Eigenwijs, vroom, kunstlievend en gul

Het bewogen leven van een diepgelovige vrouw, die een bastaardkind kreeg met haar koetsier, lijkt vol tegenstrijdigheden. Ze behoorde tot de Nederlandse koninklijke familie en door haar huwelijk eveneens tot het Pruisische hof, maar werd een royal outcast. Ze liet een kasteel bouwen, maar mocht er niet wonen. Was creatief, zakelijk, wars van maatschappelijke conventies, maar hechtte tegelijkertijd aan sommige tradities.

Prinses Marianne van Oranje-Nassau (1810-1883) werd in Berlijn geboren als dochter van Willem I en Wilhelmina in het Niederländisches Palais aan Unter den Linden. Napoleon zwaaide in Nederland de scepter tot 1813, waarna haar vader kon terugkeren als ‘Soeverein Vorst der Verenigde Nederlanden’. Vanaf die tijd resideerde het gezin jaarlijks afwisselend in Het Loo, Noordeinde en Laken. (Brussel).

In het boek Een leven van liefde en kunst; Prinses Marianne 1810-1883 (Zwolle, 2010) staat dat ze een klein, eigenwijs nakomertje was ‘dat even vrolijk als vertederend huppelde aan de hand van haar vader op zijn ochtendwandelingen door de paleistuin en over het Haagse Noordeinde’. Toen ze op haar vijftiende een speelboerderij bij Paleis Het Loo kreeg, bemoeide ze zich met de bouw- en inrichtingsplannen. Ze kon er beesten houden en er zelf verblijven, geassisteerd door een boerin. Haar belangstelling voor kunst had ze van haar moeder (geen onverdienstelijk schilderes). Aanvankelijk was Marianne verloofd met Gustav, ‘Zweedse prins zonder land’, maar trouwde uiteindelijk in 1830 met een neef (‘Onze liefde is oud; ze begon toen we 13 jaar waren!!!’, schreef ze). Bij haar huwelijk met deze prins Albrecht van Pruisen (jongere broer van de latere keizer Wilhelm I) kreeg ze zeven Haagse stadsgezichten van de gemeente ‘s-Gravenhage cadeau, waaronder een wintertafereel van de Hofvijver. Het stel ging in de Pruisische hoofdstad Berlijn wonen, waar hun stadspaleis verbouwd werd door de beroemde architect Karl Friedrich Schinkel. Ze kregen vijf kinderen.

Van links naar rechts: Het kasteelpaleis van Marianne in Kamenz, vroeger en nu. (Foto Lex Veldhoen)
Van links naar rechts: Het kasteelpaleis van Marianne in Kamenz, vroeger en nu. (Foto Lex Veldhoen)

Marianne keert regelmatig terug naar Nederland. Ze heeft een paleisje aan het Haagse Plein en erft naast ‘een vorstelijk vermogen’ de heerlijkheid Kamenz (Kamieniec Zabkowicki) in Pruisisch Silezië. Ze laat Schinkel een groot slot ontwerpen met vier ronde hoektorens en verwerkt eigen artistieke ideeën in het interieur. Haar huwelijk, zij kunstzinnig, sociaal, onconventioneel, hij luidruchtig, militair, loopt gestaag op de klippen. Haar gemaal gedraagt zich liederlijk, bezoekt bordelen, houdt er een minnares op na (uit het gevolg van Marianne), terwijl ook zij zich vrijelijk lijkt te gedragen, maar iedere vorm van onzedelijk gedrag ontkent. In Kamenz overlijdt kort na de geboorte een prinsesje, maar in 1842 wordt opnieuw een dochtertje geboren, waarop Marianne een neef schrijft: ‘Mijn gezondheid is goed en mijn krachten zijn snel teruggekeerd, wat ik toeschrijf aan een homeopathische behandeling, die enorm verschilt van waar ik bij vorige gelegenheden aan ben onderworpen’. Ze brengt in 1843 de winter in Italië door en koopt Villa Carlotta aan het Comomeer.

