Grondwettelijk Hof houdt minimale dienstverlening bij spoorwegen overeind

De minimale dienstverlening bij het spoor blijft grotendeels overeind na toetsing door het Grondwettelijk Hof. Alleen de bepaling dat iemand die niet aan de staking deelneemt en dat niet op voorhand meldt een tuchtsanctie riskeert, wordt vernietigd.

De minimale dienstverlening bij het spoor werd eind 2017 ingevoerd en een eerste keer toegepast in het voorjaar van 2018. Concreet moeten de werknemers van spoorwegmaatschappij NMBS en netbeheerder Infrabel sindsdien in de aanloop naar een staking laten weten of ze zullen werken of niet. Afhankelijk van het aantal werkwilligen, wordt dan een minimale dienstregeling uitgewerkt.

De vakbonden hebben zich altijd verzet tegen dat principe. Volgens de bonden lijdt de minimale dienstverlening tot chaos, is de veiligheid van de reizigers niet gegarandeerd op mogelijk overvolle treinen en vormt de regeling een inbreuk op het stakingsrecht.

Onder meer de vakbonden ACOD Spoor, ACV-Transcom en Metisp-Protect trokken naar het Grondwettelijk Hof. Dat houdt de minimale dienstverlening nu grotendeels overeind. De wet op de minimale dienstverlening stemt in essentie overeen met de vakbondsvrijheid en het recht op collectief handelen, klinkt het in een arrest. Er is dus geen sprake van een inbreuk op het stakingsrecht.

Het Hof vernietigt wél de bepaling dat een werknemer die niet staakt, maar dat niet op voorhand aangeeft, een tuchtsanctie riskeert. Het is onevenredig om het als een tuchtvergrijp te beschouwen als een personeelslid zijn intentie om niet aan de staking deel te nemen en bijgevolg gewoon te werken niet meedeelt, oordeelt het Hof. Voor wie wel aan de staking deelneemt en dat niet op voorhand meedeelt, blijven de bepalingen gewoon gelden.

Partner Content