Ignace Demaerel

Godsdienst is een even fundamentele behoefte als seks

Ignace Demaerel Godsdienstleraar en auteur

Enkele gruwelijke seksschandalen maken toch niet dat mensen stoppen met seks te bedrijven, dat de media seks gaan doodzwijgen of dat de overheid seks uit de publieke sfeer bant? Waarom dan wel met godsdienst?

Politieke partijen beginnen zich de laatste tijd steeds meer bewust te worden dat ze een “verhaal” mankeren… Men doelt hierbij op de ideologische leegte die alom aangevoeld wordt, het gebrek aan iets wat mensen écht inspireert en laaiend enthousiast kan maken. Alleen weten ze niet hoe… Je kan dit ook moeilijk uitbesteden aan een reclamebureau, hé? Haha, stel je even voor: “Dit is ons partijprogramma, zoek ons snel een groot verhaal dat bij ons past waardoor de kiezers weer voor ons op de barricades zullen klimmen “zoals in de goede oude tijd”: misschien boeddhisme, confucianisme…?”. Nee, zo werkt dat niet. Dat is de kar voor het paard spannen.

Maar deze leegte maakt deel uit van een veel breder maatschappelijk probleem. Ik las ooit in een tijdschrift een titel over “geestelijk analfabetisme”: een vreemde uitdrukking die iets bij mij triggerde toen ik hem voor het eerst las, maar ik voelde snel een heel diepe herkenning bij het verder lezen, tot ik voor mijzelf concludeerde: we zitten met een ontstellend hoog aantal geestelijke analfabeten in ons land! Waar gaat het om?

We zijn met zijn allen ideologisch en levensbeschouwelijk heel arm aan het worden, misschien wel onderontwikkeld. Bij het onderwerp “godsdienst” en “geloof” voelen we ons heel ongemakkelijk: we vinden de juiste woorden niet, weten niet meer wat we bedoelen wanneer we over “God” praten, over de hemel, hiernamaals, over zingeving en waarden. We hebben de fijne begrippen niet (meer) of we kunnen ons er zo weinig bij voorstellen. Onze geestelijke verbeelding is verschraald; we praten liever over de dingen die “voor de hand” liggen, het weer, de stijgende prijzen en de nieuwste kookrecepten. Onze diepste levensvragen (“Waar doen we het allemaal voor???”) komen zeer zelden naar boven. Door ons jachtig leven is er ook bijna nooit tijd om hier eens langer en dieper over door te bomen.

En toch, als we het eens een zeldzame keer doen, voelen we iets wakker worden in ons dat a.h.w. al lang geen eten meer gekregen heeft. Want eigenlijk hebben we die vragen wél! Maar we stoppen ze weg, verdringen ze, of ze raken bedolven onder de druk van de dringende dingen, onder de tirannie van de deadlines. Je kan het vergelijken met emotionele armoede (wat vooral voorkomt bij mannen): veel mensen kunnen hun gevoelens niet uiten en beginnen zich zeer ongemakkelijk te voelen als er (hevige) emoties naar boven komen. Als je in een heel harde omgeving opgroeit waar emoties nooit getoond mogen worden, verleer je om te gaan met een deel van jezelf: je kan dit lang negeren en onderduwen, maar het komt toch weer naar boven zoals kurk in water. Maar een mens kan echt léren om zijn emoties te onderkennen, te benoemen en naar boven te halen, en hij wordt er een béter mens door!

Zo is het ook met geestelijke armoede die typisch is voor het “moderne” westen: enkele eeuwen rationalisme hebben onze geestelijke zintuigen versmoord, onze spirituele fijngevoeligheid verschroeid. We zijn dan wel trots op onze Verlichting, maar zien niet in dat onze koude wetenschappelijk-technische ingesteldheid onze behoefte aan spiritualiteit verplettert, ja, zelfs verdacht maakt. We leven als het ware in een geestelijke woestijn: waar hoor je nog echt praten over geloof en levensbeschouwing, over de zin van het leven? Alleen privé en in de kerk!? Maar thuis wordt daar bijna nóóit over gepraat, en steeds minder mensen gaan naar de kerk, en in de kerk mogen mensen alleen passief luisteren: zo verleren we collectief onze spirituele dimensie, en als ze wel ter sprake komt, voelen we ons als een olifant in een porseleinkast. En dit geldt ook voor mensen die zich als niet-gelovig beschouwen, want on-geloof is ook een vorm van geloof, en atheïsten moeten evenzeer hun niet-geloof in vraag kunnen en durven stellen. Want evenzeer als er weinig gelovigen zijn die hun geloof zinvol kunnen verwoorden, ken ik ook weinig atheïsten die hun niet-geloof met steekhoudende argumenten kunnen verdedigen.

De media helpen hier ook absoluut niet in. Op enkele zeldzame uitzonderingen na, wordt in films geloof ofwel bespottelijk voorgesteld ofwel doodgezwegen: het is alsof dit wezenlijke deel van het leven eruit weggeknipt wordt (een soort “censuur”?). Natuurlijk speelt hier achter de schermen het commerciële karakter van het film-medium: ze willen religieus neutraal blijven, want anders zouden ze misschien kijkers verliezen. Tja, als het om geld gaat… Maar de vragen die er écht toe doen, krijgen op tv bijna nooit een platform, tenzij in aparte religieuze programma’s heel laat ’s avonds. En als er in een show al eens even ruimte voor is, moet het in één-twee zinnen, in oneliners, maximum 15 seconden.