Eigenwijs, vroom, kunstlievend en gul

‘De vriendelijke dame’

In 1847 zet ze, mede doordat er door slechte oogsten hongersnood heerst, in haar Silezische erfgoed arbeidsprojecten op. Ze koopt voedsel voor armen, vestigt er boswachterijen en investeert in kristalfabriek Oranienhütte (nu Violetta geheten). Ze krijgt er de bijnaam ‘De vriendelijke Dame’. Een Nederlandse dominee die haar bezoekt, schrijft: ‘Hare bezittingen hier zijn onafzienbaar, meestal prachtige boschen’ en: ‘De Prinses heeft hier ook een marmergroeve en gaf ons iets ten geschenke, daar vervaardigd, toen wy de groeve bezichtigden’. In diezelfde regio bestaat tegenwoordig een toeristische Marianne-route. Voor de kristalfabriek in Stronie Slaskie wordt ze op een toeristisch bord betiteld als één van de meest onconventionele vrouwen van het 19de-eeuwse Europa: ‘Haar ideeën en acties waren haar tijd ver vooruit. De investeringen die ze deed, hadden een enorme impact op de economische en sociale ontwikkeling van deze regio’. Bij toeristenkantoren is een bijhorende gids te krijgen met ‘Marianne-plekken’ (zie www.mariannaoranska.eu).

Marianne's wapenschild op het hek van het kasteelpaleis in Kamenz. (Foto Lex Veldhoen)
Marianne’s wapenschild op het hek van het kasteelpaleis in Kamenz. (Foto Lex Veldhoen)

Ze helpt het veertig kilometer ten zuiden van Kamenz gelegen Ladecks Zdroj (destijds Bad Landeck) als kuuroord ontwikkelen (ligt nu bij de Tsjechische grens). Centraal staat nog een rond kuurgebouw met koepel en daarin, boven een bron, een rond bassin met mineraalwater waarin gasten baden. In het kuurparkje spelen kinderen bij fonteinen. Daarnaast staat een gedenkmuurtje met aftapkraantje boven een bron met haar naam en getooid met haar wapen. Een oude drinkhal, genoemd naar Marianne’s man (Albrechtshalle), is tegenwoordig tearoom. Even verderop staat bij een kerkje dat ze in 1864 hielp bouwen, nu verworden tot een ruïne, een kleine obelisk. Op een bord staat dat de obelisk werd geplaatst om haar te bedanken, ook vanwege de 55 kilometer lange verharde weg die ze van Kamenz hierheen liet aanleggen.

Binnenkomen op een spoorwegperron

Bij een bezoek aan Kamenz blijkt het ‘optrekje’ van de prinses een megalomaan kasteelpaleis in neogotische stijl met kantelen en ranke ronde torens, gebouwd op een heuvel met aan de voet een natuurvijver en een pomphuis, om water voor zevenentwintig fonteinen naar boven te pompen. Er werd tevens biogas (van paardenmest) opgeslagen voor de verwarming en verlichting van het kasteel. Het paleis zelf is gebouwd op een enorm fundament van gewelven met metersdikke buitenmuren, tien meter hoog, waarin nu een horecavoorziening gevestigd is. De tuin, met de oudste magnoliaboom van Polen en een waterput met echo, wordt omzoomd door (koets)gebouwen met een gevellengte van 400 meter, Er was een park met follies van 200 hectare (nu 150 hectare) en twintig paardenboxen in de stallen zijn van wit Marianna-marmer, uit haar eigen groeve gedolven, met kristallen spiegels aan de muur.

Glas-in-lood voorstelling van Marianne in het kasteel te Kamenz.
Glas-in-lood voorstelling van Marianne in het kasteel te Kamenz.

