Tom Potoms en Wouter Van der Wielen

Griekenland: ‘In plaats van de broeksriem verder aan te trekken is het tijd om te kijken naar alternatieven’

Tom Potoms en Wouter Van der Wielen Doctoreren aan de faculteit Economie van de ULB en de K.U.Leuven.

‘Een aantal belangrijke economische vraagstukken komen niet aan bod in het publieke debat over Griekenland’, vinden Tom Potoms en Wouter Van der Wielen. ‘Maar een evenwichtig debat vereist dus dat sociaaldemocratische politici beseffen dat de speeltijd voorbij is.’

Vrijdagavond 29 juni laat krijgt één van ons nog een bericht. Het is van een Vlaamse vriend die tegenwoordig in Toronto vertoeft. Hij polst naar wat een ‘expert’ ter zake verwacht dat er met Griekenland zal gebeuren. Hij is een marketingman in hart en nieren en merkt vooral de imagoschade die het Europese project oploopt aan de overkant van de oceaan. Volgens ons is die imagoschade niet het enige waarover we bezorgd moeten zijn. Zoals premier Michel al zei is de speeltijd nu echt voorbij.

Plaatsvervangende schaamte

Het antwoord op het bericht van de vriend was voorzichtig. Dergelijke ontwikkelingen zijn niet te voorspellen. Het antwoord was evenwel ook matig optimistisch, met het nodige vertrouwen in de mensen rond de tafel. Nu blijkt echter dat het Griekse hulpprogramma hoogstwaarschijnlijk niet verlengd zal worden. Bijgevolg maakt iedereen zich nu grote zorgen over de toekomst van Griekenland en de Eurozone.

Dat een compromis niet mogelijk blijkt te zijn, maakt ons bijzonder pessimistisch. Ondanks de zwart-wit verslaggeving over de standpunten van de onderhandelaars, was er wel degelijk consensus dat hervormingen noodzakelijk zijn. Het probleem blijkt echter de invulling ervan. Een aantal belangrijke economische vraagstukken komen bijvoorbeeld niet aan bod in het publieke debat. Macro-economen zijn het er bijvoorbeeld niet over eens of de Griekse schuld wel houdbaar is. Evenmin is er consensus over de juiste timing van de noodzakelijke hervormingen. Het antwoord op dergelijke vragen bepaalt echter ook welke maatregelen wenselijk of effectief zijn. Indien bijvoorbeeld de Griekse overheidsschuld onhoudbaar is, dan is het irrationeel om blijvend de verwachting te koesteren op volledige terugbetaling.

Bovendien slagen Europese beleidsmakers en politici er blijkbaar niet in om de meer fundamentele aspecten waarmee we nog steeds kampen aan te kaarten. In de wetenschappelijke literatuur zijn ze nochtans het voornaamste onderwerp van discussie. Binnen de internationale economie bespreekt men bijvoorbeeld de noodzakelijke voorwaarden om een muntunie met grote interne verschillen (m.b.t. arbeidsmarkten, inflatie enz.) goed te laten functioneren. Een belangrijk aspect is dat schokken binnen een muntunie opgevangen kunnen worden door een snelle interventie vanwege de centrale bank, zodat deze eventuele kapitaalvlucht en snelle toename van rentevoeten op de schuld van een land kan tegenhouden.

Omdat dit soort diepe hervormingen nauwelijks aan bod komen in het debat, spreekt men vaak over een democratisch deficit binnen Europa. Dit democratisch deficit vertaalt zich daarenboven in eenzelfde tekort op nationaal niveau. Nationale politici gaan er enerzijds vanuit dat de modale Vlaming niet wakker ligt van het Europese drama. Bijgevolg wegen de kosten voor bijvoorbeeld sociaaldemocratische politici om aansluiting te zoeken bij één zijde van het macro-economische debat niet op tegen de baten.

Mensen die bekommerd zijn om een kwaliteitsvol debat (en bijgevolg de kwaliteit van de uitkomsten) kunnen dan ook niet anders dan plaatsvervangende schaamte voelen bij een dergelijke leemte. De schaamte wordt nog groter als we zien dat een redelijk compromis tussen de Europese partners niet meer mogelijk blijkt te zijn.

Economische high ground

Premier Charles Michel had gelijk toen hij zei dat de speeltijd voorbij was, maar niet voor Griekenland (of de andere noodlijdende landen binnen de Eurozone). Er valt de huidige Griekse overheid veel te verwijten, maar alleszins geen gebrek aan realiteitszin. Hoe kan het ook anders als je bruto binnenlands product (BBP) zo keldert. De leemte in het debat biedt echter een kans voor de sociaaldemocraten om aansluiting te zoeken bij de andere zijde in het macro-economische debat.

Wat we evenwel zien is dat sociaaldemocratische politici zich beperken tot een morele kritiek op de huidige maatregelen, m.n. dat ze de burgers van de diverse noodlijdende landen treffen. Veel centrumkiezers hebben (deels) terecht een gevoel dat de hervormingen van diverse scheefgetrokken transfermechanismen binnen die Zuid-Europese landen niet meer dan fair zijn. Het is dus niet onlogisch dat de huidige (centrum-)rechtse meerderheid in Vlaanderen en op het federale niveau, ondanks het gekibbel binnen de regeringen, het zo gemakkelijk heeft. Door juist hun fairness argument te miskennen verwerpt de oppositie de kans om de dominante stroming van het kiespubliek aan te spreken.

Een evenwichtig debat vereist dus dat sociaaldemocratische politici beseffen dat de speeltijd voorbij is. Concreet betekent dit dat de hiaat van hun economische geloofwaardigheid moet opgevuld worden. Tot dusver kwam de economische geloofwaardigheid in het publieke debat volledig bij de rechterzijde te liggen. Ook al waren de uitkomsten lang niet in lijn met de beoogde resultaten (bv. BBP groei in Griekenland), toch zorgt dit in de publieke opinie niet voor een deuk in hun geloofwaardigheid. Het is aan de sociaaldemocratie om haar eigen geloofwaardigheid op te krikken door een politieke stem te geven aan de niet gehoorde macro-economische argumenten.

Zoals socioloog Mark Elchardus het in 2013 zo mooi verwoordde, moeten de sociaaldemocraten hard durven uithalen. Ze moeten durven de rechtse intuïties van fairness over te nemen en daarnaast de zware voorstellen inhoudelijk van antwoord te voorzien. Zo kunnen ze wijzen op het feit dat de tot dusver gebruikte recepten niet resulteerden in de beoogde doelstelling om de groei binnen de Eurozone of bijvoorbeeld het Griekse (politieke en economische) stelsel op orde te brengen. In plaats van de broeksriem nog verder aan te trekken is het misschien tijd om te gaan kijken naar alternatieven.

Daarmee verliezen ze hoogstwaarschijnlijk de stem van de stedelijk progressieve kiezers. Recent post-electoraal onderzoek door het Instituut voor Sociaal en Politiek Opinieonderzoek (ISPO) van de KU Leuven toont echter aan dat het groeipotentieel voor een sociaaldemocratische partij zoals SP.A hoe dan ook niet (meer) bij hen ligt. Elke partij met de ambitie om een brede volkspartij te zijn moet juist de centrumkiezers kunnen overtuigen. Het is aan kersvers voorzitter John Crombez om over te schakelen naar een hogere versnelling, als hij zijn ambitie om SP.A naar 20% te loodsen wil waarmaken.

t.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content