Ziekenhuisdirecteur Paul D’Otreppe: ‘We moeten nu een plan hebben voor de volgende covid’

© BELGAIMAGE

De invoering van de ziekenhuisnetwerken op 1 januari heeft meteen haar nut bewezen tijdens de coronacrisis. Voor ziekenhuisdirecteur Paul D’Otreppe is het nu tijd voor een volgende stap.

Ook in Namen was het alle hens aan dek bij de uitbraak van de coronacrisis. Het Naamse ziekenhuiswerk, waartoe onder andere de Clinique Saint-Luc Bouge behoort, reorganiseerde zich meteen om covid-patiënten op te vangen. Zoals elders in het land werden niet-essentiële zorgen uitgesteld en ging alle aandacht naar het beveiligd opvangen en begeleiden van coronazieken.

De Waalse ziekenhuizen zijn sinds 1 januari 2020 in 8 ziekenhuisnetwerken georganiseerd (de Brusselse in 4 en de Vlaamse in 13). Die hervorming maakte deel uit van de hertekening van het ziekenhuislandschap door minister Maggie De Block (Open VLD). Het doel was de samenwerking tussen ziekenhuizen binnen 1 netwerk te optimaliseren en te rationaliseren.

Vlotte samenwerking

Dat lijkt vlot gelukt in Wallonië. ‘Het nut van de ziekenhuisnetwerken is meteen gebleken in de coronacrisis: samenwerken is cruciaal’, zegt Paul D’Otreppe, directeur van de Clinique Saint-Luc Bouge en voorzitter van de Belgische Vereniging van Ziekenhuisdirecteurs. Het Naamse ziekenhuisnetwerk was daardoor voorbereid op onder andere een vlotte transfer van patiënten van het ene naar het andere ziekenhuis binnen het netwerk, of voor de verdeling van beschermingsmateriaal, zoals alcoholgel.

Ook het telewerken vond vlot ingang. ‘Thuiswerken was voor de pandemie minder vanzelfsprekend, omdat een controle wegvalt. Die mentaliteit is duidelijk veranderd. De computer kreeg een centralere plaats.’

Wat D’Otreppe wel frustrerend vindt, is dat de uitwisseling van patiëntengegevens tussen verschillende netwerken en de eerste lijn achterophinkt. ‘De digitalisering verloopt tergend traag, terwijl ze zo veel voordelen kan bieden voor de gezondheidszorg.”‘

‘De pandemie heeft in de verf gezet wat essentieel is voor ziekenhuizen: zorg, kwaliteit en veiligheid’, stelt D’Otreppe vastberaden. Om behoorlijk te kunnen werken, moeten ook zorgverleners zich veilig voelen. Dat besefte D’Otreppe ten volle toen hij in het begin van de coronacrisis de angst bij sommige artsen zag. ‘Eigenlijk kun je zo’n pandemie vergelijken met oorlog’, zegt hij. ‘Je weet niet waar het naartoe gaat, mensen zijn bang, je neemt risico’s en je dreigt controle te verliezen. Dat doet een systeem op zijn grondvesten daveren.’

Evenwichtsoefening

Paul D’Otreppe vindt dat de ziekenhuizen alles in het werk gesteld hebben om covid-19-patiënten zo goed mogelijk op te vangen en dat dat, ondanks veel tekortkomingen, behoorlijk is gelukt. ‘Het komt er nu op aan een plan te hebben voor een volgende covid’, klinkt het.

Er is veel tijd verloren met hervormingsplannen binnen de ziekenhuizen. De overheid wil regels opleggen, terwijl artsen en ziekenhuizen hun terrein blijven verdedigen. ‘De huidige ziekenhuiscultuur is een evenwichtsoefening tussen die verschillende krachten’, legt hij uit. ‘Er worden compromissen uitgewerkt, en daarbij zijn we 1 speler uit het oog verloren: de patiënt. Als de gezondheidszorg de patiënt centraal wil stellen, zoals ze al jaren beweert te doen, dan moet ze in haar geheel hervormd worden.’

Ziekenhuisdirecteur Paul D'Otreppe: 'We moeten nu een plan hebben voor de volgende covid'

D’Otreppe denkt dat dat niet haalbaar is met het huidige financieringssysteem, dat hoofdzakelijk gebaseerd is op vergoedingen per prestatie. ‘De financiering moet beter afgestemd worden op behaalde resultaten en op kwaliteit van zorg’, vindt hij. ‘Huisartsen, ziekenhuizen en universitaire ziekenhuizen moeten ook nauwer samenwerken.’

‘Zoals de klimaatopwarming de industrie dwingt om bepaalde veranderingen door te voeren ten gunste van onze planeet, zo zou deze pandemie een hefboom kunnen zijn om de gezondheidszorg te hervormen ten gunste van de patiënt’, besluit D’Otreppe. Gelooft hij dat het zo’n vaart zal lopen? ‘Ik vrees ervoor, maar ik durf het wel te hopen.’

Marleen Finoulst en Thomas Detombe

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content