Het geheel is nu eigendom van de Poolse staat, die hetstukje bij beetje renoveert. In 2013 werd het geopend voor bezoekers. Tijdens een rondleiding vertelt beherend ambtenaar Slavec Adam Rajied: ‘Er zijn hier ruim honderd kamers, eetzalen en salons.’ Overal in binnenruimten hangen sepiakleurige fotovergrotingen van diezelfde ruimten destijds. Er staan drie piano’s, speciaal voor Marianne gemaakt, met haar naam ingegraveerd. In vitrines is haar servies uitgestald en bij een gang met nissen toont Slavic een verdiept bad: ‘Dat hebben we tijdens de renovatie in 2012 teruggevonden.’ Overdekte gaanderijen voeren langs een binnentuin en aan de voorkant kijken we vanaf een balkon op een gerenoveerde waterpartij met op de achtergrond bergkammen. Koetsiers konden via twee overdekte en door een colonnade van elkaar afgescheiden oprijlanen onder een overkapping voorrijden en passagiers droog laten uitstappen; het geheel oogt zo groot als een spoorwegperron. Het bouwwerk werd pas vijf jaar na Marianne’s dood volledig voltooid. Zoon Albert ging er toen met zijn gezin wonen. Slavic vertelt dat er na de Tweede Wereldoorlog tweeduizend Russische soldaten werden ingekwartierd ‘die veel vernielden en zeventien wagons met schilderijen, beelden en andere voorwerpen mee roofden. In 1960 deed de Nederlandse regering afstand van de rechten op dit landgoed.’

Prinses Marianne als baby, geschilderd door haar moeder, Wilhelmina.
Prinses Marianne als baby, geschilderd door haar moeder, Wilhelmina.

Marianne pendelt heen en weer naar Oostenrijk

Marianne schrijft in 1848 over haar echtgenoot: ‘Hij is juridisch dood voor mij en volgens mijn geweten ben ik sinds 1842 weduwe.’ Het valt haar entourage in Kamenz op dat ze intensieve contacten onderhoudt met haar getrouwde, bijbelvaste lakei Johannes van Rossem (later ook haar secretaris). Ze ontkent aanvankelijk: ‘Ik gruw alleen al bij het idee’. Maar ze mag op last van de Pruisische koning (schoonpapa) Friedrich Wilhelm IV alleen nog in bijzijn van een hofdame contact hebben met hem. Marianne slaat deze vorm van curatele echter in de wind. Het verhaal gaat dat haar verboden wordt langer dan 24 uur in Pruisen te verblijven, maar dit handig weet te omzeilen door tien kilometer verderop, in toenmalig Oostenrijk, jachtslot Wei?wasser te kopen (nu een psychiatrische kliniek) en op en neer te pendelen. Dit maakt het speciaal voor haar gebouwde, omvangrijke kasteelpaleis tot een nog bizarder fenomeen.

De binnentuin van het kasteelpaleis in Kamenz. (Foto Lex Veldhoen)
De binnentuin van het kasteelpaleis in Kamenz. (Foto Lex Veldhoen)

In 1848 koopt ze tevens landgoed Rusthof langs de Vliet in Voorburg, met zicht op weilanden en boerderijen. Ze laat er een orangerie bouwen, krijgt een eigen bank in de Oude Kerk, laat er een orgel plaatsen en financiert een nieuw raadhuis. Later koopt ze er ook buitenplaats Leeuwenstein: ‘Mijn goederen in Silezië zijn bestemd voor mijn zoon, de Villa Carlotta voor mijn dochter; dit is voor mij, in mijn vaderland, waar ik niemand tot last hoop te zijn’.

