Guy Rapaille (Comité I): ‘Russische inmenging bij onze verkiezingen? Dat valt te vrezen, ja’

Guy Rapaille: 'In België is niemand echt geïnteresseerd in spionage. De politieke wereld bekijkt dat thema met veel afstand.' © Debby Termonia

Tijdens zijn afscheidsinterview windt Guy Rapaille, voorzitter van het Comité I, er geen doekjes om. De militaire inlichtingendienst ADIV draait vierkant, zegt hij. Intussen bespioneren Marokkaanse, Turkse en Rwandese inlichtingenofficieren hun gemeenschap in België, en verdwijnen Russen stiekem uit ons land.

Een kwarteeuw geleden, na de schandalen rond de Bende van Nijvel en het geheime inlichtingenleger Gladio, richtte het parlement het Comité I op. Eindelijk kwam er toezicht op de activiteiten van de Belgische spionnen van de Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV (Algemene Dienst Inlichting en Veiligheid). De Luikse magistraat Guy Rapaille (66) stond de voorbije twaalf jaar aan het hoofd van het Comité I. Als iemand de hete hangijzers van onze 007’s van binnenuit kent, dan wel Rapaille.

Op 19 juli loopt zijn mandaat als voorzitter af. Eind september zal zijn opvolger, Serge Lipszyc, een kabinetsmedewerker van premier Charles Michel (MR), de eed afleggen. Tot dan blijft Rapaille nog aan bij het Comité I om de overgang te vergemakkelijken.

In dit afscheidsinterview, toegestaan aan Knack en Le Soir, zal blijken dat vooral de ADIV vandaag het zorgenkind is. In 2008 al ontdekte het Comité I een ‘belangrijke lacune’ in het informatiebeheersysteem van de militaire inlichtingendienst. Toen het in 2011 een audit van de dienst afsloot, bleek het probleem nog niet van de baan. De goede uitvoering van de opdrachten kon zelfs in het gedrang komen, besloot het Comité I. Ook andere problemen kwamen aan het licht, zoals een ‘verstoord evenwicht’ tussen burgers en militairen binnen de dienst.

Ik kan het niet vaak genoeg herhalen: er zijn véél buitenlandse spionnen in Brussel

GUY rapaille: De problemen zijn helaas nog even erg als in 2011. Het blijkt nog altijd moeilijk voor militairen en burgers om binnen één dienst samen te leven – ze hebben niet dezelfde cultuur – en ook de informatiedoorstroming blijft een probleem. Het is allemaal ook complex: de ADIV-topman kan niet in zijn eentje alle beslissingen nemen; ook de minister van Defensie en de Chief of Defense (respectievelijk Steven Vandeput, N-VA, en Marc Compernol, nvdr.) spelen een rol.

Na die audit hebben we tal van aanbevelingen gedaan, maar daar is geen werk van gemaakt. De situatie is nu zo ernstig dat we voor het eerst een timing aan onze aanbevelingen hebben gekoppeld: tegen het einde van dit jaar móét de ADIV een aantal aanbevelingen hebben opgevolgd. Meer kan ik daar niet over kwijt, behalve dat we dat gaan bespreken met onze parlementaire begeleidingscommissie, die de zaak verder kan behandelen.

Is er eindelijk een inlichtingencultuur in België?

Rapaille: Daar ben ik niet van overtuigd. Het zou betekenen dat de buitenwereld het belang van onze inlichtingendiensten erkent. Door de terreuraanslagen is er op dat vlak wel vooruitgang geboekt, maar die blijft toch vooral beperkt tot terrorisme. Niemand is echt geïnteresseerd in spionage. De politieke wereld bekijkt dat thema met veel afstand. Terwijl ik het niet vaak genoeg kan herhalen: er zijn véél buitenlandse spionnen in Brussel, omdat je hier de Europese instellingen en de NAVO hebt.

Ambassades zijn van oudsher bastions van spionage.

Rapaille: Inlichtingenofficieren werken inderdaad doorgaans onder de dekmantel van de diplomatie, maar je hebt in België ook buitenlandse spionnen die zich als journalist voordoen, met name Russen en Chinezen. Wat is het tenslotte verschil tussen een spion en een onderzoeksjournalist? Ze proberen allebei contacten uit te bouwen en informatie te verzamelen.

