Van de jungle naar de sneeuw: de vergeten kinderen van de DDR

NAMIBISCHE OSSIES Zuid-Afrikaanse raids maken honderden kinderen wees. Waar moeten ze naartoe? Antwoord: de DDR. © BELGA IMAGE

Vanaf 1979 werden honderden getraumatiseerde weeskinderen weggehaald uit Namibië om in de DDR de nieuwe elite van Afrika te worden. Tot in 1989 de Berlijnse Muur viel.

Sta ik voor de gesloten deuren van het Alte Feste Museum in de Namibische hoofdstad Windhoek, word ik er door een behulpzame zwarte medemens in perfect Duits op gewezen dat het museum vandaag dicht blijft. Maar wel met zo’n heldere en accentloze Duitse tongval dat hij zo het journaal op de Duitse televisie zou kunnen voorlezen. Natuurlijk weet ik dat Namibië een Duits koloniaal verleden heeft. Maar dat dateert van 1890, onder Otto von Bismarck, en eindigde net na Wereldoorlog I, ruim honderd jaar geleden. ‘ Angenehm, James Ndawedapo’, zo stelt de man zich voor. Ik vraag hem waar hij dat voorbeeldige Duits heeft geleerd. James antwoordt met een wedervraag: ob ich eine Stunde Zeit habe? Ach, een uurtje heb ik wel, want het is een lange geschiedenis.

De Namibische namen waren te moeilijk voor de Duitsers. Ze besloten de kinderen dan maar een nummer te geven.

Het verhaal begint eigenlijk met het verdrag van Versailles in 1919, waarbij Duitsland zijn Afrikaanse kolonies Kameroen, Tanzania, Togo en Zuidwest-Afrika – het huidige Namibië – verliest. Zuidwest-Afrika wordt uitgeroepen tot mandaatgebied van de Volkerenbond, de voorloper van de Verenigde Naties, en komt onder Zuid-Afrikaans bewind. In de praktijk wordt Namibië de vijfde provincie van Zuid-Afrika, een wingewest vol goud, diamanten en andere kostbare mineralen waarmee Zuid-Afrikaanse conglomeraten als De Beers, de Oppenheimers en Anglo American fortuin maken.

Wanneer in 1948 de Nasionale Party in Zuid-Afrika aan de macht komt en de apartheid invoert, wordt die wetgeving ook in Namibië van kracht. Voor de Ovambo’s, 50 procent van de Namibische bevolking, en alle andere etnische groepen is het geen leven onder een uitgesproken racistisch regime. Pretoria laat zich niets gelegen aan veroordelingen door de VN. Zelfs na de intrekking van het mandaat blijft Zuid-Afrika over het gebied regeren. Onder leiding van Sam Nujoma ontketenen de South West Africa People’s Organisation (SWAPO) en haar militaire tak People’s Liberation Army of Namibia (PLAN) in 1966 een guerrillaoorlog tegen de bezetters. In 1973 erkennen de VN de SWAPO als de enige echte vertegenwoordiger van het Namibische volk, maar het Zuid-Afrikaans leger weigert te vertrekken. De SWAPO voert de gewapende strijd op, en wordt gesteund door communistische bondgenoten als Cuba, het sinds 1975 onafhankelijke Angola, de Sovjet-Unie en de DDR. Tienduizenden Namibische burgers zijn inmiddels het geweld ontvlucht, naar de buurlanden Angola en Zambia, waar ze onder erbarmelijke omstandigheden in vluchtelingenkampen verblijven. Maar de SWAPO vestigt ook militaire uitvalsbases op Angolees grondgebied, waar ze zich volgens het internationaal recht letterlijk buiten schot van de Zuid-Afrikaanse troepen bevindt. Het is het begin van raids op Zuidwest-Afrikaans grondgebied, waarna ze snel weer de grens met Angola oversteekt.

Koude en kunstlicht

Het kat-en-muisspel frustreert de Zuid-Afrikaanse legerleiding zodanig dat ze ondanks alle internationale verboden bombardementen uitvoert op Namibische nederzettingen in Angola. Daarbij maakt ze geen onderscheid tussen vluchtelingenkampen en militaire doelwitten. Op 4 mei 1978 culmineert het conflict in een overval van Zuid-Afrikaanse paracommando’s op vluchtelingenkamp Cassinga, 250 kilometer benoorden de Namibisch-Angolese grens. Ruim 600 mensen, vooral vrouwen en kinderen, komen daarbij om het leven. Honderden kinderen worden in één klap wees.

