Antibiotica onder vuur

Antibiotica kunnen levens redden. Maar als we er niet dringend zorgvuldiger mee omspringen, zijn ze binnenkort onbruikbaar. Waarom dan wel?

De eerste antibiotica kwamen op de markt in de jaren 1930 en ’40. Gaandeweg veranderden ze de wereld. Tal van voorheen dodelijke infectieziekten waren plots met een doosje pillen te behandelen. Bovendien werd het mogelijk om mensen te opereren of zelfs van een nieuw orgaan te voorzien zonder al te grote risico’s op levensgevaarlijke ontstekingen. Helaas dreigen we deze cruciale wapens in de strijd tegen ziekteverwekkende micro-organismen kwijt te raken: ze worden steeds minder efficiënt.

Dat zijn we niet gewoon van geneesmiddelen. Af en toe ontdekt men weleens een onwenselijke bijwerking die er dan toe leidt dat een vooralsnog verdienstelijk geneesmiddel uit de apotheken verdwijnt, maar over het algemeen zijn medicijnen die enkele decennia geleden hun werk deden vandaag nog even bruikbaar.

Gericht mikken

Hoe komt het dat antibiotica als het ware verslijten? De meeste geneesmiddelen grijpen in op ons eigen lichaam: ze stimuleren de aanmaak van stoffen waarin het uit zichzelf onvoldoende voorziet, elimineren de substanties die we liever kwijt zijn, en sturen zo fysiologische processen bij die uit de hand dreigen te lopen. Antibiotica doen dat niet, of toch niet rechtstreeks: ze viseren de ongemanierde micro-organismen, meestal bacteriën, die zich in ons lichaam vermeerderen zonder zich iets aan te trekken van de onaangename gevolgen die we daarvan ondervinden.

Omdat het niet de bedoeling is om daarbij ook lichaamscellen te treffen, moeten de antibiotica omzichtig te werk gaan, en dus zijn ze gewoonlijk gericht op het specifiek saboteren van een levensbelangrijk enzym of het vernielen van een specifieke bouwsteen van het beschermende omhulsel van de bacterie.

Dreamteam van microben

Aanvankelijk werkte dat prima, maar na verloop van tijd doken er steeds meer bacteriën op die weinig of geen last leken te ondervinden van een van de ooit zo meedogenloze antibiotica. Meer nog, sommige bacteriën blijken zelfs opgewassen tegen meerdere, en tegenwoordig soms zelfs tegen alle veelgebruikte antibiotica. Hoe ze daarin geslaagd zijn? Telkens als we antibiotica innemen, gaan heel wat bacteriën in ons lichaam daarvan dood. Maar vaak zijn er nog enkele die overleven, zeker als we, omdat we ons eigenlijk al beter voelen, de raad van de arts negeren dat we alle pilletjes moeten innemen.

Die overlevers zijn gewoonlijk niet de eersten de besten, maar een soort elitetroepen van microben met licht afwijkende enzymen en/of omhulsels die het best opgewassen waren tegen het antibioticum in kwestie. Ze gaan zich opnieuw vermenigvuldigen en zullen zich vroeg of laat, in hetzelfde lichaam of een ander dat ze ondertussen wisten te besmetten, opnieuw manifesteren. Waarop dan weer een antibioticakuur volgt, een nieuwe selectieproef.

Kweekrijp in de stallen

Uiteindelijk krijgen we bacteriën die door geen enkel paardenmiddel nog klein te krijgen zijn. Dat is gevaarlijk, en het is nog erger dan je denkt, want bacteriën zitten niet stil. Om te beginnen reizen ze in deze geglobaliseerde wereld gratis en voor niks (want op jouw kosten) de hele aardbol rond. Bovendien zitten de genen die hen onkwetsbaar maken voor antibiotica vaak op losse DNA-fragmenten, die ze gemakkelijk kunnen doorgeven aan andere bacteriën. Of die ze laten slingeren, zodat zelfs nauwelijks verwante bacteriën er zich van kunnen bedienen.

