Vandenbroucke: ‘De ereloonsupplementen aan banden leggen, is een topprioriteit’

Minister Vandenbroucke: ‘Ik heb onlangs het remgeldplafond voor de laagste inkomens verlaagd van 450 naar 250 euro.’ © BelgaImage
Ann Peuteman

Dankzij de maximumfactuur in de gezondheidszorg krijgen jaarlijks 644.000 Belgische gezinnen hun remgeld terugbetaald. ‘Maar het systeem kan pas optimaal werken als meer zorgverstrekkers zich conventioneren’, zegt Frank Vandenbroucke.

‘De maximumfactuur is een succes’, zegt minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit). ‘Elk jaar krijgen meer dan 644.000 Belgische gezinnen gemiddeld 500 euro aan remgeld – het deel van de medische kosten dat de patiënt uit eigen zak moet betalen – terugbetaald. En dat terwijl het systeem maar een beperkte impact heeft op het budget van de ziekteverzekering.’ Twintig jaar geleden, toen hij een eerste keer bevoegd was voor Sociale Zaken, voerde Vandenbroucke zelf de maximumfactuur (MAF) in de gezondheidszorg in. ‘Onze samenleving was toen al enorm geëvolueerd’, legt hij uit. ‘Het aantal langdurig en chronisch zieken nam toe en we werden steeds vaker geconfronteerd met mensen die hun hele leven lang veel medische zorg nodig hadden. Voor die groep stapelden de remgelden die ze onder meer voor consultaties, ziekenhuisopnames en medicatie moesten betalen zich soms heel hoog op. Ik vond dat we absoluut iets moesten doen om hen te beschermen.’ Sindsdien stelt de maximumfactuur een grens aan de remgelden die gezinnen worden aangerekend. Bereiken ze een bepaald plafond, dan hoeven ze de rest van het jaar geen remgeld meer te betalen.

Het klopt niet dat supplementen vooral worden gevraagd aan mensen met een hoger inkomen.

Aanvankelijk was er nogal wat kritiek op de invoering van de maximumfactuur. Tegenstanders vonden dat het verzekeringsprincipe van de ziekteverzekering daarmee onderuit werd gehaald.

Frank Vandenbroucke: Dat kwam doordat we de maximumfactuur van bij het begin inkomensgevoelig hebben gemaakt. Voor mij was het belangrijk dat niet alleen mensen met een sociaal statuut, zoals werkzoekenden of gepensioneerden, er een beroep op konden doen. Een alleenstaande moeder met twee kinderen die deeltijds werkt, is op financieel vlak even kwetsbaar als iemand die van een uitkering leeft. Daarom hebben we ervoor gezorgd dat het plafond dat je moet bereiken om geen remgeld meer te hoeven betalen, niet van je statuut maar van je gezinsinkomen afhangt. In de ogen van sommigen vloekte dat inderdaad met het idee dat de sociale zekerheid de hele bevolking moet verzekeren en geen onderscheid mag maken op basis van inkomen. Mijn argument was dan altijd dat de maximumfactuur in wezen een soort extra verzekering is: het systeem verzekert mensen ervan dat de opeenstapeling van remgelden nooit te zwaar op hun gezinsbudget zal wegen. Dat lukt natuurlijk alleen als het bedrag dat moet worden bereikt voor de maximumfactuur in werking treedt afhankelijk wordt gemaakt van het inkomen. In de praktijk werkt dat ook. Het merendeel van de gezinnen bij wie remgelden een grote hap uit het budget nemen, krijgen vandaag effectief terugbetalingen via de maximumfactuur.

Niet iedereen profiteert daar toch evenveel van?

Vandenbroucke: Het systeem bereikt alle Belgen, zonder onderscheid. Wel is het zo dat wie het meer nodig heeft er ook meer uithaalt. Een heel groot deel van het budget voor de maximumfactuur gaat naar mensen met een laag inkomen, maar er zijn ook gezinnen met een hoog inkomen die remgelden terugbetaald krijgen. 8 procent komt zelfs uit de hoogste inkomensgroep. Het uitgangspunt is voor iedereen hetzelfde: de maximumfactuur limiteert het remgeld in principe tot een maximum van 3,5 tot 4 procent van het gezinsinkomen. Dat is ook de reden waarom ik het remgeldplafond voor de laagste inkomensgroepen onlangs van 450 naar 250 euro heb verlaagd. Voor hen lag die grens onevenredig hoog in vergelijking met die van gezinnen die het breder hebben.

