Geert Verrijken

‘Het is de hoogste tijd voor een andere aanpak van het ingangsexamen geneeskunde’

Geert Verrijken Redactiedirecteur-hoofdredacteur Artsenkrant

‘Het ingangsexamen voor de geneeskundestudies blijft de gemoederen beroeren. Al sinds de eerste editie in 1997 wordt de proef in vraag gesteld. Is dit wel een correcte manier om goede artsen te selecteren? Nu het zelfs niet meer volstaat te slagen om aan de studies te beginnen, zwelt die kritiek aan’, schrijft hoofdredacteur Geert Verrijken van Artsenkrant in zijn edito van deze week.

Een arts-opleiding is duur. Onder meer om het aantal starters en bissers in het eerste jaar te beperken, voerde de overheid indertijd de toelatingsproef in. Ze laat immers toe het aantal eerstejaars vrij nauwkeurig te bepalen. En dus de kosten in de hand te houden. Waar echter nauwelijks over gerept wordt, is de niet berekende -maar hoge- kost die vele jongelui veroorzaken in andere richtingen. Ze slagen niet meteen in het examen of zijn niet ‘gunstig gerangschikt’. En dus studeren ze ter voorbereiding één, twee, drie jaar… biomedische wetenschappen, apotheker, scheikunde… Passeren ze de toelatingsproef toch dan starten ze alsnog in geneeskunde. Maar tegen welke prijs? En zijn dit dan goede artsen?

Voorspelbaar?

Kritiek is er ook op het federaal bepaalde contingent artsen dat curatief aan de slag mag. De berekening van het aantal is gebaseerd op vele parameters. Vraag is of het desondanks geen gok blijft. Geneeskundestudies duren minstens 6 plus 2 jaar. Valt de medische nood in een specialisme op zo’n termijn wel correct in te schatten? Vervrouwelijking, toename van het aantal groepspraktijken, een goede work-life balance, velen die voortijdig het beroep verlaten… Kan men alles in een betrouwbaar voorspellend model gieten? Temeer ook de zorgbehoeften sterk evolueren door vergrijzing, toename van het aantal chronische aandoeningen, nieuwe ziekten enzoverder enzovoort.

Het is de hoogste tijd voor een andere aanpak van het ingangsexamen geneeskunde.

En er is natuurlijk meer. Vlaanderen is de beste leerling in het Belgische kleuterklasje. Als ‘beloning’ zijn er in sommige richtingen artsen tekort. Huisartsarme gemeenten, praktijken met een patiëntenstop, wachtlijsten bij oogartsen, radiotherapeuten, kinderpsychiaters, tandartsen…. Wie de vele vacatures voor artsen in Artsenkrant vergelijkt met het beperkt aantal advertenties in onze zusterkrant Le Journal du Médecin stelt het week na week vast: Vlaamse ziekenhuizen kampen met een dokterstekort.

De frustratie van vele Vlaamse would-be artsen en hun familie is begrijpelijk en terecht. Franstalig België lacht de wettelijk opgelegde contingentering al sinds het begin weg en laat een ongebreideld aantal artsen afstuderen. Daarbij komt nu nog een extra discriminatie: niet iedereen die slaagt mag in het noorden aan de opleiding beginnen. De Vlaamse gemeenschap doet maar, het zal de verbittering alleen maar doen toenemen. Enkel uiterst rechts, Vlaams Belang, spint hier garen bij. Verrechtsing wordt immers mede gevoed door een gevoel van onrechtvaardigheid, van twee maten en twee gewichten.

Eigen subquota

Zijn er oplossingen? Iedereen die slaagt in het toegangsexamen opnieuw toelaten tot de geneeskundestudies leidt tot ‘overproductie’. Een aantal artsen wordt een Riziv-nummer onthouden en mag bijgevolg geen klinische praktijk opstarten. Gelukkig zijn er uitwijkmogelijkheden in preventie, datamanagement, administratie enz. De ongelijke communautaire behandeling en het onrechtvaardigheidsgevoel blijft echter.

Net zoals eerder de proef voor de ingenieursstudies sneuvelde kan het beleid ook de toelatingsproef geneeskunde opgeven. Vlaamse jongeren worden dan niet langer gediscrimineerd maar meteen geeft men ook elke vorm van planning op. Waardoor zich na verloop van tijd allicht opnieuw een plethora manifesteert. Decennia geleden werd het medisch aanbod net beperkt om te voorkomen dat (huis)artsen amper patiënten zagen. En omdat er -weliswaar zwakke- bewijsvoering is dat artsen die weinig om handen hebben om den brode onnodige prestaties leveren. Met overconsumptie tot gevolg.

Wat kan Vlaanderen nog doen? Actiever optreden binnen het bestaande wetgevende kader bijvoorbeeld. Het generale quotum wordt federaal vastgelegd. Sinds de 6de staatshervorming bepalen de gemeenschappen echter het aantal artsen per discipline. Tot nu toe gebeurt dit niet, Vlaanderen volgt slaafs het federale advies over de subquota. Een stap vooruit zou alvast zijn om eigen subquota te laten bepalen door een eigen Vlaamse planningscommissie.

Geert Verrijken is hoofdredacteur van Artsenkrant, waar dit editoriaal deze week verschijnt.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content