Welke dossiers zijn u van de voorbije twaalf jaar het meeste bijgebleven?

Rapaille: De audits die we bij de Staatsveiligheid en de ADIV hebben gedaan én het dossier-Abdelkader Belliraj (de Belgo-Marokkaan die in 2009 in Marokko werd veroordeeld voor terrorisme, nvdr.). De man zit in Marokko achter de tralies. En in België loopt nog altijd een gerechtelijk onderzoek naar de zaak.

Het zou me verbazen als de NSA onze communicatie níét meer onderschept. En waarschijnlijk doen de Russen en Chinezen net hetzelfde.

Waarom kiest u uitgerekend dat dossier eruit? Omdat Belliraj informant was van de Staatsveiligheid?

Rapaille: Door een aantal personthullingen over Belliraj was de Staatsveiligheid onder druk gekomen. Uit die zaak hebben we geleerd dat het Comité I zeer voorzichtig te werk moet gaan – de Belgische inlichtingendiensten zijn tenslotte niet alleen op deze wereld: ook buitenlandse inlichtingendiensten lezen onze publieke rapporten. We moesten dus zoeken naar een evenwicht: het parlement zo volledig mogelijk informeren over de waarheid, zonder de geloofwaardigheid van de Belgische diensten op het spel te zetten.

Zijn de Marokkaanse en Turkse geheime diensten nog altijd zo actief binnen hun gemeenschappen in België?

Rapaille: Ja. Nog meer dan in het verleden, zelfs. Sinds 2016 is er een nieuwe wet die de Belgische inlichtingendiensten expliciet de opdracht geeft om toe te zien op de activiteiten van buitenlandse inlichtingendiensten – bijvoorbeeld binnen de Marokkaanse en Turkse gemeenschap. Tot dan was het eigenlijk niet altijd duidelijk of de Staatsveiligheid zich daarmee moest bezighouden.

Hoe kwijten onze diensten zich van die nieuwe taak?

Rapaille: Het is niet zo makkelijk om te weten wat er zich in het hart van die gemeenschappen afspeelt. Marokkanen en Turken gaan niet zomaar hun beklag doen bij de Staatsveiligheid of bij justitie, hè. Het komt erop aan de Marokkaanse en Turkse spionnen te identificeren en hun activiteiten op ons grondgebied in kaart te brengen. Wanneer zij de wet overtreden, moet dat gemeld worden aan het parket. Bij mijn weten is dat nog niet gebeurd.

Wat doen de Turkse geheime diensten precies in België?

Rapaille: Kijk naar de partij van de Turkse president Erdogan in de aanloop naar de Turkse parlementsverkiezingen van 24 juni. Ze probeert de Turken te overtuigen om voor Erdogan te stemmen. Niet alleen partijfunctionarissen spelen daarin een rol, maar ook de Turkse geheime diensten en een aantal moskeeën die onder controle staan van de religieuze koepel Diyanet. Officiële Turkse kringen proberen om meetings van de oppositie te voorkomen, en proberen mensen te ontmoedigen om eraan deel te nemen. Er zijn contacten tussen imams en Turkse inlichtingenofficieren. Hetzelfde met culturele organen. Het gaat daarbij niet 100 procent om spionnen, veeleer om agents d’influence. Zij brengen de boodschap over: ‘President Erdogan is de nieuwe sultan, en dat moet absoluut zo blijven.’ Propaganda, dus.

Welke andere buitenlandse geheime diensten volgen hier actief hun gemeenschap op?

Rapaille: Ik denk aan de Rwandezen. Je hebt zelfs Rwandese doodseskaders die in Europa actief zijn. Mogelijk zijn ze ook in België gepasseerd, maar ik heb geen informatie dat ze hier mensen hebben omgebracht.

Je hebt zelfs Rwandese doodseskaders die in Europa actief zijn. Mogelijk zijn ze ook in België gepasseerd

Het principe is eenvoudig: wanneer buitenlandse geheime diensten hier operaties ontplooien, moeten ze in de regel de Belgische diensten informeren. Maar niet alle diensten doen dat.