Daarnaast wordt zowat de helft van de geproduceerde antibiotica gebruikt in de veeteelt, om te vermijden dat de vaak dicht op elkaar gestouwde dieren ziek worden, en omdat dieren die zo kunstmatig van alle microbiële indringers ontdaan worden sneller groot en sterk en slachtsrijp worden. De kweekvijver voor onoverwinnelijke bacteriën beperkt zich dus niet tot de lijdende lichamen van mensen die al dan niet terecht antibiotica nemen, maar strekt zich uit over talloze stallen en hokken vol kippen, koeien en varkens.

Noodzaak op de weegschaal

Kunnen we dan niet gewoon nieuwe antibiotica maken? Dat kan, in principe, maar het loopt niet van een leien dakje: vóór 1970 werden er 12 afzonderlijke klassen van antibiotica ontdekt, en sindsdien zijn er nog maar 2 bijgekomen. Farmaceutische bedrijven staan niet te springen om te investeren in onderzoek: het kost ontzettend veel tijd, antibiotica zijn maar beperkt houdbaar, en bovendien zien dokters en overheidsinstanties eindelijk in dat we er beter zuinig mee zijn. Het is dus interessanter om te focussen op middelen tegen de welvaartsziektes waar we nog vele decennia mee zullen worstelen. De laatste jaren werden er enkele initiatieven opgestart waarbij overheden en internationale organisaties samenwerken met wetenschappers en bedrijven om de zoektocht wat aan te zwengelen. Maar de tijd dringt.

Dat klinkt niet goed, maar wat kunnen we eraan doen? Om te beginnen zijn er maatregelen nodig om het grootschalige gebruik van antibiotica in de veeteelt terug te dringen. Daarnaast verwachten nogal wat wetenschappers heil van snelle diagnostische technieken, die artsen vrijwel onmiddellijk zouden vertellen met welke bacterie een patiënt precies af te rekenen heeft. Zo kunnen ze een antibioticum voorschrijven dat precies die microbe uitschakelt, in plaats van gemakshalve het grof geschut boven te halen. En tot slot: nauwgezet het voorschrift volgen, zodat er zo veel mogelijk bacteriën uitgeschakeld worden. En vooral géén antibiotica nemen als het niet echt nodig is, al is de verleiding groot als je je ziek voelt.

Aanslag op de brave soort

Wie met een ernstige infectie worstelt, heeft uiteraard echt antibiotica nodig, maar het is in het eigen voordeel de rest van de tijd ver uit de buurt te blijven. Onderzoek wijst namelijk uit dat resistente bacteriën ook na de antibioticakuur nog lang in het lichaam blijven rondhangen, en wat nog erger is: antibiotica richten ook een slachting aan onder de brave bacteriën die ons lichaam bevolken. Martin Blaser, hoofd van het departement geneeskunde van de universiteit van New York, schreef in een commentaarstuk in het vakblad Nature dat de bewijzen zich opstapelen dat de bacteriën met goede bedoelingen zich nooit helemaal herstellen van een terreuraanslag met antibiotica. Het stuk gaat bovendien vergezeld van een verontrustende grafiek die een opvallend verband toont tussen antibioticagebruik en auto-immuunaandoeningen, al is het niet zeker of dat direct en/of oorzakelijk is.

De zeep van de arts Het aanpakken van gevaarlijke voorschrijfgewoontes en verkeerd gebruik is niet het enige wat we kunnen doen om het antibioticagebruik terug te dringen. Veel eenvoudiger is het vermijden van infecties, zeker in ontwikkelingslanden, door het garanderen van levensnoodzakelijke voorzieningen zoals zuiver drinkwater en het grondig wassen van voedingswaren en handen. Sommige wetenschappers maken zich echter zorgen over het toenemende gebruik in het huishouden van ontsmettingsmiddelen van verpleegsters en artsen.

Als we ons allemaal gaan bedienen van deze bacteriedodende zeepjes, gaan de bacteriën zich daar na verloop van tijd dan ook niet tegen wapenen? Dat is theoretisch gezien niet uit te sluiten, want grootschalige maar onvolledige slachtingen leiden haast altijd tot selectie. Maar in de praktijk, zo blijkt uit een uitgebreide overzichtsstudie, zijn er voorlopig nauwelijks aanwijzingen dat er ook echt resistentie tegen ontsmettingsmiddelen opduikt, omdat ze niet ingenomen maar gewoon uitwendig gebruikt worden en veel agressiever zijn, en het dus moeilijker is om evolutionaire aanpassingen te bedenken.

Tim Vernimmen

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content