De afgelopen twintig jaar zijn er steeds meer behandelingen, geneesmiddelen en onderzoeken in de maximumfactuur opgenomen. Had u die aanvankelijk over het hoofd gezien?

Vandenbroucke: Nee, we zijn gewoon voorzichtig gestart.

Veel mensen die ernstig of langdurig ziek zijn, geven aan dat de medische kosten ondanks de maximumfactuur hoog blijven oplopen.

Vandenbroucke: Dat komt vooral door de ereloonsupplementen die artsen die niet geconventioneerd zijn hun patiënten kunnen aanrekenen. Omdat dat geen officiële tarieven zijn, heeft de maximumfactuur daar geen vat op. Tellen we die supplementen bij de remgelden op, dan nemen de medische kosten voor een groot aantal gezinnen een hap uit hun totale inkomen die heel wat groter is dan de 3,5 tot 4 procent waar ik het daarnet over had. Zo wordt het beschermende effect van de maximumfactuur natuurlijk ondermijnd. Het klopt ook niet, zoals soms wordt beweerd, dat supplementen vooral worden gevraagd aan mensen met een hoger inkomen. Ook wie een armoederisico heeft of tot de middenklasse behoort, wordt er vaak zwaar door getroffen. Daarom is het een goede zaak dat we de maximumtarieven voor de ereloonsupplementen in ziekenhuizen nu voor een jaar hebben kunnen bevriezen. Maar daar mag het niet bij blijven. Voor mij is het een absolute topprioriteit om de ereloonsupplementen structureel aan banden te leggen.

Is het probleem niet dat steeds meer artsen en tandartsen niet meer geconventioneerd zijn en zich dus ook niet aan de officiële tarieven hoeven te houden?

Vandenbroucke: Dat de ereloonsupplementen nog toenemen, bewijst inderdaad dat er iets mis is met het conventiesysteem. Dit jaar hebben we een heel grote investering in tand- en mondzorg gedaan, waardoor een aantal tarieven voor tandartsen ook flink is verbeterd. We hoopten dat meer tandartsen zich daardoor zouden conventioneren en dus geen supplementen meer zouden aanrekenen. Maar dat is niet gebeurd. De bewering dat zorgverstrekkers uit de conventie stappen omdat de officiële tarieven niet volstaan, klopt dus niet helemaal. Daar moeten we ons toch eens goed over bezinnen. Het wordt tijd om te onderzoeken hoe we ervoor kunnen zorgen dat de meerderheid van de zorgverstrekkers geconventioneerd is en bijgevolg de officiële tarieven respecteert. Pas dan kan de maximumfactuur écht efficiënt zijn.

Ondertussen stellen heel wat Belgen weleens medische zorgen uit om financiële redenen.

Vandenbroucke: Dat is een probleem dat we niet in de eerste plaats met de maximumfactuur moeten bestrijden. Stellen mensen een bezoek aan de tandarts of de dokter uit, dan is dat omdat ze bang zijn voor het bedrag dat ze na afloop zullen moeten betalen. Daarom is het zo belangrijk dat elke zorgverlener sinds 1 januari kan beslissen om al zijn patiënten alleen nog het remgeld aan te rekenen. Dan hoef je als patiënt de rest van het bedrag niet meer voor te schieten tot je ziekenfonds het terugstort. Daarnaast moeten we er natuurlijk voor blijven zorgen dat het remgeld nooit te hoog wordt. Zeker niet voor medische zorg die noodzakelijk is en niet mag worden uitgesteld. Dat wil zeggen dat we het remgeld voor sommige prestaties of in bepaalde situaties misschien zelfs helemaal op nul moeten zetten. Remgeld mag nooit verhinderen dat mensen de medische zorg krijgen die ze nodig hebben.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content