Een oude en vrije natie aan de kust

Strijdbare Oost-Fries De droom van een verenigd Friesland moest graaf Edzard Cirksena (1462-1528) van Oost-Friesland opgeven. Maar zijn graafschap werd daarna wel een veilige haven voor mensen die om hun geloof moesten vluchten. © BEELDBRON: RIJKSMUSEUM AMSTERDAM (2), ULLSTEIN/HERITAGE IMAGES/FINE ART

‘Friesland is een provincie op het laagste eind van Germanië, gelegen op de oever of kust van de grote zee met een lang strand. Het begint aan de monding van de Rijn en eindigt in de Deense zee. Het volk dat er woont wordt door degenen die in Germanië wonen “Friezen” genoemd […] En het is een volk, sterk van leden en kracht, mooi van lichaam, wreed van gemoed en druk bezig in de velden met lansen en ijzeren geschut […] Het is een vrij volk dat door geen heer is bedwongen. Ze wagen hun lijf zodat ze vrij zullen blijven en sterven liever dan dat ze zouden worden bedwongen.’

Dit is een ingekort citaat uit de encyclopedie van Bartholomaeus Anglicus, een Engelse monnik, die omstreeks 1230 in Parijs werkte. Het is lang geleden, maar de Friezen zijn er nog steeds. Dat lijkt een overbodige mededeling. Maar er zijn nauwelijks moderne kaarten, waarop de Friezen zijn aangegeven als een volk, laat staan een staat Friesland. De naam Friesland bestaat vandaag nog als die van de provincie Fryslân en de regio West-Friesland als het noordelijke deel van de provincie Noord-Holland. Bovendien vinden we de naam ook nog in de Bondsrepubliek Duitsland: als aanduiding voor twee ‘Kreise’ (Noord-Friesland in Sleeswijk-Holstein en Friesland bij Wilhelmshaven) en de cultuurregio Oost-Friesland in het noordwesten van Duitsland.

Het smakschip dat de Friezen gebruikten was bijzonder geschikt voor de kustvaart, ondiep water.
Het smakschip dat de Friezen gebruikten was bijzonder geschikt voor de kustvaart, ondiep water.

Toch is er sprake van een heel langdurig bestaan van het geografische begrip Friesland, dat al uit de Prehistorie dateert. De Romeinen spreken weliswaar nog niet van een gebied Friesland of Frisia, maar ze vermelden wel de Friezen, het volk, waarnaar dat gebied is genoemd. In de Vroege Middeleeuwen bestond er een koninkrijk Friesland langs de Noordzeekust, van de Schelde tot aan de Elbe. Dus langs de hele Nederlandse kust en een belangrijk delen van de Duitse kust. De Franken hebben het Friese gebied in de loop van de 8ste eeuw veroverd. Noord-Friesland kwam uiteindelijk onder Deens gezag en is tegenwoordig Duits.

Rijk terpenland en handelsnatie

De Noordzee en het Wad zijn zonder twijfel belangrijke elementen in de Friese geschiedenis. Het Friese land, zoals het al zo lang bestaat, ligt laag. Over zijn hele lengte werd het door inhammen en geulen doorsneden. Langs slechts een deel, waar nu Holland ligt, lagen destijds ook al duinen. Vaak overstroomde het land, maar de mensen trokken niet weg. Ze leefden op zelf opgeworpen terpen of wierden, die hoog genoeg waren om daarop droog te kunnen leven. Er zijn duizenden van deze terpen geweest. Zeer veel zijn in de moderne tijd afgegraven, de aarde is vanwege zijn vruchtbaarheid gebruikt bij de ontginning van de arme veen- en zandgebieden die er ook waren. Resten van terpen zijn er nog altijd. Als de zee het land tussen de terpen overstroomde werd steeds een laag vruchtbare klei neergelegd. Dat maakte Friesland tot een rijk land.

Dijkenbouw, ter bescherming tegen de zee, spruit voort uit lijfsbehoud en samenwerking.
Dijkenbouw, ter bescherming tegen de zee, spruit voort uit lijfsbehoud en samenwerking.