En als mensen dan over hun al-of-niet-geloof praten, dan zeggen velen: “ik geloof wel dat er iets is, hoor.” Fijn, en maakt dat je dan toch een gelovige? Dit is de nieuwe wijdverspreide, snelgroeiende godsdienst van het “ietsisme”! Maar ik heb nog nooit een “iets”-kerk gezien: ik vermoed dat deze aanhangers hun godsdienst op zondagmorgen in bed beoefenen. Waarom doen deze iets-aanbidders dan nauwelijks moeite om erachter te komen wie of wat dat Iets is? “Een kracht”? Ja, kan het nog vager? Hoe mistiger, hoe liever? Sommigen voelen zich er beter bij om in een God te geloven zolang die maar héél ver weg blijft. Dit praten over geloof gaat niet veel verder dan wat krabben aan de oppervlakte. Is er dan niemand die een beetje dóórvraagt?

Maar de geestelijke dimensie is zelfs niet weg te schrappen uit onze taal. Ook niet-gelovigen gebruiken regelmatig bovennatuurlijke begrippen (maar geven er dan een heel andere inhoud aan). Ze spreken over “voetbalgoden”, “weergoden”, over mensen die met hun innerlijke “demonen” moeten afrekenen, over een “demonisch” regime, over de “tijdgeest” en het “spook” van het fascisme, over een “betovering”, en de “wonderen” van de natuur enz. Het bovennatuurlijke is niet weg te gommen uit de realiteit, getuige ook de explosie van films en boeken over spoken en kabouters, heksen en tovenaars, paranormale krachten en horror, soms tot in het ziekelijke toe. De honger naar het bovennatuurlijke is onstuitbaar, maar als hier geen gezonde context voor is, komt het op een verwrongen of geperverteerde manier naar boven.

Je kan natuurlijk makkelijk enkele redenen bedenken waaróm geloof uit het openbare leven weggedrukt wordt: is het een tegenreactie tegen de tijd dat geloof opgedrongen werd, dat het met de paplepel werd ingegoten, of je wou of niet…? Maar deze tijd is nu toch al lang voorbij? Dit geldt toch alleen voor 50-60-plussers die dat nog meegemaakt hebben en een weerzin/allergie hebben gekweekt tegen georganiseerde religie? Waarom blijft de spreekwoordelijke slinger dan nog altijd helemaal links hangen in plaats van weer naar het midden te komen? Ik heb in dit opzicht meer hoop voor de jongere generatie… Of, haalt men als argument aan: de publieke sfeer moet “neutraal” zijn. Dit is ook zo’n uitspraak waarvan niemand kan zeggen wat het precies betekent: moet ze dan “leeg” zijn, geen mening hebben, geen standpunt innemen over recht en onrecht, over goed en kwaad?

Dit fenomeen van niet-praten-over-je-geloof is typisch voor Europa dat soms “het oude continent” genoemd. In de VS, tonen onderzoeken, praten 48% van de mensen dagelijks op hun werk over hun geloof: hier is geen taboe rond, geen schroom, maar gezonde openheid. En ik heb het inderdaad zelf gezien toen ik er ooit was: reeds in de groepstaxi van het vliegveld naar het hotel praatte een medereiziger met de taxichauffeur al over naar welke kerk hij ging… In Afrika is dit net hetzelfde: godsdienst is een normaal, dagelijks gespreksonderwerp, waar men niet krampachtig over doet. Ik heb hoge politici in een publieke toespraak over God en geloof horen spreken, waar niemand enige aanstoot aan nam. Zijn zij in Afrika uitermate naïef of zijn wij in Europa uitermate schizofreen?

Maar we hoeven zelfs zover niet te gaan. In België is dit nog een graad erger dan bijv. in Nederland: ik was eens een lezing gaan geven voor een groep studenten in Maastricht (een klein beetje over de grens!) en ik was positief verbaasd over de openheid waarmee zij directe vragen stellen over geloof en God. Natuurlijk zijn Nederlanders sowieso een stukje assertiever dan wij Belgen, maar ik vond het een bevrijdende ervaring. Er was weinig gêne over dit onderwerp, en moeilijke vragen werden niet uit de weg gegaan. Of een andere illustratie: onlangs ontmoette ik in Brussel op straat een Marokkaanse man, en binnen vijf minuten hadden we een zeer open en diepgaand gesprek over christendom en islam: hij was zeer direct in zijn vragen, maar niet aanvallend… Met deze Marokkaanse moslim kon ik gemakkelijker over geloof praten dan met een Belgische katholiek!

