Herman Van Rompuy belijdt zijn geloof: ‘Ik wil goed eindigen’

Herman van Rompuy: 'Vergeef uw vijanden, maar vergeet nooit hun daden. Je gaat niet in de politiek om vrienden te maken.' © REBECCA FERTINEL
Michel Vandersmissen
Michel Vandersmissen Redacteur van Knack

‘Ik heb in de Bijbel niets gevonden over de bankencrisis, noch over de splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde. Dus heeft het geloof me ook niet kunnen helpen tijdens mijn politieke carrière.’ Maar de Schrift heeft Herman Van Rompuy naar eigen zeggen wel geholpen om een beter mens te worden.

Onlangs verscheen in de krant De Standaard een advertentie voor een podcast over bidden, mét een foto van gewezen eerste minister en Europees president Herman Van Rompuy. Best opvallend: zo veel Bekende Vlamingen zijn er niet die over hun geloof willen spreken, laat staan dat ze er reclame voor maken. ‘De podcast is een initiatief van het Platform voor Ignatiaanse Spiritualiteit van de Jezuïeten in de Lage Landen’, legt Van Rompuy in één adem uit. ‘Ik ben een oud-leerling van de jezuïeten. Als zij mij iets vragen, kan ik niet weigeren. Ook niet in dit geval. Bovendien is ze goed gemaakt. Ik luister met veel plezier naar het evangelie van de dag.’

Betekent die advertentie dat u anderen wilt overtuigen om ook te bidden?

Herman Van Rompuy: Zeker niet ‘overtuigen’ in de zin van ‘bekeren’. Maar ik voel wel de plicht om daarover te spreken als de gelegenheid zich voordoet. Ik schrijf erover, en als een parochie mij vraagt voor een lezing dan doe ik dat.

Als voormalig voorzitter van de Europese Raad en premier wordt u wellicht door veel organisaties en verenigingen gevraagd?

Van Rompuy: Gelukkig steeds minder. Ik ben al zeven jaar weg. Zeker sinds de uitbraak van de pandemie is het fel afgenomen. Daarvoor heb ik dat mogelijk te veel gedaan.

Ik was een overtuigd tegenstander van de abortuswet, maar ik maakte een onderscheid tussen ethisch idealisme en politiek realisme.

Misschien omdat u ooit zei dat een fruitmand volstond voor een lezing.

Van Rompuy: (lachend) Zeker in België, en dan hoefde die fruitmand zelfs niet altijd.

Uw post-politieke leven staat in scherp contrast met dat van sommige ex-collega’s, zoals José Barroso, Yves Leterme en Neelie Kroes. Zij gingen voor buitenlandse privébedrijven werken en lieten zich daar rijkelijk voor vergoeden.

Van Rompuy: Ik moet er niet flauw over doen: ik heb ook een aantal betaalde toespraken gehouden. Vooral in het buitenland. Maar het grootste deel van mijn activiteiten is pro bono. Op wat anderen doen, geef ik geen commentaar.

Was het een bewuste keuze om niet die weg op te gaan?

Van Rompuy: Ik hoef daar zelfs geen keuze over te maken, het is gewoon zo. Ik ben na mijn mandaat niet obsessioneel bezig geweest met mijn status, en ik moet eerlijk toegeven dat ik ook niet gevraagd word door het bedrijfsleven. Ze zien blijkbaar dat ik daar geen talent voor heb.

Wat betekent bidden voor u? Voor veel mensen van uw generatie was dat het aframmelen van enkele Weesgegroetjes en een Onze Vader.

