‘De manier waarop we voedsel produceren wakkert nieuwe epidemieën aan’

Dat er steeds meer epidemieën door virussen en bacteriën opduiken heeft alles te maken met de manier van voedsel produceren door de agro-business, meent arts en auteur Staf Henderickx.

Sinds december 2019 zit de wereld opgezadeld met een nieuw virus, SARS-CoV-2. De Chinese viroloog Zheng-Li Shi, die de naam bat woman kreeg toebedeeld omwille van haar vele expedities naar vleermuisgrotten, bewees al in 2005 dat het SARS-virus, dat in 2003 de SARS-epidemie had veroorzaakt, afkomstig was van hoefijzervleermuizen. In 2017 waarschuwde Shi dat er vleermuizen leefden die drager waren van nieuwe gevaarlijke varianten van SARS.

Ook in zijn boek Spillover van 2012 voorspelde de Amerikaanse wetenschapper David Quammen al in 2012 deze pandemieën: ‘In elke telefoon en laptop zit coltan, dat van een mijn in de Democratische Republiek Congo komt. Om coltan te ontginnen, kapt men regenwoud waarin met uitsterven bedreigde gorilla’s en vleermuizen leven. En de arme mensen die in de coltanmijnen werken, eten bushmeat om in leven te blijven. Die hele situatie verhoogt het risico op een sprong van een ziekteverwekkend virus naar de mens.’

De manier waarop we voedsel produceren wakkert nieuwe epidemieën aan.

Veel pandemieën zijn zoönosen, infectieziekten die overgedragen worden van dieren op mensen. Meer dan twee derde van alle menselijke infectieziekten is te herleiden tot een dergelijke sprong van dier naar mens. De eerste pandemieën zoals de pest vonden hun oorsprong in dichtbevolkte steden waar gedomesticeerde dieren nauw samenleefden met de bevolking. De schrijver van Sapiens Yoav Harari noemt dit ‘de eerste sanitaire catastrofe van de agronomische revolutie’. Het Marburgvirus ontstond in 1967 in Duitsland, het Ebolavirus in 1976 in Kongo, het Aidsvirus in 1981 in de Verenigde Staten, het Nipahvirus in 1998 in Maleisië, het Hendravirus in 1995 in Australië, het coronavirus SARS eind 2002 in China en het coronavirus MERS-CoV in 2012 in Saoedi-Arabië.

En wie herinnert zich nog de paniek rond de ‘vogelgriep’ van 1997, toen een variant van het griepvirus in staat bleek van pluimvee over te springen naar mensen? Of de Mexicaanse griep in 2009, goed voor 17.483 sterfgevallen wereldwijd? Die laatste kreeg de naam ‘varkensgriep’ omdat een gelijkaardig influenzavirus bij varkens werd aangetroffen.

Kate Jones, professor biodiversiteit aan de universiteit van Londen, trekt mee aan de alarmbel: ‘Terwijl het aantal personen dat aan infectieziekten lijdt, blijft dalen, stijgt integendeel sinds 1940 het aantal epidemieën. Van de 335 infectieziekten die tussen 1940 en 2004 opdoken, vonden 60 procent hun oorsprong bij dieren’.

De nieuwe pandemieën zijn de moderne pest van de agro-business

Dat er steeds meer epidemieën door virussen en bacteriën opduiken heeft alles te maken met de manier van voedsel produceren door de agro-business. Die is constant op zoek naar nieuwe landbouwgebieden voor hun monoculturen. Daarvoor rooft ze wereldwijd schaamteloos het land van kleine boeren en vernietigt ze de laatste oerwouden. De agro-business steekt zo telkens opnieuw het vuur aan de lont voor nieuwe brandhaarden van epidemieën.

De opstoot van encefalitis en longontstekingen in Maleisië in 1998 illustreert voorbeeldig hoe een nieuw virus, in dit geval het Nipahvirus, een epidemie bij mensen kon veroorzaken. Het Nipahvirus is gehost bij vleermuizen die zich voeden met vruchten. In de jaren 1990 vestigden zich meer en meer industriële varkenskwekerijen en mangoplantages in Maleisië. Omdat de wouden massal werden gekapt voor palmolieplantages, verloren de vleermuizen hun natuurlijke habitat en verhuisden ze naar de mangoplantages. Het speeksel op half opgegeten vruchten en hun uitwerpselen vielen op de grond, waar ze door de varkens werden opgegeten. Zo verspreidde het Nipahvirus zich van het ene varken op het andere, van de ene stal naar de andere en tenslotte infecteerde het ook mensen. Om de epidemie te bekampen lieten de Maleisische autoriteiten meer dan één miljoen varkens slachten. En zo werd op het nippertje een pandemie vermeden.

There is no business like Food Business

In de voortdurende zoektocht naar winstgevende investeringen liet de bankensector met Goldman Sachs op kop op het einde van de twintigste eeuw haar oog vallen op de grootschalige landbouw. Ze voorspelde dat daar nog veel winst te rapen viel. Beleggers gingen massaal in de agro-business investeren, van productie over verwerking tot consumptie. Door de toestroom van kapitaal kent de business tot vandaag een razendsnelle uitbreiding. De grote voedselbedrijven slokken de kleinere op. Die trend heeft zelfs een nieuwe naam gekregen: foodopoly. Dat is een monsterachtige geldmachine, die de winsten uitdeelt aan CEO’s en aandeelhouders en de kosten van epidemieën en ander onheil doorschuift naar de 99 procent van de wereldbevolking. De dieren, de boeren, het ecosysteem, de mensen en vooral de armste betalen de rekening met hun gezondheid en hun portemonnee. Indien de rekening van die schade zou worden doorgerekend aan de multinationals, zouden hun productiemethodes totaal onrendabel zijn.

