit Chou de Bruxelles, een restaurant op de Oude Graanmarkt. ‘Wanneer er veel volk zat en hij zag dat zijn tafeltje niet vrij was, ging hij eerst een ommetje maken’, vertelt Philippe, de ober. ‘Het kon gebeuren dat hij vier, vijf of zes keer voorbij het restaurant moest lopen omdat zijn tafel nog altijd bezet was. Hij was heel direct, maar met een bijzondere kijk op het leven. Als iedereen zijn visie had, zou het er veel beter toegaan in de wereld. Hij was echt zoals hij zich uitdrukte in zijn liedjes. Altijd het hart op de tong, altijd met een vleugje humor.’

Arno, dat ís Sint-Katelijne. Hij was de ziel van de wijk.’ NAOUFAL MANDOUR, PATRON VAN LE PETIT CHOU DE BRUXELLES

‘Hij was heel eenvoudig en bescheiden’, zegt Naoufal Mandour, de patron. ‘Iemand die zich niet druk maakte om huidskleur of afkomst. Ons etablissement is heel gewoon, maar het beviel hem hier. Hij was net zo tevreden met een pak friet en een frikandel.’ Elke ochtend begon hij met zes of zeven kranten te lezen. Hij las zowel de Nederlandstalige, Franstalige als Engelstalige pers. ‘Hij zei goeiedag, zonder verdere uitleg. Hij knoopte geen gesprekken aan met de andere klanten, nam nooit deel aan discussies. Maar als iemand van de vaste klanten er niet was, had hij het meteen gezien. “Waarom is die man er niet? Er scheelt toch niets?” Hij was bezorgd, maar op een discrete manier. Dit is een klein dorp.’

Mandour geeft toe dat het hem raakte toen Arno hem uitnodigde voor de ceremonie ter ere van zijn ereburgerschap van Brussel. Hij glimlacht wanneer hij vertelt dat Arno een vinylplaat voor hem signeerde met de woorden ‘Pour les Moules’ omdat hij Mandours voornaam niet kon onthouden. ‘Hij was gereserveerd, maar er waren ook momenten dat hij zich volledig kon laten gaan. Op een dag zegt hij tegen mij: “Stop even met werken. Ik zou je sokken eens willen bekijken.” Ik laat ze hem zien, en hij zegt: “Ça va, ze zijn mooi. Je mag voortdoen.” Ik heb nooit geweten wat hij van me wilde. Hij vroeg me een keer hoeveel ik hem zou betalen als hij een stripact zou doen in zijn tijgerstring. En als mensen met hem op de foto wilden, zei hij soms: “Dat zal niet gaan. Mijn vrouw weet niet dat ik op café zit.”’ De wijk rond het Sint-Katelijneplein rouwt om een populaire jongen. Een jongen van het volk. ‘Het is nog altijd niet tot ons doorgedrongen. Arno, dat ís Sint-Katelijne. Hij was de ziel van de wijk. Haar identiteit. Zelfs toen hij ziek was, heeft hij zich nooit zwak getoond. Nooit heeft hij geklaagd – één keer heeft hij gezegd dat hij pijn had. Altijd hetzelfde ritueel. Altijd dezelfde blik. Recht in de ogen. Wanneer hij moeite had om te praten, probeerde hij niets te laten merken. Hij hield zijn pijn voor zich. Hij is hier zelfs nog langsgekomen met zijn infuus.’

‘Beter dan psychiatrie’

Bijna tot zijn laatste adem kwam Arno buiten om onder de mensen te zijn. ‘Begin 2021 werd hij opgenomen in het ziekenhuis. Hij wilde daar niet blijven. Hij heeft zich thuis laten verzorgen. En de eerste keer dat hij weer de deur uit kwam, was naar hier’, vertelt Martine. ‘Eerst in zijn rolstoel met zijn kinesist en een vriendin. Dan alleen met haar. Daarna zelfs zonder rolstoel. En uiteindelijk helemaal alleen. Met zijn infuusflessen en zijn eeuwige plastic zak.’ Tijdens de radioreportage Chez Martine, le Bar où les Belges s’aiment encore zei Arno dat hij zo van de Daringman hield omdat het een mengeling was van heel Europa. ‘Soms kom ik om 5 uur ‘s ochtends thuis en weet ik niet meer welke taal ik gesproken heb.’

Maar wat trok hem dan zo aan in cafés, bars, kroegen? ‘Hij kon er onder de mensen zijn zonder te hoeven praten. Hij was graag onder het volk’, zegt Martine. ‘Ik denk dat het iets geruststellends had voor hem’, voegt Christophe eraan toe. ‘De mensen waren daar niet voor hem. Hij zat op café zoals iedereen.’

‘In België speelt het sociale leven zich af op café. Dat hebben Vlamingen en Walen met elkaar gemeen’, hoor je Arno zeggen op een geluidsopname uit 2010. ‘Vrienden hebben op café, dat is sociaal zijn. Niet alleen zijn. En je betaalt je vrienden een pint. Vergelijk het met een psychiater of een therapeut. (…) Ik ben de helderziende. Ik zie dat helder. Het is misschien triest, maar het is beter dan de psychiatrie.’

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content