Van Rompuy: Niet voor mij. Dat bijna folkloristisch katholicisme heb ik nooit gekend. Bij de jezuïeten ging het er heel anders aan toe. We kregen een open, moderne opvoeding in de geest van het Tweede Vaticaans Concilie. Daar hoorde bijvoorbeeld een lezing bij van een vrouw die een vluchthuis voor prostituees openhield. En we keken op school naar films van Ingmar Bergman, nochtans uitgesproken niet-gelovig. Ik heb nooit last ondervonden van de gedempte sfeer van het roomse Vlaanderen, in tegenstelling tot bijvoorbeeld uw vroegere hoofdredacteur Frans Verleyen. Hij heeft daar zijn hele leven getraumatiseerd mee rondgelopen, vertelde hij mij. Ik hoefde mij niet te ‘bevrijden’.

Hoe bidt u?

Van Rompuy: Bidden vind ik moeilijk. Het is een vorm van spreken met God. Dat vraagt een grote inspanning van mij. Voor mij is mediteren makkelijker.

U mediteert?

Van Rompuy: Twee jaar geleden, net voor de eerste lockdown, ben ik daarmee in contact gekomen dankzij Laurence Freeman, een benedictijnermonnik die ik in Londen leerde kennen via een gemeenschappelijke vriend. Laurence heeft de World Christian Community for Meditation opgericht, met meditatiegroepen over de hele wereld. Na een paar ontmoetingen zei ik hem dat mediteren niets voor mij was.

En nu doet u het toch?

Van Rompuy: Hij had mij uitgenodigd voor een bezoek aan zijn nieuwe klooster in de buurt van Poitiers. Omdat ik wist dat hij toch weer zou beginnen over mediteren, wilde ik het een kans geven. Laurence had mij eerder aangeraden om te leren reciteren met een mantra, bijvoorbeeld met het Aramese woord ‘ maranatra’, vier gelijke lettergrepen. Na een paar weken oefenen voelde ik mij stilaan veranderen. Het leek alsof ik milder, verdraagzamer, empathischer was geworden.

Door te mediteren?

Van Rompuy: Daar wilde ik het aanvankelijk niet aan toeschrijven, maar uiteindelijk moest ik wel. Er was niets anders veranderd in mijn leven behalve het mediteren. Toen heb ik tegen mezelf gezegd: dit wil ik houden. Sindsdien mediteer ik een keer per dag gedurende een kwartiertje.

Wat doet dat met u?

Van Rompuy: Het is een evacuatie van alle gedachten, van alle persoonlijke besognes. Je evacueert jezelf van je ego. Het is een oefening in gedachteloosheid, egoloosheid en zorgeloosheid. In het begin dacht ik dat ik daar helemaal niet geschikt voor zou zijn, gezien mijn gejaagde leven in de politiek. Nu denk ik zelfs dat ik er enige aanleg voor heb.

Komt meditatie in de buurt van bidden?

Van Rompuy: Meditatie is niet gebonden aan het geloof, maar het komt wel in de buurt van bidden omdat je jezelf wegcijfert. Niet in de zin van zelfdestructie, maar in de zin van zelfrelativering en andere prioriteiten stellen. Doordat het ego naar achteren wordt geschoven, komt er ruimte voor iets anders, voor een andere. Men noemt dat other-centeredness in plaats ego-centeredness. Meditatie leidt niet noodzakelijk naar God maar naar andere mensen. Het maakt van u een opener persoon. Ik heb maar van één ding spijt, en dat is dat ik er niet eerder mee begonnen ben.

Herman van Rompuy: 'Ik heb nooit last ondervonden van de gedempte sfeer van het roomse Vlaanderen. Ik hoefde me niet te bevrijden.'
Herman van Rompuy: ‘Ik heb nooit last ondervonden van de gedempte sfeer van het roomse Vlaanderen. Ik hoefde me niet te bevrijden.’© REBECCA FERTINEL

Mediteert u op een vast moment en een vaste plaats?

Van Rompuy: Dat probeer ik toch.

En verloopt bidden ook zo gestructureerd?

