Handboek heksenbestrijding

Leidraad voor vervolgers en beulen: Kramers boek Malleus Malefi carum, oftewel Heksenhamer. Hier een uitgave van 1669. © BEELDBRON: INTERFOTO/HERMANN HISTORICA GMBH, WIKIMEDIA (3)

In 1486 bepleit Heinrich Kramer een genadeloze, grootscheepse vervolging.

Er zijn weinig boeken die meer onheil aangericht hebben dan Heinrich Kramers Malleus Maleficarum, beter bekend als Heksenhamer. Met dit laat 15de-eeuwse geschrift zouden heksenjagers eeuwenlang hun optreden rechtvaardigen. Het geeft een beschrijving van heksen en de schanddaden die zij zouden begaan, gevolgd door juridische adviezen aangaande de bestraffing daarvan. Hierdoor werd de Heksenhamer zo ongeveer het handboek voor de Europese heksenvervolging. Ook al wordt de invloed ervan inmiddels minder groot geacht: het grootste deel van in totaal 29 oplagen behaalde het boek nog voor 1523.

Een heksenjager wordt door de bisschop tot de orde geroepen – en grijpt naar de pen

De Heksenhamer dankt zijn ontstaan aan een nederlaag van katholiek inquisiteur Heinrich Kramer. In 1484 wist deze weliswaar te bewerkstelligen dat paus Innocentius VIII de zogeheten ‘heksenbul’ ondertekende, die hem volmacht in het bestrijden van hekserij verleende. Vervolgens echter werd hij in de heksenjacht die hij in Innsbruck op touw zette teruggefloten door de plaatselijke bisschop.

Daarom besloot de dominicaan er een schepje bovenop te doen. Om zijn positie te verstevigen schreef hij de Malleus Maleficarum, die waarschijnlijk in 1485 in Speyer zijn eerste druk beleefde. Hamer, gesel, breekijzer – de titel laat weinig twijfel over de middelen waarvan een doortastend inquisiteur zich hoort te kunnen bedienen.

In een catechismusachtige reeks vragen werpt het boek licht in het duistere bestaan van heksen en de magische praktijken die zij erop nahouden: vliegen, gemeenschap met de duivel, gedaanteverwisselingen, schadetover. Tot dat laatste rekende Kramer het uitlokken van noodweer, misoogsten en ziekten, maar opvallend vaak ook van impotentie. Hij had duidelijk een fascinatie voor de ‘manier waarop het mannelijk lid verwijderd wordt’.

Zijn encyclopedische ‘kennis’ putte hij geheel en al uit leerstellingen. In zijn argumentatie volgt hij de principes van de scholastiek. Zeer dubieus zijn daarbij zijn woordverklaringen. Zo ziet hij in het Latijnse woord voor ‘vrouw’, ‘femina’ de bestanddelen ‘fides’ (geloof) en ‘minus’ (minder) – een ‘minder gelovige’ kortom. Zondige neigingen zouden dus het wezen van de vrouw uitmaken. Nieuw aan de Heksenhamer is dan ook dat deze zich uitsluitend op vrouwelijke heksen richt. ‘Klein is elk kwaad vergeleken bij het kwaad van de vrouw,’ luidde Kramers overtuiging. ‘Wat is de vrouw anders dan een noodzakelijk kwaad, een gevaar voor huis en haard, een schitterend ongeluk, een dwaling van de natuur, in bonte tooi gestoken?’

Vrijwel onmiddellijk na publicatie stuitte het werk op kritiek, vooral door zijn wreedheid. Zo geeft Kramer een goede ’tip’ om het verbod op herhaalde foltering te omzeilen: laten scherprechters het maar houden op ‘geprolongeerde foltering’! Dankzij de in die tijd opkomende boekdrukkunst raakte de Heksenhamer snel verbreid en was zo mede verantwoordelijk voor de dood van vele onschuldigen.

Partner Content