De Catalaanse leider Carles Puigdemont werd tijdens zijn verblijf in België gevolgd door de Spaanse geheime dienst. Met goedkeuring van de Belgische Staatsveiligheid?

Rapaille: Daar kan ik nog niet op antwoorden: ook die zaak moeten we eerst bespreken met onze parlementaire begeleidingscommissie. Mogelijk zal die het Comité I vragen om de kwestie te onderzoeken. De Belgische inlichtingendiensten hebben in elk geval níét aan de Spaanse activiteiten deelgenomen – ik zou niet weten op welke wettelijke basis dat zou kunnen. Normaal moeten ze er wel van op de hoogte zijn gebracht.

De onthullingen van NSA-klokkenluider Edward Snowden dateren van vijf jaar geleden. Onderschept de Amerikaanse veiligheidsdienst onze communicatie nog altijd?

Rapaille: Het zou me verbazen dat ze ermee zijn opgehouden. Maar hoe kunnen we het hun beletten? Ze werken vanaf hun eigen grondgebied. Trouwens, waarschijnlijk doen de Russen en Chinezen net hetzelfde.

In 2009 voerde het Comité I een audit uit bij de Staatsveiligheid. ‘Te weinig personeel’, luidde een van de conclusies.

Rapaille: Bovendien kwamen er pas nieuwe mensen bij nadat de oudere generatie al was vertrokken. Daardoor had je te weinig kennisoverdracht, terwijl die zeer belangrijk is. Door natuurlijke afvloeiingen en een gebrek aan rekrutering is de personeelssterkte van de Staatsveiligheid tussen 2010 en 2015 van 600 naar 500 mensen gedaald. Tegen volgend jaar zou ze opnieuw 620 mensen in dienst moeten hebben, maar dat is nog altijd te weinig.

De personeelsbezetting bij de ADIV is gelijklopend. Hoe groot zouden de twee diensten in een ideale wereld zijn?

Rapaille: In de onderzoekscommissie naar de aanslagen van 22 maart 2016 sprak Jaak Raes, administrateur-generaal van de Staatsveiligheid, over de behoefte aan 1200 personeelsleden. De ADIV mikt op 900 man. De getalsterkte moet sowieso omhoog bij beide diensten. Dat mag geen one-shot zijn: het drama van de Staatsveiligheid is dat ze op een gegeven moment nieuwe krachten aannemen – en daarna tien jaar lang niets doen. Zodra die mensen met pensioen gaan, verdwijnt in één klap een hele generatie. Het zou beter zijn om elk jaar zowat vijftig man aan te nemen. Zo krijg je een rotatie.

Bij de ADIV is het probleem dat daar de voorbije twintig jaar nauwelijks burgers zijn gerekruteerd. In september komen er 45 mensen bij, maar of dat volstaat? Het burgerpersoneel van de ADIV is niet meer van het jongste. De onderzoekscommissie naar de aanslagen wil dat ze actiever worden op het vlak van contraterrorisme. Zijzelf zeggen dat dat niet echt hun taak is – in tegenstelling tot contraspionage en contra-inmenging. Hoe wil je in de straten van Molenbeek een inlichtingenofficier van zestig jaar inzetten om contact op te nemen met jongeren? Dat gaat toch niet?

Guy Rapaille (Comité I): 'Russische inmenging bij onze verkiezingen? Dat valt te vrezen, ja'
© debby termonia

Zouden de parlementsleden van uw begeleidingscommissie hun controlefunctie beter kunnen uitoefenen als ze een veiligheidsmachtiging zouden hebben?

Rapaille: Het lijkt me niet fundamenteel dat de parlementsleden toegang hebben tot alle details – namen, plaatsen, data, methodes, enzovoort. In het huidige parlement bestaat een akkoord om geen veiligheidsmachtiging aan te vragen voor de leden van de begeleidingscommissie. Maar naar aanleiding van de 25e verjaardag van het Comité I heeft Kamervoorzitter Siegfried Bracke (N-VA) het debat daarover recent opnieuw geopend. We zullen zien of het volgende parlement een andere richting inslaat. Kiezen de parlementsleden voor een veiligheidsmachtiging, dan moeten ze wel beseffen dat lekken dan strafbaar wordt.

