Je hoort het goed: aan slechthorendheid is bijna altijd iets te doen

© getty
Carine Stevens Freelancejournalist

Zowat 1 op de 6 mensen kampt met gehoorproblemen. Het goede nieuws: aan slechthorendheid kan haast altijd iets gedaan worden en de hulpmiddelen worden steeds gesofisticeerder.

In winkels en tijdens vergaderingen heb je vaker moeite om te verstaan wat iemand zegt. Je sakkert op die vermaledijde mondmaskers, maar in je thuisbubbel gebeurt hetzelfde – regelmatig gaan flarden van de tafelgesprekken de mist in, en aan de reacties van je huisgenoten merk je dat je soms opmerkingen maakt die kant noch wal raken. Gezellig op café of restaurant gaan? Geroezemoes, muziek en achtergrondgeluiden maken het zo goed als onmogelijk om nog een zinnig gesprek te voeren.

Een persoon met gehoorproblemen kunnen we bijna altijd een stukje verder helpen.

Vincent Van Rompaey, NKO-arts in het UZ Antwerpen

Het is een herkenbaar plaatje voor veel mensen: 1 op de 6 Belgen heeft te maken met gehoorverlies. En nee, het gaat niet alleen om senioren. ‘Het risico op gehoorproblemen stijgt naarmate je ouder wordt, maar slechthorendheid is van alle leeftijden’, stelt professor Vincent Van Rompaey, NKO-arts in het UZ Antwerpen. Nog een boodschap die hij graag benadrukt: het gehoor verbeteren lukt bij haast iedereen. ‘Het is een zintuig dat vrij goed behandeld kan worden. Een persoon met gehoorproblemen kunnen we bijna altijd een stukje verder helpen.’

Verlies van haarcellen

Om te weten welke oplossing het meest geschikt is, moet eerst achterhaald worden waar het probleem zit. Is er iets mis met de gehoorgang of met het trommelvlies, dat de binnenkomende trillingen moet doorgeven aan de gehoorbeentjes? Worden de trillingen daar voldoende versterkt? Komen ze vervolgens goed binnen in het met vloeistof gevulde slakkenhuis? Doet de golfslagbeweging van die vloeistof de haarcellen in het slakkenhuis trillen? Activeert de elektrische stroom die zo ontstaat de gehoorzenuw, die op haar beurt in verbinding staat met de hersenen? En worden deze signalen door het brein zodanig verwerkt dat je effectief begrijpt wat je hoort? In elk van die stappen in het hoorproces kan iets fout lopen, en elk probleem vraagt om een andere aanpak.

Ouderdomsslechthorendheid kan prima verholpen worden met een hoortoestelletje dat je in of achter het oor draagt. Dat toestelletje werkt als een luidspreker: het versterkt de geluiden die niet meer hoorbaar zijn.
Ouderdomsslechthorendheid kan prima verholpen worden met een hoortoestelletje dat je in of achter het oor draagt. Dat toestelletje werkt als een luidspreker: het versterkt de geluiden die niet meer hoorbaar zijn.© GETTY

‘Bij ouderdomsslechthorendheid is er niets aan de hand met de gehoorgang, het trommelvlies of de gehoorbeentjes’, zegt Vincent Van Rompaey. ‘Het probleem is meestal te wijten aan het verlies van haarcellen in het slakkenhuis. In de loop van je leven verlies je haarcellen, en hoe meer je er kwijtraakt, hoe minder goed je hoort. Vooral op de hoge tonen treedt gehoorverlies op. Ouderdomsslechthorendheid kan prima verholpen worden met een hoortoestelletje dat je in of achter het oor draagt. Dat toestelletje werkt als een luidspreker: het versterkt de geluiden die niet meer hoorbaar zijn.’

Hoorapparaat op maat

Door de digitale revolutie zijn de huidige hoorapparaatjes niet alleen kleiner en lichter dan enkele decennia geleden, ze zijn ook voorzien van allerlei technologische snufjes. Zo zijn er richtingmicrofoons: ze versterken de geluiden in de kijkrichting. Je kunt hoorapparaten koppelen aan je smartphone, waardoor je ermee kunt telefoneren of naar muziek luisteren. Of je kunt het programma zodanig aanpassen dat je in een kamer met veel geroezemoes 1 persoon goed hoort. ‘Vanaf een verlies van 40 decibel is er een terugbetaling van 600 euro door het ziekenfonds. Die terugbetaling geldt per hoortoestel, dus per oor, want soms is er slechts aan 1 kant gehoorverlies’, zegt Van Rompaey. ‘Sowieso moet je erop rekenen dat een hoorapparaat meer kost dan 600 euro. En aan alle snufjes en accessoires hangt uiteraard een prijskaartje.’

