Grotere onvruchtbaarheid bij dochters met ouders die familie zijn van elkaar

© Thinkstock

Er heerst een grotere onvruchtbaarheid bij dochters met ouders die familie van elkaar zijn.

Professor Fatemi van het UZ Brussel heeft het eerste onderzoek ooit gevoerd naar de impact van vruchtbaarheid bij die zogenaamde parentale co-sanguiniteit. Hij kwam tot de conclusie dat die koppels een belangrijke oorzaak zijn van de relatief grote onvruchtbaarheid in het Midden-Oosten.

Tegen dat dochters met co-sanguine ouders 20 jaar zijn, hebben ze een extreem lage ovariële reserve, de pre-menopausale waarde die normaal pas bij 40-jarige vrouwen te vinden is. Tot nu toe was enkel geweten dat kinderen van zulke ouders tienmaal meer kans hebben op aangeboren afwijkingen.

Een vijfde van de kinderen wereldwijd heeft co-sanguine ouders. In het Midden-Oosten wordt de helft van de huwelijken afgesloten tussen familieleden, een cultuurgebonden fenomeen en geen religieus.

Ovariële reserveIn het Centrum voor Reproductieve Geneeskunde (CRG) in Koeweit werden 291 vrouwen met co-sanguine ouders onderzocht op vruchtbaarheid. Tijdens de studie werd speciale aandacht besteed aan de bepaling van het AMH, een marker die bepaalt wat de ovariële reserve is. Ook het aantal eicellen werd bepaald.

Het onderzoek van professor Fatemi wordt deze week voorgesteld op het internationaal congres van de European Society of Human Reproduction and Embryology in Londen. De studie kwam tot stand in samenwerking met de universiteit van München onder leiding van professor Jan Gutermuth, die sinds januari 2013 diensthoofd dermatologie is in het UZ Brussel.

Enkele jaren geleden werd een hub van het CRG opgericht in Koeweit en begin dit jaar ook in Abu Dhabi. (Belga/INM)

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content