Maar dat was niet alles. De eenvoudige toegang tot de zee maakte Friesland tot handelsnatie. Centrum van de Friese handel in de Karolingische tijd werd Dorestad aan de Rijn, buiten het hedendaagse Friesland gelegen. Dorestad lag niet ver van Utrecht. Deze stad was in de 7de en vroege 8ste eeuw een residentie van de Friese koningen. Verder noordwaarts bloeiden ook kleine handelssteden als Medemblik, Stavoren en Emden. Friese handelaren verschenen op tal van Europese markten, van York en Parijs tot ver in Duitsland en Scandinavië. Tot in Rusland zijn Friese munten gevonden.

De Friese handel was zo belangrijk, dat de Noordzee een tijdlang als Mare Frisicum (Friese Zee) bekend stond. Een Arabische reiziger, die in de tijd van Karel de Grote Rusland en Scandinavië bezocht en via de Noordzee terugkeerde, heeft verteld dat hij langs de hele kust een rijk had gezien waar ontelbare schapen waren en de vrouwen goud droegen. Er kan geen twijfel aan zijn, dat hij Friesland heeft bedoeld, dat toen deel van het Karolingische rijk was. Friesland was toen beroemd om de van wol gemaakte doeken.

Rijk, mysterieus, moeilijk te veroveren

Het grote Friesland is uiteindelijk in kleinere gebieden uiteengevallen. Dat gebeurde als gevolg van het ontstaan van nieuwe verbanden, zoals de Hanze en steeds machtiger vorstendommen in het binnenland, die maar al te graag iets van de rijkdom van Friesland mee wilden pikken. Bovendien waren er in het Friese gebied zelf machtige edelen, die vanwege het ontbreken van een centraal gezag als een koning of hertog, hun Friese identiteit achter zich lieten. Het bekendste voorbeeld is het graafschap Holland, dat oorspronkelijk West-Friesland heette, waar men een ‘Hollandse’ identiteit ontwikkelde. De graven van Holland beriepen zich echter nog tamelijk lang op hun afstamming van de Friese koningen van voorbije tijden.

De herinnering aan de grootheid van Friesland werkte nog lang na. In de Middeleeuwen kon men het er aan de Europese hoven niet over eens worden, hoe groot Friesland eigenlijk was. Friesland is in de chansons de geste in Catalonië, Frankrijk en Bourgondië vaak als mysterieus gezien, als rijk en moeilijk te veroveren. Een van de hertogen van Bourgondië bedelde nog in de 15de eeuw bij de Duitse keizer om de titel ‘Roi de Frise’, koning van Friesland. Dit Friesland strekte zich in de toenmalige voorstellingen uit vanaf de andere kant van de Rijn langs de Noordzeekust tot aan de Hanzesteden Hamburg en Lübeck. In werkelijkheid was dat natuurlijk niet zo, maar het was ook weer niet ver bezijden de waarheid. Er zijn oorkonden en documenten uit de 15de eeuw, die spreken van een verdrag van de zeven Friese zeelanden, die liggen van het graafschap Holland tot aan de Elbe.

De deels afgegraven terp van Hoogebeintum torent als een forse heuvel uit boven de in het gras aan de voet van de wierde spelende kinderen.
De deels afgegraven terp van Hoogebeintum torent als een forse heuvel uit boven de in het gras aan de voet van de wierde spelende kinderen.© BEELDBRON: AKG, MAURITIUS IMAGES/MANFRED HABEL, PRIVAT, UNIVERSITÄTSBIBLIOTHEK HEIDELBERG/CC BY-SA 3.0

De Noordzee betekende in Friesland dus bloei en welstand, maar kon ook gevaar in zich bergen. Noordzee is Moordzee, wordt gezegd, vanwege de stormen en overstromingen, die velen in de dood konden meesleuren. Desondanks was het een land, waar de mensen op de terpen veilig konden leven. Het was ook een land, waar men zich, vanwege de ontoegankelijkheid, veilig kon voelen voor kwaadwilligen van buiten, die zich in deze waterwereld minder zeker voelden, en die men bovendien, door het ontbreken van bossen, al van ver kon zien aankomen.

Een gouden hoepel

Dat veranderde, toen de bevolking zich uitbreidde en meer voedsel nodig was.

De bewoners van de terpen leefden eeuwenlang van veeteelt en visserij. Op de terpen waren er maar geringe mogelijkheden voor akkerbouw. Onder druk van de toenemende vraag naar voedsel begon men met de bouw van de dijken, waardoor het akkerpotentieel aanzienlijk toenam. Daarnaast werd een begin gemaakt met de ontginning van de hogere venen voor akkerbouw in het Friese binnenland.