Voor mensen die wél bewust geloven is het heel moeilijk om met deze gespletenheid om te gaan. Gelovigen voelen zich vaak gemuilkorfd. Ik ken bijv. een jonge vrouw voor wie geloof heel veel betekent in haar dagelijks leven en waar ze veel kracht en vreugde uit put; ze werkt in een katholieke psychiatrische instelling, maar ze mag daar met de patiënten (vooral tieners) met geen woord over God of geloof reppen! Wat een kunstmatige scheidingsmuur: datgene wat haar het meeste helpt om haar eigen leven inhoud te geven, mag ze niet delen! Ze ziet a.h.w. die getormenteerde jongeren voor zich, maar het beste nieuws moet ze verzwijgen: ze moet haar tong afbijten.

Zoals er vroeger een taboe was om over seks te praten, zo gaat dat nu met godsdienst. Maar godsdienst is een even fundamentele behoefte van de mens als seks, en er niet openlijk over praten heeft voornamelijk tot gevolg dat mensen hun informatie gaan halen uit vermengde bronnen en er dus verwrongen beelden over krijgen. Alle ontspoorde, fanatieke en sektarische vormen van religie komen dan weer zó overvloedig in de media, dat men een angst voor religie in het algemeen aankweekt. Maar hoe werkt dat dan bij seks? Enkele gruwelijke seksschandalen maken toch niet dat mensen stoppen met seks te bedrijven? Of dat de media seks gaan doodzwijgen? Of dat de overheid seks uit de publieke sfeer bant? Waarom dan wel met godsdienst?

Níet praten over je geloof en levensovertuigingen blijft vreemd en onnatuurlijk. Het brengt een spirituele verarming en leegte mee. De schijnbaar complete zinloosheid van alles kan sommige mensen zo massaal overvallen dat de stoppen doorslaan en ze de bizarste dingen uithalen. Is het leven totaal doelloos? Voor alles stellen we doelen (in politiek, economie, onderwijs…), maar als het gaat om de wezenlijkste vragen, over het leven zelf, “is er geen doel”? Geloof je dat nu echt, of praat je iedereen maar na, of probeer je het jezelf wijs te maken? Of is dat de dooddoener waarmee we onszelf drogeren? Sommigen proberen dit gat te vullen met filosofie; filosofie stelt de belangrijke vragen wel, maar elk antwoord wordt weer in vraag gesteld. Filosofie inspireert niet zoals godsdienst, zal nooit die enthousiasmerende kracht van geloof kunnen hebben, maar maakt eerder cynisch en relativistisch.

De echte inhoudelijke dialoog tussen de godsdiensten en wereldbeschouwingen wordt zeer zelden gevoerd. Meestal worden deze vragen zelfs niet meer gesteld, omdat we er geen raad mee weten. We zijn misschien bang voor die dialoog omdat we de ander niet willen kwetsen of aanvallen, omdat we schrik hebben dat hij zich aangevallen zal voelen. Zeer weinigen kunnen hier genuanceerd over praten: vaak wordt een harde stelling geponeerd, zeer veralgemenend, en het gesprek stokt al van bij het begin, omdat de ander in zijn loopgraven gedwongen wordt. Uit angst voor een mini-godsdienstoorlog, zwijgen we erover in alle talen, of we zeggen heel verzoenend en algemeen dat “alle religies gelijkwaardig zijn” om rond de hete brij te draaien, maar we weten tegelijk allemaal dat dit ook niet waar is, en dat niemand hier recht mee gedaan wordt. Zo blijven we wel op onze honger zitten. En toch kan een diep geestelijk gesprek enorm deugd doen: een diepere snaar wordt aangeraakt, diepere vragen opgeroepen. Als dit onontgonnen of verwaarloosde gebied wordt aangeboord, worden we er betere mensen van, meer compleet, beter in ons vel zittend.

“Maar als ik de dialoog aanga, gaat die ander dan niet proberen mij te bekeren?” Misschien wel, maar wat dan nog? Zorg maar dat je sterk genoeg in je schoenen staat! Of probeer jij dan hém te bekeren! Raak bevrijd van je analfabetisme! Het is zelfs normáál dat je wil overtuigen, dat je iets kwijt wil over je passies! We willen allemaal elkaar beïnvloeden – laten we eerlijk zijn: communicatietheorieën leren ons dat we zelfs niet kúnnen niet-beïnvloeden; zelfs als we zwijgen beïnvloeden we nóg. Tegen mensen zeggen: “je mag anderen niet proberen te beïnvloeden of te overtuigen” is complete nonsens. Als iemand “goed nieuws” heeft, wil hij dat toch met iedereen delen!? Als iemand God gevonden heeft en antwoorden op zijn diepste vragen, hoe verwacht je dat hij dat voor zichzelf houdt? Maar we moeten even sterk beseffen dat geloof opdringen geen enkele zin heeft: het houdt toch geen stand. Een geestelijk debat moet je met geestelijke wapens aangaan: met woorden, de kracht van argumenten, en een open geest. Verbaal geweld of intimidatie of schuldgevoelens verpesten het veilige klimaat dat hiervoor nodig is.

Kortom, ik pleit voor mondige en bewuste gelovigen die weten wát ze geloven en waaróm, die hier open over kunnen praten zonder op te dringen. Het zal bevrijdend zijn voor iederéén.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content