Heeft het Comité I voldoende mankracht?

Rapaille: We hebben onze interne procedures aangepast om sneller en meer to the point te kunnen werken. Maar het klopt dat we meer onderzoeken zouden kunnen uitvoeren als we meer mensen zouden hebben.

Ons probleem is dat we de voorbije jaren steeds meer bijkomende bevoegdheden hebben gekregen. Denk aan de wet op de bijzondere inlichtingenmethoden (BIM) van 2010. Het voordeel is: daardoor hebben we nu een directe inkijk in de lopende activiteiten van onze inlichtingendiensten. Recent is de wet nog verder gewijzigd op het SIGINT-domein (SIGINT staat voor ‘signals intelligence’: het onderscheppen van elektronische gegevens, nvdr.). Dat is onder meer uitgebreid met zogenoemde informatica-intrusies.

In mensentaal: hacking. Heeft de ADIV dat intussen al gedaan?

Rapaille: Eerst moet er een aanval zijn, pas dan kan de ADIV reageren. Sinds de wetswijziging is dat nog niet gebeurd.

De ADIV bereidt zich ook voor om glasvezelkabels af te tappen.

Rapaille: Naar mijn mening is kabeltap in de huidige situatie niet legaal, omdat massieve datacollectie niet toegestaan is. De ADIV mag alleen gericht informatie onderscheppen, niet in bulk.

Is er politieke druk op het Comité I om in rapporten af en toe een woordje weg te laten?

Rapaille: Daarover ben ik formeel: nee. We hebben nooit politieke druk gevoeld om dit of dat woord niet te gebruiken, of om zaken te verzwijgen. Nooit. Natuurlijk publiceren we in onze publieke rapporten niet alle details. Maar als je onze jaarverslagen vergelijkt met die van controlecomités in andere landen, hoeven wij ons zeker niet te schamen.

Guy Rapaille

1952: geboren in Herve

Studie rechten: (UCL)

1980-1987: belastingambtenaar in Luik

1987-1997: fiscaal substituut bij het parket van Luik

1997-2006 substituut: van de procureur-generaal en advocaat-generaal bij het hof van beroep in Luik

2006-2018 voorzitter: van het Comité I

2011: mede-oprichter van het Belgian Intelligence Studies Center (BISC)

In oktober zijn er lokale verkiezingen, en volgend jaar trekken we opnieuw naar de stembus. Hebben we iets te vrezen van de Russen?

Rapaille: Op dat vlak heb ik geen precieze informatie. Hoe zijn de Russen in Amerika en elders te werk gegaan? Ze hebben, vanaf hun eigen grondgebied, zaken rondgestuurd op het internet. Maar zelfs de Amerikanen – die toch over forse middelen beschikken – hebben dat niet opgemerkt. Ik hoop dat onze inlichtingendiensten er aandacht voor zullen hebben.

Moeten we ons zorgen maken over Russische inmenging via politieke financiering?

Rapaille: Ja, dat valt te vrezen. Kijk naar het buitenland: Rusland heeft al eens contact gehad met extreemrechtse partijen – in Frankrijk met het Front National, bijvoorbeeld. Maar onze inlichtingendiensten hebben geen aanwijzingen dat de Russen hier extreemrechtse partijen zouden financieren.

Hoe ernstig is de cyberdreiging vandaag?

Rapaille: Oefeningen in het buitenland hebben aangetoond dat een cyberaanval zelfs een waterdistributiesysteem kan lamleggen. Onze diensten zijn zich maar al te goed bewust van de risico’s. De ADIV heeft een nieuw cyberdepartement opgericht, en daarnaast heb je het Centrum voor Cybersecurity België. Maar het staat vast dat we niet immuun zijn voor zulke zaken.Zullen we efficiënt kunnen reageren zodra het zover is? The proof of the pudding is in the eating.

Na de vergiftiging van de Russische ex-spion Sergej Skripal en zijn dochter, begin maart in het Verenigd Koninkrijk, heeft België één Russische spion/diplomaat het land uitgezet. Zijn er de voorbije jaren nog gevallen geweest?