De laatste veertig jaar zijn meer dan 250 miljoen hectaren tropisch woud vernietigd. Voor de agro-business die de monoculturen van soja, palmbomen, mais, koffie, enz. voortdurend wil uitbreiden zijn de tropische wouden hinderpalen op hun expansie. Zij kunnen alleen denken op korte termijn om hun winstmarges te realiseren. Voor hen is de natuur – alle dieren en planten, die hun productie kunnen verstoren of schaden – de grote vijand, die ze te lijf gaan met pesticiden, bulldozers en geweren. Deze bossen bevatten een weelde aan biodiversiteit en micro-organismen met essentiële functies.

Vandenbroucke wikt, Big Pharma beschikt

Nauwelijks 10 procent van de wereldwijde onderzoeksinspanningen gaat naar de behandeling van ziekten die nochtans 90% van de globale ziekten vertegenwoordigen. Waarom neemt de farmaceutische industrie niet het voortouw in de ontwikkeling van vaccins tegen epidemieën? Vasant Narasimhan, CEO van pharmareus Novartis AG, gaf daarop zelf een eerlijk antwoord: ‘Wanneer deze epidemieën zich voordoen, is er veel belangstelling (…), maar daarna gaat de belangstelling weer verloren en trekken investeerders zich terug. Dat is de manier waarop zaken worden gedaan’. Deze pandemie was niettemin de derde epidemie met een coronavirus na SARS in 2003 en MERS in 2012. De waarschuwingen waren er, maar Big Pharma was niet geïnteresseerd. Haar onderzoek luistert naar de taal der aandeelhouders. Nu het vaccin tegen Covid-19 vooral werd ontwikkeld in universiteiten en kleine privéfirma’s kopen de farmaceutische multinationals de patenten op. En vermits zij de enigen zijn met voldoende productiecapaciteit, zijn alle westerse landen nu totaal onderworpen aan hun distributiepolitiek en prijssetting.

In maart 2016 lanceerden tropische instituten samen met Artsen Zonder Grenzen in Genève de non-profit organisatie Drugs for Neglected Deseases Initiative (DNDI). Ze stelt zich tot doel medicatie te ontwikkelen voor de behandeling van ziekten die de armste bevolkingsgroepen van de wereld treffen. Het is godgeklaagd dat ziekten als tuberculose, malaria, de slaapziekte en andere tropische ziekten miljoenen slachtoffers maken – veel meer dan Covid-19 – en dat het onderzoek voor de behandeling ervan vooral gesponsord wordt door vrijwillige giften. Een overdonderend bewijs van het falen van de vrije markt voor de wereldwijde gezondheidszorg. Elk jaar opnieuw belooft de G8-top van de acht meest geïndustrialiseerde landen werk te maken van de strijd tegen deze ziekten, maar hun bijdrage is telkens verwaarloosbaar. Ondertussen boekte het kleine DNDI succes in de behandeling van Kala azar en de ziekte van Chagas.

Geen pandemiestop zonder systeemstop!

Wat deze pandemie wel aantoont is dat regeringen de macht hebben om massale en ingrijpende maatregelen te nemen om nog grotere catastrofes te vermijden. Dus beschikken zij ook over de macht om een koerswijziging door te voeren op vlak van veeteelt, biodiversiteit en opwarming van de aarde. De wetenschappers leggen de politici duidelijk uit wat er moet gebeuren.

Al in 2008 stelden vierhonderd wetenschappers uit vijftig landen voor de Verenigde Naties samen het IAASTD-rapport op (International Assessment of Agricultural Knowledge, Science and Technology for Development), dat openlijk pleit voor agro-ecologie en boerenlandbouw als de beste investering in voedselveiligheid op lange termijn.

Het rapport kwam tot stand door de samenwerking van beleidsmakers, industrie, consumenten, wetenschappers, boeren, ngo’s en andere middenveldorganisaties. Hun besluit was duidelijk: een gediversifieerde, kleinschalige en ecologische landbouw biedt niet alleen een oplossing voor de klimaat- en biodiversiteitscrisis, maar ook voor de volksgezondheid. De boodschap is helder, maar toch blijven regeringen zweren bij een politiek die het grootschalig industrieel model van voedselproductie promoot en financieel ondersteunt.

Het blinde geloof in het neoliberalisme heeft de draak van het monopoliekapitaal vetgemest. De ongebreidelde groei van de monopolies luistert naar de wetten van concurrentie, winst en continue groei. Pandemieën, klimaatopwarming en overproductie zijn het gevolg. Die draak krijgt nu al decennia lang een vrijgeleide om de aarde en zijn bewoners op te peuzelen. Sommige regeringen, bewegingen en partijen hebben tevergeefs getracht de draak te temmen, in een kooi op te sluiten en zijn vraatzucht te controleren. Tot nu toe is dat niet gelukt. De enige overblijvende keuze om de aarde, de natuur en de mensen te redden van de ondergang is een paradigma: de toekomst van de mens, de dieren en de natuur uit de handen rukken van de vraatzuchtige winst van de monopolies. Dan kan de aarde worden teruggegeven aan de natuur, waarvan wij mensen onafscheidelijk deel uitmaken.

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content