Fotoalbum van Lucia 'In deze nieuwe wereld was er zo veel dat we niet kenden: pyjama's, tandpasta, de kou, winterlaarzen, Kerstmis...'
Fotoalbum van Lucia ‘In deze nieuwe wereld was er zo veel dat we niet kenden: pyjama’s, tandpasta, de kou, winterlaarzen, Kerstmis…’© BELGA IMAGE

Wat moet de SWAPO na dat bloedbad met al die zwaar getraumatiseerde peuters, kleuters en kinderen? Sam Nujoma, de latere president van Namibië, komt met de DDR overeen dat Oost-Berlijn zich over de ontheemde kinderen zal ontfermen. De eerste lichting van 80 kinderen tussen de drie en de zeven jaar wordt op 18 december 1979 naar Berlin-Schönefeld, de luchthaven aan de ‘andere’ kant van het IJzeren Gordijn, gevlogen. James, mijn gesprekspartner in Windhoek, is met z’n zeven jaar een van de oudste Namibische kinderen die plots in een totaal andere wereld terechtkomen. Ze landen er in hartje winter en in het holst van de nacht. De Afrikaanse kinderen zullen zich later de felle lampen op de luchthaven herinneren, en de straatverlichting tijdens de busreis die erop volgt. Kunstlicht kennen ze niet, dat hebben ze nog nooit gezien. En dat het koud is, zo vreselijk koud.

Tussen 1979 en 1988 werden in totaal 430 Namibische kinderen ondergebracht in Schloss Bellin, een jachtslot voor de bonzen van de Sozialistische Einheitspartei Deutschlands (SED) en tegenwoordig een viersterrenhotel in de Duitse deelstaat Mecklenburg-Vorpommern. Bij aankomst in de voormalige DDR was de cultuurschok enorm. Het begon er al mee dat hun oorspronkelijke Namibische namen – Mwaddhininaomwa, Pomwapenaegameno of Pandulenikalunga, bijvoorbeeld – onoverkomelijke tongbrekers waren voor de Oost-Duitse opvoeders. Ze vonden er niets beters op dan de kinderen geen naam maar een nummer te geven. Zo werd James Ndawedapo Kind nr. 183. ‘We hadden geen flauw benul van wat ons overkwam. Het ging allemaal zo snel. Het ene moment speelden we nog in de jungle, en toen was er plots overal sneeuw’, vertelt een van de gedeporteerde kinderen in de tv-documentaire Wenn uns Zwei Berge Trennen. ‘De mensen om ons heen dachten dat we van chocolade waren gemaakt. Ze wilden ons aanraken, doen smelten en van ons proeven!’ De meeste DDR-burgers hadden nog nooit een zwart kind in levenden lijve gezien. De schok was wederzijds.

‘Niet op de suiker trappen!’ zo waarschuwde Hangula Werner haar lotgenootjes bij de aanblik van het ondergesneeuwde landgoed Schloss Bellin. ‘In het begin probeerden we ijslolly’s van sneeuw te maken, maar ze waren niet lekker. We werden er allemaal ziek van.’ In het Oshiwambo, de meest verspreide taal in Namibië, bestaat er zelfs geen woord voor sneeuw. Ook het eten dat ze voorgeschoteld kregen kenden de kinderen niet: ‘Er lag iets groens op mijn bord, in partjes gesneden. Ik wist niet dat het een appel was, maar ik luisterde naar mijn knorrende maag en probeerde. Het was lekker!’ schrijft Lucia Engombe in haar boek Kind Nr. 95. Meine deutsch-afrikanische Odyssee. ‘In deze nieuwe wereld was er zo veel dat we niet kenden: pyjama’s, tandpasta, de kou, winterlaarzen, Kerstmis…’ Ook aan de Duitse Pünktlichkeit raakten de Namibische kinderen maar niet gewend. Tijdens het schooljaar moesten ze om zeven uur stipt naar bed. Terwijl ze in Afrika zomaar ergens gingen liggen wanneer ze moe waren. Hoezo alles op tijd en stond?

Lucia Engombe 'Van bij het begin wist ik dat we niet eeuwig in de DDR zouden blijven. Maar wat moest ik als 17-jarige in Afrika?'
Lucia Engombe ‘Van bij het begin wist ik dat we niet eeuwig in de DDR zouden blijven. Maar wat moest ik als 17-jarige in Afrika?’© BELGA IMAGE

Hoewel er ook 15 Namibische begeleiders waren meegekomen, kregen de kinderen hun opvoeding niet in het Oshiwambo. Het Ministerium für Volksbindung besloot dat de SWAPO- kinderen in het Duits moesten worden grootgebracht. Ze doorliepen het geijkte socialistische DDR-schooltraject, met onder andere verplicht lidmaatschap van de Pioniere, een militaristische jeugdorganisatie. Daar werden ze niet alleen in de communistische leer gedrild, ze moesten ook deelnemen aan nachtmanoeuvres en leerden van kleins af aan met geweren en wapentuig omgaan. Vanuit DDR-standpunt was de hele operatie bedoeld ter ondersteuning van de bevrijdingsbeweging in Afrika: tegen de tijd dat Namibië onafhankelijk werd, moest er een nieuwe politiek en militair geschoolde elite klaarstaan.