De dijkenbouw was aanvankelijk nog plaatselijk, maar breidde zich snel uit. Omstreeks 1200 was alle Friese land door dijken omgeven. De Middeleeuwse Friese rechtstekst zegt: ‘Thet is ac londriucht, thet wi Frisa hagon ene seburch to stiftande and to sterande, enne geldende hop, ther umbe al Frislond lith’ (Dat is ook landrecht, dat wij Friezen een zeeburg moeten stichten en versterken, een gouden hoepel die om heel Friesland ligt).

Tegelijkertijd veroorzaakte de ontginning van de veengebieden verlaging van het maaiveld, omdat het water aan het veen werd onttrokken waardoor dit oxideerde en inklonk. Zo ontstonden eerst kleine meren, en als de zee eenmaal deze veengebieden overstroomde, konden in dit cultuurlandschap geulen doordringen, die in werkelijke zeebochten veranderden, zoals de Zuiderzee, Dollard en Jade. Het Noord-Friese Wad bijvoorbeeld, bestaat voor het grootste deel uit ten onder gegaan cultuurland. Ook grote delen van het Wad in de omgeving van het eiland Texel waren ooit cultuurland.

Dreiging van de zee dwingt tot samenwerken

De even verlokkende als bedreigende aanwezigheid van de zee heeft zijn sporen in de geestelijke ontwikkeling van de mensen nagelaten. Zo ontstond het beeld, dat de vruchtbare bodem en de contacten over zee tot rijkdom konden leiden. Maar sterk was ook het besef, hoe rijk en arm tegelijkertijd konden worden weggevaagd, als de vloed over het land kwam. Dit alles kon leiden tot een sterk individualisme, en een persoonlijke houding, die als nuchter valt te kenschetsen. Maar het was ook bevorderlijk voor het ontstaan van gemeenschappelijke oplossingen, zoals het reusachtige project van de dijkenbouw. De omstandigheden dwongen de mensen tot gemeenschappelijk handelen. Dat leidde tot communautaire bestuursvormen, dat betekent zichzelf besturende gemeenschappen en (kleine) landen. Zo ontstond in de 11de eeuw de Friese vrijheid, zoals vermeld in de uitspraak van Bartholomaeus Anglicus. In latere tijden leidde de aangeduide mentaliteit tot een versterkt gevoel voor utopieën in godsdienst en politiek, zoals te zien is aan de opbloei van de Wederdoperbeweging in de 16de en het radicale socialisme in de 19de en 20ste eeuw.

Het gebied van de Friezen tijdens de grootste uitbreiding, in de Vroege Middeleeuwen (Kaart Kerst Huisman).
Het gebied van de Friezen tijdens de grootste uitbreiding, in de Vroege Middeleeuwen (Kaart Kerst Huisman).

Friesland had misschien zijn onafhankelijkheid kunnen behouden en tot een moderne staat, mogelijk een confederatie naar Zwitsers model, kunnen uitgroeien. De Friese (zee)landen hadden daar zonder twijfel de potenties voor. Dat Friesland vandaag de dag niet als een moderne staat op de Europese kaart staat, is veroorzaakt door tweestrijd. Degene die het had kunnen bewerkstelligen, was Edzard Cirksena, graaf van Oost-Friesland (1462-1528). Hij streefde naar het verenigen van alle Friese landen. Maar hij had machtige tegenstanders: veertien Duitse vorsten, die hem aanvielen. Edzard handhaafde zich met grote moeite dank zij de massale steun van de boeren, maar zijn droom van een Friese staat moest hij opgeven. Hij was een van de eerste vorsten in Duitsland, die aanhanger van de hervormer Luther werd, en hij voerde in zijn graafschap de godsdienstvrijheid in. Zo werd het graafschap van de Cirksena’s, zoals zijn geslacht werd genoemd, tot een veilige haven voor velen die vanwege hun geloof werden vervolgd.

De herinneringen aan dit verleden zijn er nog steeds, maar de Friese onafhankelijkheid uit zich tegenwoordig hoofdzakelijk nog als cultureel.

MEER WETEN?

Michael Pye, Aan de rand van de wereld. Hoe de Noordzee ons vormde. Amsterdam, 2015

Partner Content