Van Rompuy: Ik ben niet zo goed in bidden. Nooit geweest. Wel in reflecteren over teksten uit het Nieuwe Testament, en in het mijmeren over de prachtige en mythische figuur die Christus is. Je hoeft geen gelovige te zijn om Christus te bewonderen. Ik ben nu het werk van de filosofe Simone Weil aan het lezen. Zij is niet-gelovig opgevoed, maar kreeg in haar latere leven een godservaring. Het heeft haar leven helemaal overhoop gegooid. Weil werd door Albert Camus beschouwd als de grootste spirituele denker van de twintigste eeuw. Toen hij de Nobelprijs voor de Literatuur kreeg, ging hij als niet-gelovige eerst naar de woning van de ouders van Simone Weil om even in haar kamer te verwijlen voordat hij naar Stockholm afreisde. Als ik haar teksten lees, dan is dat voor mij een vorm van bidden. Bidden heeft dus heel veel variaties.

De kerk is een huis met vele kamers. Er is een open en progressieve kamer, met bijvoorbeeld de aanhangers van Sant’Egidio. Je hebt een grote kamer met mensen die katholiek zijn opgevoed maar alleen naar de kerk gaan voor een huwelijk of een begrafenis. Een kamer vol conservatieve pilaarbijters, dat ook. In welke kamer voelt u zich thuis?

Van Rompuy: Ik ben een praktiserende katholiek, maar van het seculiere type. Ik ga wekelijks naar de mis. Ik hou van de gewijde sfeer en het sacrale. Dat kan ik moeilijk missen. Maar tegelijkertijd ben ik eerder een kritische observator van de kerk dan een militant lid.

Hebt u een latrelatie met de kerk?

Van Rompuy: Vroeger was de katholieke kerk zeer centraal georganiseerd. Ze wil dat misschien nog zijn, maar ze heeft, zeker in West-Europa, de controle verloren. Elke christen is vrij om zijn of haar interpretatie te geven aan het geloof. De kerk moet dat machtsdenken helemaal afleggen. Enkele weken geleden hoorde ik de paus nog bezig over homoseksualiteit. Hij legde uit hoe de voorplanting moet worden geregeld, hoeveel kinderen we moeten hebben. Hij zou daar beter over zwijgen, het is zijn domein niet. Dat is een oude vorm van machtsdenken, een relict uit het verleden toen de kerk nog een greep wilde hebben op het privéleven van de mensen. Het echte probleem is niet de crisis van de kerk, maar van het geloof. Dat is van een heel andere orde.

Legt u dat even uit.

Van Rompuy: Mocht de kerk in crisis zijn, dan zouden enkele hervormingen beterschap brengen. Maar deze crisis gaat dieper, want het gaat over ons geloof en bij uitbreiding over elke overtuiging. Het christendom is aan het wegdeemsteren in West-Europa. In Oost-Europa is dat vaak veel minder het geval, maar dat hangt daar uiteraard samen met het anticommunisme van destijds. Overtuigingen verkeren allemaal in crisis. Wie gelooft nog in een socialistische ideologie, of in het liberalisme – ook al is dat niet echt een ideologie meer? Voor welke overtuiging willen burgers nog vechten en sterven?

Mediteren is een evacuatie van alle gedachten, van alle persoonlijke besognes. Je evacueert jezelf van je ego.

Aartsbisschop Jozef De Kesel betreurt het dat religie zich in Vlaanderen bijna helemaal heeft teruggeplooid op de privésfeer. Mensen praten er niet meer openlijk over. U wel.

Van Rompuy: Ik ben gelovig, met al de consequenties die daaraan verbonden zijn. Wie zijn geloof ernstig neemt, weet dat het een verlengstuk heeft in de samenleving. Elk geloof, en zeker het christendom, heeft een maatschappelijke dimensie. In die zin kan het geloof geen privézaak zijn. Ik kan er niet over zwijgen, dus doe ik het ook niet. Waarom zou ik? Ik heb overal vrienden, zelfs in de loge.

Waarom noemt u zich een reborn christian?

