Stadscultuur

Geen bloemen van het kwaad: kersenbloesem in Yoshiwara, de rosse buurt van Edo. © BEELDBRON: BRIDGEMAN/PICTURES FROM HISTORY

In het Edo-tijdperk krijgt de Japanse standenmaatschappij een ander aanzien. Zo ontstaat een voedingsboden voor nieuwe kunstvormen.

Regen valt in dunne lijntjes uit een witte hemel. De passanten hebben hun paraplu’s opgestoken. Haast hebben ze niet om over de smalle brug naar de huizen op de tegenoverliggende rivieroever te komen. De tijd staat stil in deze ingekleurde houtsnede.

Cut. Watermassa’s torenen boven een smal scheepje uit en grijpen er met klauwen van schuim naar. De kruin van een machtige golf dreigt boven de hoofden van de zeelieden in te storten. Toch staan er geen gevoelens te lezen op hun gezichten – ze varen hun lotsbestemming met stille aanvaarding tegemoet. Dit tafereel is waarschijnlijk de bekendste van alle Japanse prenten: de grote golf bij Kanagawa, een kleurenhoutsnede van de meester der ukiyo-e, ‘beelden van een vlietende wereld’, de 19de-eeuwse kunstenaar Katsushika Hokusai.

Brug in de regen, niet ver van Edo, reproductie van een ingekleurde houtsnede uit 1750.
Brug in de regen, niet ver van Edo, reproductie van een ingekleurde houtsnede uit 1750.

De Japanse prent: van vermaning naar voyeurisme

In het Europa van die tijd had men zo’n motief anders behandeld. Met het dramatische realisme van een Géricault en getourmenteerde wolken aan een duistere hemel. Maar in het land van de rijzende zon geen spoor van ondergangsstemming. Vroeger was dat wel anders. De polychrome houtsnede heeft een lange traditie in de Japanse kunst en is nauw verweven met de oosterse denkwereld. Maar in de 17de eeuw onderging zij een ingrijpende verandering. Aanvankelijk betekende ukiyo-e ‘vergankelijke wereld’ en presenteerde somber stemmende motieven: boeddhistische vanitas, memento mori op z’n Japans.

Leven aan de voet van de vulkaan Fuji, 1858.
Leven aan de voet van de vulkaan Fuji, 1858.

Een verandering in het landsbestuur beïnvloedde echter ook de levensbeschouwing. Na tijden van een bloedige burgeroorlog kwamen in 1603 de shoguns van de Tokugawa-dynastie aan de macht en hervormden de maatschappij. Om te beginnen kozen zij het vissersplaatsje Edo tot hoofdstad. De oude hofstad Kyoto was te zeer trouw aan de keizer – een slechte locatie voor ingrijpende hervormingen. En zo werd Edo van provincienest een wereldstad, maakte de sprong van betekenisloosheid naar naamgever van het Edo-tijdperk.

Edo wordt de nieuwe hoofdstad, Kyoto is te keizerstrouw

De volgende stap was de opdeling van Japan in feodaal georganiseerde gewesten, om overal een stabiele hiërarchie te vestigen en een zo effectief mogelijk toezicht op de bevolking te kunnen uitoefenen. Daarvoor schiepen de shoguns een nieuwe standenmaatschappij. Aan het hoofd daarvan stonden de krijgsadel en de samoerai. Als onderscheidingsteken werd hun het dragen van twee zwaarden en het voeren van een familienaam toegestaan. Deze elite werd in Edo gevestigd.

De neergang van de samoerai: respect kun je niet eten

De tweede stand is een volkomen andere dan de ons uit de Middeleeuwen bekende. Gezien het eminente belang van rijst voor Japan waren het de boeren die deze bijzondere status genoten, als erkenning van hun rol als voeders der natie. Met 80% zijn zij ook veruit de grootste bevolkingsgroep. De derde stand was die van de handwerkers, tot wie ook de artsen gerekend werden.

Nog lager achtte men het slag mensen dat niets maakte, maar alleen verkocht. Op de onderste sport van de ladder stonden kortom de kooplieden. Daar weer onder, geheel buiten de nieuwe orde, stonden dan nog de hinin (‘onmensen’): misdadigers, geestelijk of lichamelijk gehandicapten, voor wie geen enkele maatschappelijke rol weggelegd was. Het nieuwe stelsel, dat ieder mens een vaste plaats toewees, was aanvankelijk een succes. Het betekende het begin van een vredestijd van tweeënhalve eeuw, de langste in de Japanse geschiedenis. Maar omstreeks 1700 was het juist die starheid die het systeem aan het wankelen bracht. Want waar had je krijgers voor nodig als er geen oorlog was? Economische stagnatie dompelde de samoerai in een crisis. Zij kregen in rijst uitbetaald, maar konden niet zelf in hun andere levensbehoeften voorzien. Daarvoor kwamen ze steeds meer bij handelaren in het krijt te staan en zo verarmde de hoogste stand geleidelijk, terwijl de laagste steeds rijker werd.

Gezelschapsdame met dito dier, ingekleurde houtsnede.
Gezelschapsdame met dito dier, ingekleurde houtsnede.

Voor kooplieden openden zich nieuwe perspectieven nu ‘hun’ Edo tot een metropool was uitgegroeid. Hier konden ze volop aan het maatschappelijk leven deelnemen: theater, kabuki, bunraku – de kunsten bloeiden op.

Geisha’s waren kunstlievende gezelschapsheren

Welkom op de ‘lonkende weide’, het ‘bloemenkwartier’ Yoshiwara, waar een groot deel van het openbare leven zich afspeelt. In de van regeringswege gecontroleerde rosse buurt heerst het vertier. Hier draait het niet alleen om de lage lusten – geisha’s zijn in de eerste plaats verzorgd gezelschap en van mannelijke kunne, al stelt het beroep zich nu ook open voor vrouwen. Geisha’s zijn bedreven in de conversatie, hebben verstand van kunst. Hun lichaam verkopen ze maar zelden. Daarvoor waren de oiran, ‘mooiste van alle bloemen’, courtisanes. Een bezoekje bij hen was niets om je voor te schamen. Seksuele praktijken waren, naast taferelen uit het dagelijks leven, een geliefd motief voor houtsneden.

Tafereel langs de Nakasendo-postweg van Edo naar Kyoto.
Tafereel langs de Nakasendo-postweg van Edo naar Kyoto.

Ukiyo-e had nu een nieuwe, omgekeerde betekenis gekregen. ‘Voortaan was daarmee de wereld van amusement en genot bedoeld, de wereld van toneel en bordeel, de wereld van feestvieren en grote luxe,’ schrijft Fritz Schwan in zijn handboek over de Japanse houtsnede. Het leven mocht richting dood vlieten, verpozen was wel zo fijn – memento mori maakte plaats voor carpe diem.

De grote golf, waarschijnlijk Japans bekendste kunstwerk.
De grote golf, waarschijnlijk Japans bekendste kunstwerk.
Boeren aan het werk op het Japanse platteland, 19de eeuw.
Boeren aan het werk op het Japanse platteland, 19de eeuw.© BEELDBR0N: AKG (2), AKG/DE AGOSTINI PICTURE LIB./G. DAGLI ORTI, AKG/PICTURES FROM HISTORY (3)

Partner Content