Kunstroof

Nederlands bezit in Franse handen, 1795-1815

Walburg Pers, Zutphen 2018

127 blz., ? 24,95 ISBN 978 94 624 9289 9

De Franse revolutionairen en naderhand Napoleon Bonaparte hebben van kunstroof een efficiënt, strak georganiseerd onderdeel van brandschatting gemaakt. Hun kunstkenners en wetenschappers stelden lijsten op van schilderijen, beelden, boeken en huisraad die de moeite loonden om naar Parijs getransporteerd te worden. In de Oostenrijkse Nederlanden werd dit na de annexatie, einde 1794-begin 1795, in gang gezet en raakten kloosters en kerken bijna tweehonderd kunstwerken kwijt, gevolgd door de pas opgerichte Bataafse Republiek. De prestigieuze collectie van die andere onderdrukker, stadhouder Willem V, werd in beslag genomen, vastgelegd in het Verdrag van Den Haag. Topstukken waren De stier van Paulus Potter, twee olifanten in het Grote Loo en de fossiele kop van een Mosasaurus. Na de val van Napoleon keerde De stier terug; de prehistorische Maashagedis is nog altijd in Frans bezit.

Die koehandel in artistieke kostbaarheden hebben de Fransen zelf, in de lijn van hun nieuwe opvattingen over behoorlijk bestuur, uitgebreid gedocumenteerd. De auteur steunt voornamelijk op die bronnen voor zijn uitputtende opsomming van data en personen. Vreemd is dat de aarzelende, wat halfslachtige houding van Willem I onderbelicht blijft in de restitutie van de kunstwerken, ondanks de uitstekende biografie van Jeroen Koch. Willem I wilde de grootmachten niet voor het hoofd stoten om de titel van koning te verwerven. Nadien is de discussie over de teruggave met de regelmaat van een klok teruggekeerd maar daarover laat Schulten zich nauwelijks uit. Spijtig want in België heeft zopas het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium, na een reeks van parlementaire vragen, een wetenschappelijk verantwoorde catalogus op het internet gepubliceerd van alle schilderijen en beelden die de Fransen hebben meegenomen. Over die kunstroof bestaan er kennelijk heel wat stadslegendes. Zie ook pag. 13.

Partner Content