Van Rompuy: Ik ben een ‘recommençant’, een herbeginner. Omdat ik een groot deel van mijn jeugd niets te maken wilde hebben met de kerk, ook al liep ik daar niet mee te koop. Het was mijn innerlijke overtuiging. Tijdens mijn legerdienst moest je op een document aanduiden welk soort assistentie je tijdens je laatste uren zou willen, mocht het mislopen. Ik heb toen expliciet aangegeven dat ik geen aalmoezenier wilde zien. Rond mijn dertigste heb ik mijn geloof teruggevonden. Maar stel me niet de klassieke vraag hoe dat is gebeurd. Ik weet het niet.

Miste u het geloof?

Van Rompuy: Nee, op een bepaald ogenblik was het daar opnieuw. Ik las in Knack dat schrijfster Kristien Hemmerechts wel een godservaring heeft, dat ze plots God met haar hoort praten. Zo’n diepe Paulusschok kende ik niet. Toen ik dat aan een kennis vertelde, besloot hij dat het geloof bij mij dan maar een soort gevoel zou zijn, alsof dat minder waard is. Daar ben ik het niet mee eens, want de belangrijkste beslissingen in je leven neem je niet met je volle verstand, wel met je gevoel, op basis van een instinct. Bijvoorbeeld op wie je verliefd wordt, welke studie of welk beroep je kiest enzovoort. Dat is toch niet het resultaat van een sterkte-zwakteanalyse? (lacht) Zo gaat dat niet. Het geloof is meer dan een gevoel. Het is een ervaring. Het geloof is een genade, een geschenk. Kardinaal Godfried Danneels vertelde mij ooit dat hij al zijn hoop had gevestigd op het onzichtbare. ‘Indien dat onzichtbare niet waar zou blijken, dan heb ik een probleem.’

Kristien Hemmerechts heeft lang getwijfeld om dat interview te geven uit angst voor negatieve reacties van haar vrienden en kennissen.

Van Rompuy: Dat begrijp ik volkomen. Zeker in haar geval omdat zij tot de zogenaamde linkse kerk behoorde. In het progressieve Vlaanderen voelen velen zich intellectueel superieur door te zeggen dat ze niet gelovig zijn. Gelukkig sta ik niet bekend als een dommerik.

Men kan veel van u zeggen, maar dom? Nee.

Van Rompuy: (lachend) Dank u, maar ik hoor toch dat sommigen zich afvragen hoe het in hemelsnaam mogelijk is dat iemand die zo verstandig is toch gelovig is.

Hemmerechts kreeg veel positieve reacties op het interview. Verbaast u dat?

Van Rompuy: Het verbaast mij niet, omdat mensen graag getroffen worden door eerlijkheid. Men waardeert dat je daar open over bent, ook al ben je zelf niet gelovig. Hoewel een meerderheid in Vlaanderen destijds voor een abortuswetswijziging was, bewonderde men toch koning Boudewijn toen hij die wet niet wilde ondertekenen. Men had respect voor zijn eerlijkheid, voor het feit dat hij zijn principes niet verloochende.

Hoe is het zover kunnen komen dat mensen zich zijn gaan schamen voor hun geloof?

Van Rompuy: De greep van de katholieke kerk in sommige streken was zo sterk dat Vlaanderen een hele tijd nodig had om zich daarvan te bevrijden. En daar komen de schandalen over seksueel misbruik in de kerk bovenop.

Als de kerk in de media komt, is het meestal op een negatieve manier, bijvoorbeeld met een schandaal of een leugen van de vorige paus. Stoort u dat?

Van Rompuy: Dat komt omdat ook die generatie journalisten zich wilde ontdoen van haar christelijke achtergrond. They make the culture, zegt men in het Engels. Jongeren stellen zich nu volwassener op tegenover geloof en kerk. Misschien ook omdat de kerk steeds minder relevant is. Men hoeft ze niet meer aan te vallen want ze is al zwak genoeg. Ik vind dat er tegenwoordig genuanceerder over geloof wordt gesproken dan een tijd geleden.