Hare Hoogheid koopt een zwarte jongen

In 1849 gaat ze vijf maanden lang met het stoomschip Willem I en een gevolg van twaalf personen op ‘pelgrimsreis’ naar het Heilige Land. Op de heenreis blijkt ze zwanger van Van Rossum. Johannes Willem wordt onderweg op Sicilië geboren en achtergelaten bij een verzorgster, terwijl Marianne, deels te paard, over land verder trekt. Haar boekhouder noteert onderweg over de slavenmarkt in Alexandrië, dat de slaven ‘er als beesten in het rond stonden’, en: ‘Hare Koninklijke Hoogheid heeft heden een zwarten jongen gekocht…’. Voor dichter-dominee Nicolaas Beets brengt ze een zakje aarde uit de Hof van Gethsemane mee. Twee jaar later verblijft ze met Van Rossum en hun zoontje in een gekochte villa met pijnboompark in Rome. Ze koopt schilderijen uit de school van Caravaggio en in 1855 in het Midden-Duitse Erbach wijnkasteel Reinhartshausen. Ze richt er een gastatelier in en brengt haar kunstcollectie grotendeels onder in een apart gebouwde museumvleugel. Honderden schilderijen (onder meer Paul Tetar van Elven, Jongkind, Jacob en Mathijs Maris van de Haagse School, evenals de 17de-eeuwse Jacob van Ruisdael) bezit ze. Zelf componeert ze de Königliche Preu?ische Armeemarsch en borduurt Bijbelspreuken op fluwelen kussens.

Buitenhuis Rusthof in Voorburg langs de Vliet, dat Marianne aankocht (bestaat niet meer).
Buitenhuis Rusthof in Voorburg langs de Vliet, dat Marianne aankocht (bestaat niet meer).

In 1861 raakte Van Rossum zwaar gewond bij een vechtpartij met een lakei en overleed uiteindelijk in 1873 aan ‘vliegende tering’. Datzelfde jaar stierf zoon Johannes Willem op twaalfjarige leeftijd in de armen van zijn moeder aan roodvonk. Ze liet in Erbach een kerk bouwen waar hij begraven werd. Zijzelf pendelde op en neer tussen Voorburg, Kamenz en Reinhartshausen, maar verzwakte: ‘Ook mij vallen bij dag de ogen toe.’ In 1883 werd ze, op haar wens zonder koninklijk vertoon, in Erbach begraven, in een graf getooid met een levensgroot Christusbeeld, waarin eerder al haar minnaar Johannes van Rossum (zonder naamsvermelding) werd begraven. In het boek Prinses Marianne (1810-1883), een leven van liefde en kunst wordt zij een van de meest kleurrijke en interessantste prinsessen genoemd die de Oranjedynastie heeft voortgebracht, en: ‘Een intelligente, knappe, zelfbewuste, geëmancipeerde vrouw.’

Hollanders in Polen

Momenteel werken en wonen er veel Poolse mensen in Nederland en België. Ooit was het andersom en trokken Nederlanders naar Polen. In de 19de eeuw de eigenzinnige prinses Marianne, die er een kasteel naliet, in de 17de eeuw architect Tielman van Gameren, die er paleizen en kerken ontwierp en nog eerder waren het de mennonieten, die Noord-Polen ‘inpolderden’. Hier de eerste aflevering van een serie over deze drie.

Marianne in Voorburg

Vanwege haar band met Voorburg is daar een belangrijke doorgaande straat naar haar genoemd en in Museum Swaensteyn is een kamer gewijd aan prinses Marianne. Hier zijn haar reissecretaire te zien, enkele siervazen, een van haar piano’s en een geschilderd portret van Johannes van Rossum. In de Voorburgse Oude Kerk is nog het Bätzorgel te bewonderen dat zij schonk, villa Klein Rusthof bestaat nog, evenals de orangerie van Rusthof. Kees van der Leer, (mede)-auteur van boeken over haar: ‘Ze deed hier veel goed werk, zat niet stil, bezocht meisjesscholen, deed soepuitdelingen, schonk maandelijks geld aan hulpbehoevenden en financierde voor vijftig procent een nieuw gemeentehuis, dat nog bestaat.’ Dat haar leven nauw vervlochten was met Voorburg, blijkt als Van der Leer vertelt over haar tuinman, de Leeuw: ‘Zijn nazaat zit hier nog pal tegenover met een bloemenwinkel’.

Auteur Kees van der Leer organiseert lezingen over haar en rondleidingen langs plekken die herinneren aan Prinses Marianne in Voorburg. Meer info: www.swaensteyn.nl en www.keesvanderleer.nl.

Partner Content