Rapaille: Details kan ik daarover niet geven. Als de Staatsveiligheid of de ADIV precieze aanwijzingen hebben dat een buitenlandse inlichtingenofficier zijn boekje te buiten gaat, kunnen ze contact opnemen met de minister van Buitenlandse Zaken. Die kan dan de boodschap overbrengen: ‘Misschien kunt u persoon X vrijwillig terugroepen, om incidenten te vermijden.’ Inderdaad, we hebben vernomen dat de een of andere Rus ‘vrijwillig’ naar zijn land is teruggekeerd na contacten met Buitenlandse Zaken. Maar dat is nog iets anders dan een uitwijzing. En vraag me niet om wie het gaat – ik heb geleerd om namen zo snel mogelijk te vergeten.

Waarom verklaart men zo’n spion niet persona non grata?

Rapaille: De moeilijkheid voor België is dat er maar weinig Belgische diplomaten in Moskou geaccrediteerd zijn. Sturen wij één Russische diplomaat terug, dan is dat één op ik-weet-niet-hoeveel. Zetten zij een Belg het land uit, dan heeft dat een sterke impact op onze ambassade in Moskou.

Onze inlichtingendiensten hebben geen aanwijzingen dat de Russen hier extreemrechtse partijen zouden financieren

Maar dan neemt een andere Belg toch gewoon die plek in?

Rapaille: Dat gaat niet van vandaag op morgen. Die plaatsvervanger moet dan opnieuw een accreditatie aanvragen: ‘We onderzoeken uw dossier en houden u op de hoogte.’ Dat kan maanden duren. Zelfs nog langer.

Nederlandse en Duitse inlichtingendiensten geven een jaarverslag uit, de Belgische niet.

Rapaille: Dat betreur ik. Ze zeggen dat ze daarvoor de middelen niet hebben. Ik denk dat het goed zou zijn, omwille van de transparantie en omdat het hun meer legitimiteit zou geven bij het grote publiek.

Is het niet even problematisch dat hun archieven niet toegankelijk zijn?

Rapaille: Ga je documenten declassificeren na twintig, dertig of vijftig jaar? Een halve eeuw, dat klinkt misschien lang. Maar stel je even voor dat jij als student gevolgd werd door de inlichtingendiensten omdat je extreemlinks of extreemrechts was. Intussen ben je vooraan in de zeventig en komt die info op straat. Moeten we met die dimensie niet ook rekening houden?

Binnen het Comité I zullen we een kleine werkgroep oprichten die met de Staatsveiligheid – en later ook met de ADIV – zal discussiëren over declassificatie en de overdracht van hun archieven naar het Algemeen Rijksarchief. De eerste vergadering is nog voor dit jaar gepland.

De Congolese ex-premier Patrice Lumumba werd in 1961 vermoord. Wanneer wordt zijn dossier eindelijk gedeclassificeerd?

Rapaille: Dat komt er nog wel van. Op een dag.

Datzelfde jaar stortte het vliegtuig van Dag Hammarskjöld, voormalig secretaris-generaal van de Verenigde Naties, neer terwijl het onderweg was naar Congo. In opdracht van de VN zult u zijn dood onderzoeken. Krijgt u daarbij toegang tot alle geheime documenten?

Rapaille: Ja. Van de Staatsveiligheid hebben we alle documenten al gekregen, en ook de ADIV heeft al bijna alle archiefstukken overgemaakt. We zullen louter die documenten onderzoeken – maanden zal dat niet duren – en zullen daarna de centrale vraag beantwoorden: welke info hadden onze inlichtingendiensten over Hammarskjöld?

Tot slot: twaalf jaar in het spiegelpaleis van geheime diensten, wat doet dat met een mens?

Rapaille: Paranoïde ben ik niet. Ik zie niet overal James Bonds, hoor. Maar een klein beetje paranoia kan wel helpen. Zeker bij persartikels stel ik me altijd de vraag: tiens, waarom komt dat net nu naar buiten, en uitgerekend in die vorm? Ik sluit niets meer uit.

Partner Content