Overlevingskansen kanker stijgen

Een kanker vroegtijdig ontdekken, is meestal, maar niet altijd beter. Het vergroot ook niet altijd de overlevingskansen. Soms ben je zelfs langer ziek.

De Stichting Kankerregister verzamelt gegevens over alle nieuwe kankergevallen in België. De stichting bundelt geregeld haar informatie in een publicatie. De meest recente gegevens staan in “Cancer Incidence in Belgium 2008“. De cijfers zijn hoopgevend.

De 5-jaarsoverleving voor alle kankers is tijdens het laatste decennium (vergelijking 1999-2003 met 2004-2008) bij mannen gestegen van 55 naar 61% en bij vrouwen van 65 naar 68%. Verder blijkt uit het register dat indien een kanker in een vroeg stadium ontdekt werd, de overlevingskans voor de patiënt hoger was. De vijfjaarsoverleving, d.i. het gemiddelde percentage patiënten dat vijf jaar na de diagnose nog leeft, verschilt sterk naargelang het type kanker.

De laagste cijfers zijn voor long-, longvlies- en pancreaskanker, een middelmatige vijfjaarsoverlevingskans is er bij bijvoorbeeld strottenhoofd-, dikkedarm-, en baarmoederhalskanker, en een grote kans om vijf jaar te overleven is er bij melanoma (huidkanker), borst-, prostaat-, teelbal- en schildklierkanker. Concreet wil dit zeggen dat iemand die teelbalkanker krijgt 96% kans heeft om vijf jaar na diagnose nog te leven, iemand met dikkedarmkanker 63% en iemand met longvlieskanker slechts 5%.

Naast het type kanker blijkt de uitgebreidheid van de ziekte bij diagnose een belangrijke rol te spelen voor de prognose: hoe vroeger de tumor ontdekt en behandeld wordt, des te hoger de overlevingskans voor de patiënt is. De resultaten voor maligne melanoma illustreren dit goed. Als deze tumor bij een vrouw in stadium I ontdekt wordt, is de vijfjaarsoverlevingskans bijna 100%, voor stadium IV is dit slechts 28%. Dit onderstreept het belang van vroegtijdige ontdekking.

Niet alle tumoren over zelfde kam

Sommigen trekken hieruit de conclusie “hoe vroeger een kanker ontdekt wordt, hoe beter”. Het klinkt merkwaardig, maar de cijfers uit het Kankerregister laten niet toe dit te stellen. Het feit dat de overlevingskans hoger is, betekent niet noodzakelijk dat dit voor de patiënt beter is. Overlevingskans en sterftekans zijn niet noodzakelijk dezelfde. Stel dat 2 mannen in het jaar 2000 een identieke prostaatkanker hadden.

Bij Piet Swartkyckers wordt de kanker ontdekt dankzij een PSA screening, en hij ondergaat hiervoor een heelkundige behandeling. Jan Sorgheloose weet dan nog van niets. In 2007 krijgt hij echter klachten bij het wateren en de prostaatkanker wordt ontdekt. Hij wordt hiervoor meteen behandeld. In dezelfde periode krijgt Piet ook terug problemen van de kanker waarvoor hij 7 jaar eerder behandeld was. In 2011 overlijden beide mannen als gevolg van prostaatkanker. Zij hadden in 2000 een identieke kanker en beiden sterven in 2011. Piet heeft nog 11 jaar geleefd na de diagnose en Jan slechts 4 jaar.

De overleving van Piet is veel beter, maar de sterfte is voor beide mannen dezelfde. Bovenstaande redenering is niet louter van theoretisch belang. Door het toenemend succes van screeningcampagnes is het niet denkbeeldig dat er in de periode 2004-2008 meer toevallig ontdekte kankers (van het type Piet Swartkyckers) geregistreerd werden dan in de periode 1999-2003. Een betere overleving van kankers uit 2004-2008 is dus voor de betrokken patiënten niet noodzakelijk beter. Het is trouwens momenteel nog steeds geen uitgemaakte zaak of screening op prostaatkanker daadwerkelijk leidt tot een lagere sterfte.

Marleen Finoulst (Bodytalk) / Hans Van Brabandt, directeur Cebam

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content