Critici beweren dat het in de traditionele media vaker gaat over islamaangelegenheden dan over de katholieke kerk.

Van Rompuy: Ik zie de laatste tijd een omkering. Zeker in Frankrijk, waar figuren als Éric Zemmour zich nadrukkelijk als katholiek manifesteren en de christelijke waarden benadrukken. Alleen heeft dat volgens mij meer te maken met anti-islamgevoelens dan met de liefde voor de katholieke kerk.

Herman van Rompuy: 'Ik zou de C in CD&V niet laten vallen, maar ook niet versterken. Bij jongeren roept ze geen vijandschap meer op.'
Herman van Rompuy: ‘Ik zou de C in CD&V niet laten vallen, maar ook niet versterken. Bij jongeren roept ze geen vijandschap meer op.’© REBECCA FERTINEL

Moet uw partij de C in CD&V sterker uitspelen?

Van Rompuy: Ik zou ze niet laten vallen, maar ook niet versterken. Ik zie bij jongeren dat die C geen vijandschap meer oproept. Niemand in de partij wil dat debat openen, want dat zou bijna christelijk masochisme zijn. Het zou wél helpen mocht de partij zich duidelijker politiek positioneren op de drie assen: sociaaleconomisch, communautair en inzake identiteit. Veel burgers weten niet goed meer waar de CD&V echt voor staat.

Hebben niet alle traditionele politieke daar last van?

Van Rompuy: De CD&V is nu bijna driemaal kleiner dan toen ik voorzitter was. De socialisten zijn gehalveerd sinds Steve Stevaert, idem bij de liberalen. De CVP heeft haar machtspositie gedurende decennia uitgebouwd op basis van het christelijke middenveld. Landbouwers, middenstand en patroons hadden iets gemeenschappelijks: dat vaag gedefinieerde christelijke gedachtegoed. Dat was het bindmiddel, maar het is weggesmolten.

Een marketeer zou zeggen dat het christelijke de unique selling proposition is van de CD&V. Daarin onderscheidt de partij zich van andere.

Van Rompuy: Het is naïef om te denken dat wij daarmee opnieuw 30 procent van de stemmen zouden behalen. Forget it. In deze versnipperde en heterogene samenleving is er geen plaats meer voor grote partijen, tenzij heel tijdelijk. De N-VA heeft 32 procent behaald, en toch zal ze bij de volgende verkiezingen blij mogen zijn als daar nog 20 procent van overblijft. Het nationalisme is niet sterk genoeg als bindmiddel om een brede volkspartij te blijven.

Heeft het geloof uw politieke carrière gekleurd?

Van Rompuy: In concrete gevallen: totáál niet. Ik heb in de Bijbel niets gevonden over de splitsing van het kiesarrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde of het opzetten van het Europees stabiliteitsmechanisme. Iedereen handelt op basis van zijn geweten. Voor een gelovige betekent dat het zoeken naar Gods wil. We moeten dat doen in de wereld zoals ze is, niet zoals we ze dromen. Kijk naar het abortusdebat. Dat was misschien wel de laatste uiting van de tegenstelling tussen katholieken en vrijzinnigen. Ik was een overtuigd tegenstander van die wetswijziging, maar maakte een onderscheid tussen ethisch idealisme en politiek realisme. We hebben de regering in 1990 niet laten vallen over die kwestie, en zodra de zaak beslecht was, heeft ook het katholieke deel van de bevolking dat aanvaard en denkt niemand eraan om die kwestie terug te draaien.

Kon u met collega-politici praten over uw geloof?

Van Rompuy: Nee. Om over zulke zaken te spreken moet je toch meer zijn dan collega’s, en in de politiek maak je geen of nauwelijks vrienden. Tijdens een ministerraad hebben Elio Di Rupo (PS) en ik het weleens gehad over het al dan niet bestaan van een hemel. ‘Als we elkaar daar straks tegenkomen, ga je dan opnieuw willen sterven?’ vroeg ik lachend aan Elio. Ik herinner me zijn antwoord niet meer.