Je hoort het goed: aan slechthorendheid is bijna altijd iets te doen

Een hoorapparaat koop je in een hoorcentrum, waar een audicien het toestel helemaal afstemt op je persoonlijk gehoorverlies. Heb je vooral een verlies in de hoge tonen, dan zal daar meer worden versterkt. Er is ook altijd een proefperiode voorzien om je hoortoestel uit te testen. ‘Er komen steeds meer hoorcentra in ons land’, zegt Van Rompaey. ‘Niet alleen omdat er door de vergrijzing steeds meer potentiële klanten zijn, maar ook omdat het besef groeit dat een goed gehoor belangrijk is voor je levenskwaliteit. De drempel om een hoortoestel uit te proberen is kleiner geworden.’

Cochleair implantaat

Een hoorapparaat werkt goed bij een gehoorverlies van 40 tot 70 decibel. Is het gehoorverlies groter, dan kan een hoortoestel dat niet meer opvangen: het geeft wel nog versterking, maar geen zogenaamd spraakverstaan meer. In dat geval kan een cochleair implantaat aangewezen zijn. Het vervangt de werking van het oor door de gehoorzenuw rechtstreeks aan te sturen. Een cochleair implantaat bestaat uit 2 delen die bij elkaar worden gehouden door een magneet. Eén deel zit aan de buitenkant: de microfoon vangt het geluid op, waarna een spraakprocessor het geluid verwerkt tot een code. Die code wordt naar het inwendige deel gestuurd: een elektrode die geïmplanteerd werd in het slakkenhuis. Van daar uit worden de signalen via de gehoorzenuw doorgestuurd naar de hersenen. ‘We brengen al cochleaire implantaten in bij kinderen jonger dan een jaar’, vertelt Van Rompaey. ‘In ons land worden alle pasgeboren baby’s systematisch gescreend op gehoorverlies en indien nodig doorgestuurd naar een gespecialiseerde dienst. Daardoor zijn we er snel bij: als het vermoeden bestaat dat een hoortoestel niet voldoende is, kan al voor de leeftijd van 1 jaar gekozen worden voor een cochleair implantaat. Hoe vroeger, hoe beter. Dankzij de techniek maken kinderen met ernstig gehoorverlies meer kans op een vlottere spraak- en taalontwikkeling en kunnen ze vaak naar het reguliere onderwijs.’

Is het gehoorverlies groter dan 70 decibel, dan kan een hoortoestel dat niet meer opvangen: het geeft wel nog versterking, maar geen zogenaamd spraakverstaan meer. In dat geval kan een cochleair implantaat aangewezen zijn.
Is het gehoorverlies groter dan 70 decibel, dan kan een hoortoestel dat niet meer opvangen: het geeft wel nog versterking, maar geen zogenaamd spraakverstaan meer. In dat geval kan een cochleair implantaat aangewezen zijn.© GETTY

Onbekend is onbemind

Ook slechthorende volwassenen kunnen baat hebben bij een cochleair implantaat. En dat is veel minder bekend, aldus Van Rompaey. ‘Slechts 10 procent van alle volwassenen voor wie het een oplossing kan zijn, komt uiteindelijk uit bij een cochleair implantaat. Hoe dat komt? Mensen denken soms dat het vooral voor kinderen bedoeld is, of peperduur is of een erg moeilijke operatie vergt. Maar als je voldoet aan enkele criteria die in de wetgeving beschreven staan, wordt een cochleair implantaat zo goed als volledig terugbetaald. De terugbetalingscriteria werden vorig jaar bovendien versoepeld, waardoor meer slechthorenden nu in aanmerking komen. En de ingreep wordt meestal uitgevoerd in het dagziekenhuis: wie wil, kan nog dezelfde dag naar huis. Als je hoorapparaat niet meer voldoende spraakverstaanbaarheid geeft, leg je daar dan niet te snel bij neer, maar laat je doorverwijzen. Misschien is wél nog iets mogelijk.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content