Humanitaire motieven waren geen prioriteit. Aangepaste pedagogische plannen of aandacht voor de speciale situatie van deze getraumatiseerde Afrikaanse kinderen kwamen er niet aan te pas. Vaak kregen ze – tot zelfs de kleuters toe – het bezoek van SWAPO-strijders die 150 kilometer verderop in Rostock een militaire vervolgopleiding genoten. Zij kwamen vertellen over heldhaftige gevechten waarbij ze met handgranaten gooiden en hun kalasjnikovs leegschoten op Zuid-Afrikaanse soldaten. Het einde van die bijeenkomsten was onveranderlijk een oproep: ‘Wanneer jullie nodig zijn voor onze strijd, zullen jullie dan klaarstaan?’ Waarna alle kinderen luidkeels en met gebalde vuist in de lucht ‘ja’ brulden. ‘Jarenlang kregen we niks anders te horen dan dat we bereid moesten zijn om voor Namibië te sterven’, herinnert Lucia Engombe zich in haar boek Kind Nr. 95. ‘Ik ging er dus vanuit dat ik vroeg of laat daadwerkelijk met mijn wapen in de aanslag tegen de Zuid-Afrikanen zou moeten vechten.’

Buitenbeentjes

Het opvoedingsproject ging na de kleuterklassen en de lagere school over in een lichtjes aangepast DDR-leerplan voor het middelbaar, in de Polytechnische Oberschule Dr. Salvador Allende op vier kilometer van Schloss Bellin. Licht aangepast omdat de Namibische pubers in aparte klassen werden gezet, nooit samen met Duitse kinderen. Zo bleven ze natuurlijk buitenbeentjes, die ondanks alle gelijkheidspropaganda makkelijk het slachtoffer van racisme werden. Op de muren van hun klaslokaal verschenen slogans als ‘Negers stinken’ en in het jeugdhonk van de Freie Deutsche Jugend (FDJ) waren ze zelden welkom. Knokpartijen tussen lokale en Namibische tieners kwamen meer dan eens voor. Desondanks ontstonden er kalverliefdes tussen Duitse jongens en Namibische meisjes. Soms papten Cubaanse militairen die in de buurt waren gekazerneerd aan met de zwarte meisjes. Sommigen werden zwanger en moesten op bevel van hogerhand abortus plegen, of ze het er nu mee eens waren of niet.

In Duitsland werden ze afgedaan als ‘Namibische Ossies’, in Namibië waren ze ‘zwarte Duitsers’.

Overbodige DDR-jongeren

Op 9 november 1989 liep iemand opgewonden de studiezaal binnen. ‘In Berlijn dansen ze op de Muur! Het is een geweldig feest daar!’ Voor de Namibische tieners maakte het weinig verschil – misschien zouden ze nu makkelijker aan muziekcassettes van Michael Jackson en Whitney Houston kunnen komen? En hadden ze tijdens de lessen staatsburgerkunde niet de gevleugelde woorden van kameraad Erich Honecker ingepeperd gekregen: ‘De Muur zal over vijftig jaar en ook over honderd jaar nog bestaan’? Pas toen leraars niet meer kwamen opdagen omdat ze de benen hadden genomen naar het Westen begon het door te dringen. De bres in het IJzeren Gordijn was geslagen, de onherroepelijke ontbinding van de DDR was ingezet.

Intussen was ook in Namibië de oorlog voorbij, en vonden er van 7 tot 11 november 1989 – precies in de week dat de Berlijnse Muur viel – de eerste vrije verkiezingen plaats. ‘Onze president is opnieuw in Windhoek, en heeft alle Namibiërs in ballingschap bevolen om naar huis terug te keren. Leve Nujoma! Leve SWAPO!‘ kregen de kinderen in Schloss Bellin van hun opvoeders te horen. ‘Ik werd heen en weer geslingerd tussen een groot geluksgevoel en een zeldzame vorm van paniek’, herinnert Lucia Engombe zich. ‘Van bij het begin wist ik dat we niet eeuwig in de DDR zouden blijven, want we werden opgeleid om de elite van Namibië te worden. Maar zo plots, met nog twee jaar middelbare school voor de boeg? Wat moest ik als zeventienjarige in Afrika? Ik herinnerde me uit mijn kleutertijd alleen wat flarden van ons vluchtelingenkamp Nyanga in Zambia. Moesten we naar Namibië? Zou mijn moeder daar dan ook zijn? En waar dan wel? In Windhoek? Ik kreeg het warm en koud tegelijk.’

