Het tijdperk van de digitale medicijnen is ingegaan

© Proteus Digital Health
Trui Engels
Trui Engels Journalist Knack

Volgend jaar komt in de Verenigde Staten de allereerste digitale pil op de markt. Een revolutie in de gezondheidszorg die tegelijk ook een heleboel ethische vragen oproept.

De Amerikaanse Food and Drug Administration (FDA) heeft voor het eerst in de geschiedenis groen licht gegeven aan een minuscule sensor die ingeslikt moet worden. De chip registreert of de patiënt al dan niet zijn medicijnen inneemt.

Het digitale toestelletje dat de toezichthouder goedkeurde is Abilify MyCite, gericht op mensen met mentale aandoeningen zoals schizofrenie en bipolaire stoornis. De datums en uren van de inname van de medicatie worden bijgehouden via een smartphoneapp en met toestemming van de patiënt doorgestuurd naar de behandelende arts, alsook vier andere mensen, zoals familieleden.

De Abilify MyCite opent een nieuw tijdperk van digitale medicatie in de gezondheidszorg. De sensor registreert wanneer het in aanraking komt met maagsappen en stuurt een signaal door naar een pleister die de patiënt op zijn lichaam moet dragen wanneer er een chemische reactie heeft plaatsgevonden. Vervolgens wordt alle informatie gegroepeerd op de app op de mobiele telefoon van de patiënt en verzonden naar een algemene database die de betrokkenen kunnen raadplegen.

Wat met verzekeraars die patiënten zoveel incentives geven om de technologie te gebruiken dat het bijna dwingend wordt?

Andere bedrijven ontwikkelen momenteel naast sensoren ook visuele herkenningstechnologieën die kunnen bevestigen of een patiënt een pil op zijn tong heeft geplaatst en effectief heeft ingeslikt.

Bedoeling van deze pillen is om een gigantisch probleem aan te pakken, namelijk patiënten die niet op tijd of helemaal niet hun medicijnen innemen waardoor hun symptomen mogelijk erger worden en ze vaak in het ziekenhuis terechtkomen. Door deze gevolgen van therapieontrouw gaat in de Verenigde Staten jaarlijks zo’n 100 miljard dollar verloren.

Vooral oudere patiënten die hun medicatie al eens durven te vergeten, zouden baat hebben bij de nieuwe technologie. Maar ook het opioïdegebruik na een operatie zou op die manier beter in kaart gebracht kunnen worden.

Biomedische ‘Big Brother’

Hoewel de patiënt toestemming moet geven om zijn gegevens aan de gewenste personen te bezorgen, rijzen er vragen over de privacy. Geneesmiddelenfabrikanten krijgen een ongeziene rijkdom aan informatie over hun patiënten in handen en de vraag is uiteraard of dit wenselijk is.

Ook kunnen we niet om de onvermijdelijke ethische problemen heen. Wat bijvoorbeeld met verzekeraars die patiënten zoveel incentives geven om de technologie te gebruiken dat het bijna dwingend wordt? En misschien wordt digitale medicatie in de toekomst wel een voorwaarde voor voorwaardelijke invrijheidsstelling of voor de vrijlating uit een psychiatrische instelling?

Het is bovendien ironisch dat net mensen die gevoelig zijn voor waanvoorstellingen door de digitale pil het gevoel krijgen dat ze een biomedische ‘Big Brother’ in zich dragen. ‘Van alle aandoeningen die er zijn, hadden ze nu echt geen andere dan schizofrenie kunnen kiezen’, vraagt Paul Appelbaum van de psychiatrische afdeling van de Columbia University zich af in The New York Times. ‘Veel van deze patiënten nemen geen medicijnen omdat ze te veel bijwerkingen ondervinden of omdat ze ervan overtuigd zijn dat ze niet ziek zijn. Of ook omdat ze paranoïde symptomen vertonen tegenover hun arts en de intenties van hun arts. En dan net bij hen een systeem installeren dat signalen vanuit hun lichaam verstuurt en de arts op die manier verwittigt?’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content