In de greep van de Zwarte Hand

Plaats delict New York Links: 'Wees bereid te sterven': een dreigbrief van de Zwarte Hand.

Little Italy in New York heeft omstreeks 1900 z’n problemen: woningnood, armoede – en maffiose afpersers. Politieagent Joe Petrosino pakt hen aan.

Het levensverhaal van Joe Petrosino is van de categorie waarvan je zou willen dat het een Netflix-serie was. Tot het tot je doordringt: dit zijn echte slachtoffers, echte moordenaars en echte politiemensen…

New York, april 1903, vroeg in de ochtend. Een gruwelijke aanblik: het lijk van een man, in een vat gepropt, de genitaliën hem in de mond gestopt. Bij de kleren van de dode vindt men een briefj e met hanenpoten in het Italiaans. Geen van de agenten is die taal machtig. Tijd om ‘de Italiaan’, Joe Petrosino, erbij te halen.

Giuseppe Petrosino werd in 1860 geboren in de Zuid-Italiaanse provincie Salerno. Als dertienjarige komt hij met zijn familie naar New York, waar hij zijn voornaam verandert in Joe. Hij werkt als schoenpoetser en later bij de gemeentereinigingsdienst. Op z’n 23ste komt hij bij de politie en wordt de eerste Italiaan in de New York Police Department (NYPD).

Hutjemutje als in Napels, maar dan in New York

Rond die tijd ontstaat in New York een Italiaanse wijk: Little Italy, een soort Napels in de Big Apple. Het is het gevolg van een massale exodus. Tussen 1876 en 1914 verlaten naar schatting veertien miljoen mensen Italië. De meesten richting VS, waar ze een beter leven hopen op te bouwen.

Maar Klein Italië heeft vele problemen. Er heerst armoede, woningnood, de inwoners worden gediscrimineerd – en hebben het met criminelen uit de eigen gemeenschap te stellen. In brieven dreigen gangsters met moord, ontvoering en brandstichting. Volgens schattingen krijgt niet minder dan negentig procent van de Italiaanse immigranten in de stad met afpersing te maken.

Vaak zetten de afpersers hun dreigementen kracht bij met een getekende hand – de gevreesde Mano Nera (zwarte hand). Toch behoren zij niet allen tot hetzelfde syndicaat. Meelopers doen hun voordeel met het teken, ook in andere steden, zoals Chicago. Ze hanteren vergelijkbare methoden – als waren ze franchisenemers. De meeste slachtoffers betalen. Wie zou hen ook kunnen helpen? De politie geeft vaak niet thuis.

Eigenlijk is Petrosino te klein voor de politiedienst

Joe Petrosino wil zich daar niet bij neerleggen. Hij is een eenzaat, die een zwak heeft voor opera, maar tegelijk niet terugschrikt voor geweld. Zijn lichaam zou overdekt geweest zijn met littekens – een bonkige kerel, die met zijn 1 meter 60 eigenlijk te klein is voor de politiedienst. Petrosino kent alleen goed en kwaad. Zijn wereldbeeld mag simpel zijn, maar zijn methoden zijn geraffineerd. Hij rechercheert undercover, nu eens verkleed als bedelaar, dan als metselaar; hij heeft een voortreffelijk geheugen.

Zo komt hij heel wat misdaden op het spoor. Als hij onderzoek doet in het anarchistische milieu, krijgt hij lucht van plannen voor een aanslag op de president. Vice-president Theodore Roosevelt, ooit politiechef in New York en een oude vriend van Petrosino, seint president McKinley in, maar die ontkent het gevaar. Zo kan een anarchist in 1901 in Buffalo de republikein op de korrel nemen. Een paar dagen daarna bezwijkt McKinley aan zijn verwondingen.

Gelukkig heeft Joe Petrosino met de man in het vat meer succes. Hij komt achter de identiteit van de dode (inderdaad een Italiaan) en het café dat het vat kocht: het was ‘Stella d’Italia’, waar menig snood plan gesmeed wordt, bijvoorbeeld door Giuseppe Morello, een van de Mano Nera-kopstukken. Ook andere gangsters lijken bij de moord betrokken, zoals Vito Cascio Ferro, die Italië ontvlucht is. Maar zoals in de geschiedenis van de maffiacriminaliteit zo vaak voorkomt, weten de verdachten zich aan strafvervolging te onttrekken.

Hij zoekt een informant, maar vindt de dood

Petrosino blijft de gangsterwereld op de huid zitten en dat komt hem op honderden doodsbedreigingen te staan, zegt Stephan Talty, schrijver van het boek The Black Hand uit 2017 in een interview met Vice.

In 1908 wordt Petrosino hoofd van de ‘Italian Squad’, een eenheid die zich speciaal met de georganiseerde misdaad in de Italiaanse gemeenschap bezighoudt. In 1909 reist hij onder valse naam naar Sicilië om bewijsmateriaal te verzamelen. De misdaad opereert dan allang wereldwijd. Petrosino’s missie blijft niet lang geheim. Uitgerekend de chef van de New Yorkse politie verraadt de pers dat een van zijn mensen naar Italië reist. Petrosino is niet langer veilig. Waarschijnlijk heeft hij een afspraak met een informant als hij op 12 maart 1909 in de nabijheid van zijn hotel neergeschoten wordt. Achter de aanslag zou iemand zitten die Petrosino nog uit New York kent en nu weer op Sicilië woont: maffiabaas Vito Cascio Ferro. Bewezen is dat nooit.

Midden: De man met de bolhoed, Joe Petrosino, leidde vanaf 1908 Italian Squad van de New Yorkse politie. Die voerde ook undercover-operaties uit.
Midden: De man met de bolhoed, Joe Petrosino, leidde vanaf 1908 Italian Squad van de New Yorkse politie. Die voerde ook undercover-operaties uit.

Het lijk van Petrosino wordt naar New York gebracht, waar 250.000 mensen de rouwstoet aan zich voorbij laten trekken. Daarna wordt de Italocop een filmheld, een romanfiguur. Momenteel werkt Leonardo DiCaprio aan een film over Petrosino en dat wordt vast de bloedstollende policier die de man dubbel en dwars verdiend heeft.

Rechts: Op Mulberry Street klopt omstreeks 1900 het hart van Little Italy.
Rechts: Op Mulberry Street klopt omstreeks 1900 het hart van Little Italy.

Partner Content