Geen tien maanden later, nog voor de eenmaking van Duitsland, werd de hele groep zonder boe of ba terug naar Windhoek gevlogen. Georg Quandt, de Duits ereconsul van Namibië, windt er geen doekjes om. ‘De regering van Helmut Kohl kon niets aanvangen met die communistisch opgevoede DDR-jongeren. Bovendien waren het geen Duitsers. Hop, het vliegtuig op dan maar, terug naar waar ze ooit vandaan waren gekomen. Maar in Namibië moest ook niemand iets van ze hebben. Niemand had hen nodig, ze waren compleet overbodig. Wat moesten ze met al die in het Duits opgeleide jongeren die ze nergens voor konden gebruiken?’

Van bij het begin wist ik dat we niet eeuwig in de DDR zouden blijven, want we werden opgeleid om de elite van Namibië te worden.

Kind Nr. 95, alias Lucia Engombe, voelt de nare bijsmaak van haar gedwongen terugkeer nog steeds: ‘Toen de piloot aankondigde dat we boven Namibië vlogen, geloofde ik hem niet. Ik zag alleen een eindeloze bruine vlakte. Waar waren de wouden die ik me vanuit mijn kindertijd in Nyanga herinnerde? Waar waren de palmbomen waar ik van droomde? ‘Hé piloot,’ wilde ik roepen, ‘je hebt de verkeerde route genomen. Dit is mijn land niet!’ Niets was zoals we het ons voorgesteld hadden. Van onze ouders geen spoor. Alleen de president, wat ministers en een dansgroep stonden op de luchthaven om ons te verwelkomen. De meeste kinderen waren enorm teleurgesteld in de gebrekkige organisatie van onze repatriëring, in de SWAPO, in onze huisvesting in de nooit geziene armoede van Katutura, het smerigste township van Windhoek. Katutura betekent niet voor niets “de plek waar we niet willen leven”. “Jullie worden de elite van het nieuwe Namibië”, had president Nujoma ons ooit gezegd in Schloss Bellin. Was hij dat vergeten? Ik niet. Ik hoefde geen gouden bord om uit te eten, maar ik wilde me ook niet belogen voelen.’

Aardlingen

Hun ’thuiskomst’ was nog maar het begin van een tweede cultuurschok. In hun zogenaamde vaderland Namibië kenden de DDR-kinderen zo goed als niets. De taal, het Oshiwambo, waren ze verleerd. De plaatselijke cultuur en levenswijze? Nooit zelf ervaren. Hun identiteit? Onbestemd: in Duitsland werden ze afgedaan als ‘Namibische Ossies’, in Namibië waren ze ‘zwarte Duitsers’. Door hun Duitse opvoeding onderscheidden ze zich van hun leeftijdgenoten op het vlak van kleding, taalgebruik en hun Europese houding. ‘Hoe vaak heb ik niet moeten horen dat ik een DDR-kind was’, zegt Lucia Engombe. Ook op de Deutsche Oberschule in Windhoek verliep alles stroef, en kregen ze het verwijt arrogant te zijn. De kinderen uit de DDR stonden qua leerstof veel verder, waren zelfbewuster en spraken vaak beter Duits dan hun blanke Namibische leerkrachten. Die waren nog onder het vijftigjarige racistische regime van het Zuid-Afrikaanse Bantoe-onderwijs gevormd. Dat leidde tot ergernissen, kwaad bloed en wederzijds wantrouwen.

Ook de familiehereniging van de DDR-kinderen werd door de SWAPO knullig aangepakt. Een familie kon haar kind tegen betaling van 50 Namibische dollar ophalen. Talloze kinderen verdwenen aan de hand van ‘verwanten’ met wie de familieband vaak niet bewezen kon worden. Tot vandaag de dag zijn velen van hen spoorloos. Degenen die wel met hun echte ouders of familieleden werden verenigd, waren door de tijd en de afstand vreemden voor elkaar geworden. ‘Waren dat mijn ouders? Ze kenden niet eens mijn verjaardag!’ zegt Naita Hishoono in de documentaire Wenn uns Zwei Berge Trennen. ‘Ik herkende hen niet, ik wist niet wat ik voor hen moest voelen.’ Anderen groeiden op voor galg en rad en belandden in de misdaad. Er doen in Windhoek veel verhalen de ronde over vergooide levens, mislukte adopties, drugsverslavingen, zelfmoorden… Sommige DDR-kinderen keerden terug naar Duitsland om daar hun verdere leven uit te bouwen. Anderen, veertigers intussen, vonden uiteindelijk hun plek in Namibië. Zoals Naita Hishoono bij het Nationaal Instituut voor Democratie, en Lucia Engombe bij de Namibian Broadcasting Corporation. Maar als je hen vraagt wie of wat ze zijn, naar hun identiteit of nationaliteit, zullen ze onveranderlijk antwoorden: ‘Wij zijn aardlingen.’

Fout opgemerkt of meer nieuws? Meld het hier

Partner Content