Kon u erover praten met uw collega’s uit Zuid-Europa? Die zijn meestal opener en geloviger.

Van Rompuy: Ook niet. Ach, je bent altijd lid van een partij. Je ziet elkaar niet zo vaak, en als dat gebeurt gaat het over zakelijke aangelegenheden, over crisisbeheer. Af en toe zijn er momenten geweest dat je voelt dat je met de ene meer chemie hebt dan met een ander. Toen Nicolas Sarkozy niet herkozen werd als president van Frankrijk ben ik eerst zijn opvolger, François Hollande, gaan feliciteren in Parijs. Maar meteen daarna reed ik door naar het Elysée, waar ik een totaal ontredderde Sarkozy aantrof. Hij was helemaal dévasté. Je moet er ook zijn op momenten dat je er niet hoeft te zijn. Dat bezoek is hij nooit vergeten.

Hebt u uw politieke tegenstanders of vijanden al vergeven?

Van Rompuy: Vergeef uw vijanden, maar vergeet nooit hun daden. (lacht) Met Wilfried Martens had ik jarenlang een groot conflict, dat weet iedereen. Maar op een dag ben ik naar hem thuis gereden en heb ik hem gevraagd om de bladzijde om te slaan. Idem met Réginald Moreels. Ook met Guy Verhofstadt (Open VLD) had ik een conflict. Ik zal niet zeggen dat die bladzijde volledig omgeslagen is, maar we kunnen aan elkaar toegeven dat we enkele fouten gemaakt hebben. Ik heb geprobeerd om de grote vijandschappen achter mij te laten. Maar je gaat niet in de politiek om vrienden te maken. Ik heb twintig jaar dagelijks samengewerkt met Jean-Luc Dehaene, tot we in 1999 in de oppositie belandden. Hij is overleden in 2014, en in die vijftien jaar hebben we elkaar maar enkele keren gezien. Je hebt geen vriendschap nodig in de politiek, wel loyaliteit.

U hebt ooit gezegd dat u graag een goed mens zou willen worden. Bent u daar intussen in geslaagd?

Van Rompuy: (lacht) Dat heb ik ooit als ultiem dreigement gebruikt in mijn partij: ‘Pas maar op, ik ga nog goed eindigen!’ Maar even ernstig. Goedheid heeft me altijd gefascineerd. Vooral omdat ik ze onvoldoende bij mezelf vond. Mijn grootmoeder zei altijd: ‘Eric (Hermans broer, nvdr) heeft een goed hart.’ Tegen mij heeft ze dat nooit gezegd.

Misschien zei ze tegen Eric: ‘Herman heeft een goed hart’?

Van Rompuy: Nee. Dat weet ik zeker, en ik heb dat als een tekort ervaren. Maar nu, zo veel jaren later, vind ik wel dat ik een hele weg heb afgelegd. Mediteren én bidden waren daarbij een hulp.

In de triade van goedheid, waarheid en schoonheid is goedheid het belangrijkst. Simone Weil zegt: ‘God is goed, hij heeft geen ego, maar we kennen Hem ook niet. Je kent pas Zijn goedheid wanneer je naar de goedheid van de andere mens kijkt.’ Maar ook in de seculiere wereld is goedheid het enige wat zin geeft aan het leven. Daarom wil ik goed eindigen. Dat is het echte doel: van jezelf een beter mens maken. Maar dat gaat niet vanzelf en je kunt het niet alleen. Het is een zeer lange weg.

Herman Van Rompuy

– 1947: geboren in Etterbeek

– 1988: staatssecretaris van Financiën

– 1988-1993: voorzitter CVP

– 1993-1999: vicepremier en minister van Begroting

– 2007-2008: Kamervoorzitter

– 2008-2009: premier

– 2009-2014: voorzitter van de Europese Raad

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content